http://www.ad.nl/binnenland/article95340.ece’Ik had ze eruit kunnen halen’
Door AXEL VELDHUIJZEN en JEROEN DE VREEDE
ULRUM - Nouri Momand heeft zijn leven te danken aan een huilende Surinaamse bewaarster.
Nouri Momand zat in cel 8. Hij werd er net op tijd uitgelaten, maar snapt niet waarom de bewaarders aan de verkeerde kant begonnen. 'Bij cel 12 kon je al niet meer komen.' (FOTO - KAREL ZWANEVELD)Zij deed op 27 oktober de celdeur open van de 20-jarige Afghaan in het detentiecentrum in Schiphol-Oost. Tien meter verderop, aan het eind van de gang, greep het vuur al met knallen om zich heen. ,,Come out! Run! Run! gilde ze.’’
Het was volgens Momand kwart voor twaalf. Naar zijn overtuiging had de cellenbrand toen nog geen slachtoffers gemaakt.
„Er was een muur van vuur aan het eind van de gang van unit K. Ik zag de deur van cel 11 halfopen staan. Daar hadden ze de Libiër al weggehaald. Bij cel 12, daar tegenover, kon je niet meer komen. De vlammen waren al bij de deurkruk.’’
Zijn cel was de laatste aan zijn kant van de gang die nog geopend werd. De twee Turken in de volgende cel kwamen om het leven. Momand begrijpt nog steeds niet waarom de bewaarders de cellen die het dichtste bij de brand waren, pas als laatste openden. Die verkeerde volgorde kostte volgens hem levens.
De cel van de Algerijnen Boubakan Cherrak (35) en Djamel Cheloui (34) werd als allerlaatste geopend. Toen ze de veilige luchtplaats bereikten, werd de toegang tot cellenblok K afgesloten. De elf mensen die nog binnenzaten, zouden niet meer te redden zijn.
„Ik heb geschreeuwd dat ze terug moesten, of dat ze mij terug moesten laten gaan, want de mensen in de cellen 13 en 14 leefden nog. Ik heb zelf de luikjes geopend. De vrouwen in cel 14 drukten hun gezichten tegen het raampje en smeekten om open te doen. Ik maakte duidelijk dat ik geen sleutels had. Ook zag ik de twee Surinamers in cel 13 door het luikje. Ze leefden nog en ze stonden niet in brand,’’ zegt Cherrak.
Hij kan de avond bijna minuut voor minuut reconstrueren. „Er stond een televisiezender aan en die had een klok in beeld.’’ Om half twaalf hoorde hij twee vrouwenstemmen die het over ’vals alarm’ hadden. „De vrouwen spraken wat in hun portofoon en vertrokken weer.’’
Om 23.48 uur hoorden de Algerijnen de vrouwenstemmen weer, deze keer overstuur. ,,’Brand!, brand!’ schreeuwden ze en ’O, nee!’, riepen ze.’’ Door zijn oor tegen de stalen celdeur te drukken, begreep hij dat de problemen in de buurt van cel 11 moesten zijn.
Na enkele tergende minuten hoorden ze de vrouwenstemmen weer en deze keer ook het geluid van sleutels. Aan het begin van de gang gingen de deuren open. Uiteindelijk verlieten ze als laatsten machteloos het cellenblok. De bewaarders met de sleutels waren al gevlucht. Elf mensen kwamen om in de vlammen.
Cheloui trok na de brand voorlopig weer in bij zijn vrouw in Leeuwarden. Cherrak en Momand wonen met tientallen andere overlevenden in een asielzoekerscentrum in het Groningse Ulrum. Het is een modern houten complex in een godverlaten landschap. De dure supermarkt in het doodstille dorp is het enige vertier. De stemming in de woninkjes is explosief. De onzekerheid over de toekomst, de nauwelijks verwerkte ervaringen en de deprimerende omgeving knagen aan de jonge mannen. „Ik weet niet of ik nog wil leven,’’ zegt de magere Momand. ,,Sinds de brand ben ik mijzelf niet meer. Ik slaap niet meer. Soms raak ik zomaar in paniek.’’
Ook de Algerijnen hebben nog dagelijks last van de brand. Cheloui: „Ik wil niet eens in Nederland blijven of zo, maar ik wil mijzelf terug. Elke nacht zie ik die meisjes in hun cel. Elke nacht. En daar kunnen mijn dagelijkse porties citalopram, zytrexa, oxazepan en dyclophenac die ik krijg, niets aan doen. Het is genoeg om een kameel mee om te leggen.’’
Niettemin moet ook hij zich vandaag melden bij justitie, waarschijnlijk om net zoals acht andere overlevenden te horen dat hij over vier weken het land uit moet.
Cherrak is cynisch.
„Ik was geïntegreerd, deed een verplegersopleiding, moest gedwongen worden geëmigreerd en was nu ook bijna gecremeerd. Raar hè?’’ Heel treurig: ,,Die twee vrouwen. Ik kom daar niet uit. Ik had ze eruit kunnen halen, echt.’’