http://www.trouw.nl/achtergrond/deverdieping/article1886054.ece/Drie_jaar_na_de_brand_in_vleugel_K_.htmlDrie jaar na de brand in vleugel K
Chafik Chnachi, uit Marokko (cel 23).
* vorige afbeelding
* 1 / 4
* volgende afbeelding
Chafik Chnachi, uit Marokko (cel 23). © FOTO HERMAN ENGBERS
* reacties (1)
* print
* stuur artikel door
Dossier
* De Schipholbrand
Drie jaar na de desastreuze brand in het cellencomplex op Schiphol-Oost zocht verslaggever Bart Zuidervaart de overlevenden op. Zwaar getraumatiseerd werken ze, verspreid over heel Nederland, aan een toekomst. Waar de een slaagt, verzuipt de ander. Een verhaal over schuldgevoelens, nieuwe kansen en het verlangen naar thuis.
* Bekijk hier de interactieve kaart van het cellencomplex
Boubakeur Cherrak maakt een vermoeide, wat verwarde indruk. Tijdens de autorit naar Groningen is hij zichtbaar zenuwachtig. In die stad wacht een opname in een ontwenningskliniek. Hij wil niet.
Maar Cherrak heeft geen keuze, vindt hij zelf. Zijn gezicht is ingevallen, tanden laten los. Zittend op de achterbank vertelt hij over zijn overmatig gebruik van medicijnen en drank. „Met mijn pillen worden beren in slaap gebracht.” Op dinsdag 23 september, tien uur ’s ochtends, stapt de 37-jarige Algerijn toch de detoxificatiekliniek aan de Vondellaan binnen.
Boubakeur Cherrakkwam in 1994 als een gezonde, sterke jongeman naar Nederland. Dat jaar werd hij in Frankrijk verliefd op een Nederlands meisje en reisde haar achterna. Die relatie werd niets, maar hij verkoos in Nederland te blijven.
Cherrak hield het illegale leven elf jaar vol. Toen pakte de vreemdelingenpolitie hem op. Hij belandde uiteindelijk in cel 15 van Vleugel K, in het detentiecentrum op Schiphol-Oost. Cherrak zou spoedig worden teruggestuurd naar Algerije.
Van uitzetting is het nooit gekomen. Op 26 oktober 2005, enkele dagen voor zijn gedwongen vertrek, brak er brand uit in het cellencomplex. Elf opgesloten vreemdelingen vonden die nacht die dood. Cherrak overleefde ternauwernood. Hij mocht, als getraumatiseerd slachtoffer van de Schipholbrand, in Nederland blijven.
Cherrak begon in de stad Groningen hoopvol aan een legaal bestaan. Toch ging het mis. Cherrak kan de gebeurtenissen van die nacht niet loslaten. Hij lijdt aan slapeloosheid en angstaanvallen. Hij heeft visioenen over twee vrouwen, een Oekraïense en een Dominicaanse. Zij verbleven tijdens de brand in cel 14, Cherrak in 15. Hij werd als laatste uit zijn cel bevrijd. Cherrak belandde in een gang vol rook. Links waren de celdeuren geopend. Rechts niet. Hij opende het luikje van cel 14 en zag de vrouwen, met doodsangst in de ogen. Het vuur was onderweg. Cherrak: „Ze sprongen als katten in de lucht.” Dat beeld laat hem niet los. Die vrouwen stierven in hun cel.
In Groningen gaf de Algerijn zich over aan verkeerde verleidingen. Hij betaalde geen huur meer en werd zijn woning uitgezet. Cherrak zwierf enige tijd op straat en was onvindbaar. Terugkijkend zegt hij nu: „Alcohol is mijn grootste vijand. Er zijn perioden geweest dat ik veel drugs gebruikte. Maar de laatste tijd is het bier, bier, bier. Daarna wijn, en sterke drank.”
Begin vorige maand dook Cherrak onverwachts op in Amsterdam, op de stoep van de Senegalees Cheikh Sakho (48). Cherrak had dringend hulp nodig.
Dat de Algerijn bij Sakho aanklopte, is niet verwonderlijk. Sakho is een bijzondere, innemende man. Toen de brand uitbrak op Schiphol, zat de Senegalees er al twee maanden opgesloten. Iedereen noemde hem ’Papa’ Sakho. Niet alleen omdat hij vader is van zeven kinderen, Sakho suste ruzies en bewaarde de rust op de vleugel.
In Senegal was Sakho vooral een bekend schilder. Het werd tijd om geld te verdienen voor de familie. In 2000 verkocht Sakho het huis van zijn overleden vader en stapte met een aantal schilderijen onder de arm op het vliegtuig naar Schiphol. Zijn vrouw en kinderen liet hij achter. Hij zou spoedig terugkeren, met geld.
Hier was de beroemde kunstenaar een gewone illegaal. Van exposeren kwam het niet. Vijf jaar later bouwde hij kramen op het Amsterdamse Waterloopplein. Totdat de politie hem na een verkeersongeval oppakte.
’This is Radio Teranga!’, roept Sakho in de microfoon. Sinds enkele maanden maakt hij elke vrijdagavond het webradioprogramma M2M Radio (Migrant to Migrant), vanuit Het Blauwe Huis op de Amsterdamse wijk IJburg. Zo ook vandaag, 3 oktober. In de uitzending belt Sakho met Afrikanen die berichten over hun reis naar Europa. ’Teranga’ betekent ’welkom’ in zijn moedertaal, het Wolof. Later zegt hij: „Nederland is niet het paradijs waar ik over heb gedroomd. Heel Europa trouwens niet. Als Afrikanen mij om advies vragen, zeg ik: blijf daar. Weet waar je aan begint.”
Cherrak en Sakho zijn twee van de 39 mensen die, doordat zij de Schipholbrand overleefden, van toenmalig minister Verdonk (vreemdelingenzaken) een verblijfsvergunning kregen. Verdonk vond dat zij ’iets dermate exceptioneels hadden meegemaakt, dat ik deze als versterkende overweging van humanitaire aard in mijn afweging heb meegenomen’, schreef ze de Tweede Kamer. Dat was augustus 2006.
Een maand later volgde een vernietigend rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over de brand. Belangrijkste conclusie: er waren geen of minder slachtoffers gevallen als de overheid de brandveiligheid in het cellencomplex op orde zou hebben. De verantwoordelijke ministers Donner (Justitie) en Dekker (Vrom) traden af. De kwestie was, politiek gezien, afgedaan. De discussie verplaatste zich naar de brandveiligheid van andere overheidsgebouwen. De aandacht voor de overlevenden verslapte. Zij waaierden uit over het land en maakten een nieuwe start. Morgen is het exact drie jaar na de brand. Hoe vergaat het de overlevenden nu?
Een van de overlevenden is Ibrahim Benai (cel 2), een 41-jarige ambitieuze Algerijn. Hij heeft nog steeds geen werk en verveelt zich. Benai solliciteert wel, maar wordt nergens aangenomen. Bij de universiteitsbibliotheek wilde men liever ’een jonkie’. Daar baalt hij van. In 2007 rondde hij zijn inburgeringscursus met succes af. Benai probeert lachend wat spreekwoorden: „Je moet niet zeven sloten inlopen. Of in je sop doorkoken. Zoiets, toch?”
Vorig jaar december heeft Benai na bijna tien jaar zijn moeder weer gezien, in zijn geboortestad Ostaganem. Het was een emotioneel weerzien. Hij wil vaker terug, maar alleen voor zijn moeder. Benai herkende zijn stad niet meer. Een nieuwe generatie is er opgegroeid. Vroegere vrienden zijn vertrokken of overleden. Dan nog liever Groningen, vertelt Benai.
In Groningen woont ook de Libiër Murad Agury (26). Hij kreeg zijn verblijfsvergunning ruim een jaar later dan de anderen. Dat zit zo: Agury was na de brand psychisch in de war. Hij raakte betrokken bij enkele vechtpartijen. Daar doet hij zelf wat geheimzinnig over. „De mensen vertellen me nu dat ik gekke dingen deed”, zegt Agury.
Toen in augustus 2006 de vergunningen werden verstrekt, was zijn zaak nog onder de strafrechter. Pas in de loop van 2007 werd hij door het gerechtshof vrijgesproken. De vergunning volgde alsnog.
In zijn flat in Groningen vertelt de Libiër dat hij de dag en nacht heeft omgedraaid. In het donker kan hij niet slapen. Hij controleert deursloten en het gas doorlopend. Onlangs gooide Agury een sigarettenpeuk uit het raam. Zo is de gevangenisbrand waarschijnlijk ook ontstaan, bedacht hij zich. Hij heeft beneden gecontroleerd of deze wel gedoofd was. De peuk hield hem de hele nacht bezig.
„Ik vind geen rust”, zegt Murad Agury. „Dat probleem hoor ik ook van anderen. We kunnen lachen naar de mensen, maar als we alleen zijn, huilen we.”
Agury zit met een onopgelost vraagstuk in zijn hoofd. De Libiër zat tijdens de brand namelijk in cel 5. Redelijk ver van de brandhaard in cel 11. Agury werd op tijd bevrijd. Toch overleefde zijn celgenoot, de Oekraïner Taras Bilyk (30), de brand niet.
Wat er die nacht precies is gebeurd in cel 5, is onduidelijk. Een bewaarder opende de deur en bevrijdde Agury. Bilyk werd later die nacht dood gevonden op de grond, met de deur nog op een kier. Gek genoeg zijn de spullen in de cel intact. Bilyk had geen brandletsel. Heeft de bewaarder de man weer ingesloten? Is de deur dichtgeslagen en later door de brandweer geopend? Niemand weet het antwoord, ook de onderzoeksraad niet. Agury noemt dat ’zijn trauma’.
Wie met de overlevenden teruggaat naar die bewuste dag, woensdag 26 oktober 2005, merkt dat leven en dood dicht bij elkaar lagen. De mannen vertellen veel over de twee dode vrouwen. Over de gesprekken die ze voerden, de spelletjes die ze deden en over het noodlot dat hen trof.
De Oekraïense Oksana Nynych (29) werd aanvankelijk in cel 4 geplaatst. Ze was alleen in de tweepersoonscel. De Dominicaanse Maribel Martinez Rodriguez in cel 14 ook. Zij wilden, te midden van allemaal mannen op de vleugel, liever samen op cel. Dat mocht. Het werd cel 14.
’Papa Sakho’ zat tijdens de brand in de ’veilige’ cel 20, maar kort daarvoor nog in 13. Sakho kon niet opschieten met zijn celgenoot, de Surinamer Naiva Apensa (43). Hij ruilde van plek met een andere Surinamer, Robert Arah (34). De Surinamers stierven in cel 13 een kansloze dood. Sakho kan de schuldgevoelens moeilijk verdragen. Hij riep een jaar lang ’sorry’ en ’schuldig’. Toen ontmoette hij de moeder van Arah. Zij vergaf hem en dat luchtte op.
In cel 8 verbleef de Afghaan Momand Nouri. Zijn deur ging nog open, die van zijn Turkse buurmannen in 9 niet. Voordat Nouri door bewaarders werd afgevoerd, keek hij door het luikje van de cel van de Turken. Hun lichamen stonden in brand. Sindsdien heeft Nouri ’schuldige ogen’. De dood voltrok zich voor zijn ogen en hij kon er niets aan doen.
Momand Nouri (23) woont sinds twee jaar in Nijmegen. Om zijn zorgen te verduidelijken, zegt hij: „Er zijn dagen dat ik niet eet en weken dat ik geen geld heb.” Waar het blijft? „Huur, energie, telefoon, internet. Je weet wel.”