http://www.framemethod.net/schipoostnl.htmlBrand in het detentie- en uitzetcentrum Schiphol-Oost in de nacht van 26 op 27 oktober 2005.
Over deze brand werd door de Nederlandse Onderzoeksraad voor Veiligheid een uitgebreid onderzoek gedaan en het eindrapport en de bijlagen zijn beschikbaar op de website : Onderzoeksraad voor Veiligheid in de rubriek PUBLICATIES
http://www.onderzoeksraad.nl/De informatie die in dit artikel staat over het gebouw en de brand is overgenomen uit het rapport van de Onderzoeksraad. Dit rapport beschrijft niet alleen de feiten, maar trekt ook een aantal conclusies wat betreft de verantwoordelijkheid van de verschillende betrokken overheden.
Het is interessant om aan de hand van dit rapport een aantal FRAME berekeningen te maken om na te gaan of het gebruik van FRAME de betrokken overheden had kunnen helpen om hun taak beter uit te voeren en eventueel deze ramp te voorkomen.
Beschrijving van de ramp.
In de nacht van 26 op 27 oktober 2005 werd het cellencomplex te Schiphol-Oost kort voor middernacht door een grote brand getroffen. Elf celbewoners kwamen daarbij in hun cel om het leven door koolmonoxidevergiftiging. Doordat na de bevrijding van een van de celbewoners de celdeur open bleef staan en een grote hoeveelheid brandbaar materiaal in de cel aanwezig was, ontstond een grote hoeveelheid rook in de gang en kon de brand zich verder ontwikkelen.
http://www.framemethod.net/GIF_files/schiphol.GIF[/img]
De brand ontstond op 26 oktober 2005 kort voor middernacht op het bed van cel 11 van vleugel K. Het is vrijwel uitgesloten dat een technische oorzaak aan de brand ten grondslag ligt. Het is mogelijk dat een weggeworpen sigaret de brand veroorzaakt heeft.
http://www.framemethod.net/GIF_files/schiphol2.GIF[/img]
Brandproeven hebben aangetoond dat de initiële brandontwikkeling kan zijn verlopen langs een keten van brandstoffen (beddengoed, matrassen, wandbekleding), waarbij elke schakel voldoende energie leverde voor het doen ontbranden van de volgende. De twee matrassen speelden een essentiële rol bij het in brand geraken van de gehele cel.
Het openen en geopend blijven van de deur van cel 11 heeft de brandontwikkeling versneld. Rook en vuur konden zich buiten de cel verspreiden. Als de deur na het openen weer was gesloten, zou de brandontwikkeling zijn onderbroken.
De omvang die de brand in korte tijd kreeg, is mede verklaarbaar uit de grote hoeveelheid brandbaar materiaal in de cel, waaronder met name de wandbekleding.
De versnelde brandontwikkeling die optrad nadat de tweede matras van het stapelbed in brand was geraakt, ging gepaard met een plotselinge toename van de rookproductie. Deze versterkte rookontwikkeling, die kenmerkend is voor een brand in de flashover-fase, wordt primair veroorzaakt door een oplopend zuurstoftekort in de brandende ruimte; de aard van de brandende materialen is daarbij van minder betekenis.
Door de versnelde rookverspreiding in de gang, was het voor de reddend optredende bewaarders fysiek onmogelijk alle celbewoners uit hun cel te bevrijden. De Rook en Warmte Afvoer installatie, die zou moeten zorgen voor het afvoeren van rook en warmte, werkte tijdens de brand niet.
Vanuit de gang heeft de brand zich met name door de schilconstructie ruimtelijk kunnen uitbreiden. In de gang zelf bleef de brand, door de beperkte aanvoer van verse lucht, stationair, met uitzondering van de kopse gevel van vleugel K waar via de geopende nooddeur lucht binnenkwam.
http://www.framemethod.net/GIF_files/schiphol3.GIF[/img]
De organisatie van het cellencomplex Schiphol-Oost was onvoldoende voorbereid en ingericht op het optreden bij brand, waardoor de dienstdoende personeelsleden voor een vrijwel onmogelijke taak stonden. De locatiedirecteur heeft vooraf geen risico-inventarisatie gemaakt en onvoldoende doordacht hoe het personeel zou moeten optreden bij brand. De hoofddirectie van de DJI heeft hiervoor geen kader aangereikt en/of condities gecreëerd. Tevens heeft toezicht beperkt plaatsgevonden.
De brandweer arriveerde relatief laat bij de brand. De oorzaken hiervoor liggen zowel bij de brandweer als bij de directie van het cellencomplex. De automatische brandmeldinstallatie meldde de brand niet direct bij de brandweer, het cellencomplex was niet voorbereid op de aankomst van de brandweer en de brandweer was onvoldoende voorbereid op de situatie op het cellencomplex.
Er had onvoldoende afstemming plaatsgevonden tussen de brandweer en het cellencomplex waardoor niet is onderkend dat uitgaande van het Brandbeveiligingsconcept Cellen en Celgebouwen, de brandweer pas na 15 minuten na de melding ter plaatse gereed is voor de inzet en de bedrijfshulpverlening tot dat moment op zichzelf is aangewezen. Gelet op het late tijdstip van de feitelijke inzet van de brandweer en het stadium waarin de brand zich op dat moment bevond, was de kans klein dat de elf slachtoffers nog te redden waren.
http://www.framemethod.net/GIF_files/schiphol4.GIF[/img]
Verantwoordelijkheden.
Ten aanzien van de brandveiligheid van vleugel K van het cellencomplex Schiphol-Oost zijn de drie belangrijkste verantwoordelijke partijen: 1) de Dienst Justitiële Inrichtingen, 2) de Rijksgebouwendienst en 3) de gemeente Haarlemmermeer. De Raad beschouwt de DJI als de primair verantwoordelijke partij ten aanzien van de brandveiligheid.
o De Dienst Justitiële Inrichtingen draagt, conform wetgeving, de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de celbewoners en het personeel als gebruiker van het cellencomplex. De DJI is verantwoordelijk voor het opstellen van het Programma van Eisen voor het gebouw richting de Rijksgebouwendienst. De DJI is uiteindelijk de partij onder wiens verantwoordelijkheid personen worden opgesloten en kan direct invloed uitoefenen op de (brand)veiligheid en is daarmee primair verantwoordelijk.
o De Rijksgebouwendienst (RGD) draagt als opdrachtgever voor de bouw en later als eigenaar van het cellencomplex, de verantwoordelijkheid voor het realiseren van een cellencomplex dat brandveilig kan worden gebruikt.
o De gemeente Haarlemmermeer verleent de bouw- en gebruiksvergunning en draagt de verantwoordelijkheid voor toezicht en handhaving tijdens de bouw en het gebruik van het cellencomplex.
De hoofddirectie van de DJI draagt de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van celbewoners en personeel. In de dagelijkse praktijk is de locatiedirecteur van het cellencomplex, conform de wet, de verantwoordelijke voor veiligheid waaronder brandveiligheid, maar heeft deze taak onvoldoende ingevuld. Hij heeft vooraf te weinig aandacht geschonken aan de risico's die verbonden zijn aan het gebruik van het gebouw als cellencomplex. Ook was de organisatie niet ingericht op een calamiteit van deze omvang. Om de genoemde verantwoordelijkheid in te vullen, moet de hoofddirectie DJI een passend kader scheppen en mogelijkheden creëren. De hoofddirectie van de DJI heeft dit onvoldoende concreet gedaan en heeft in het Programma van Eisen voor de bouw onvoldoende rekening gehouden met de risico's ten aanzien van brandveiligheid.
De RGD heeft, vanuit zijn verantwoordelijkheid voor een brandveilig gebouw, zijn taak onvoldoende invulling gegeven, aangezien vleugel K niet aan het Bouwbesluit voldeed. Voorafgaand aan de bouw is onvoldoende aantoonbaar rekening gehouden met de risico's ten aan
zien van brandveiligheid en zijn deze niet aan de DJI kenbaar gemaakt bij oplevering van het gebouw.
De gemeente Haarlemmermeer heeft, vanuit haar verantwoordelijkheid voor vergunningverlening, toezicht en handhaving, haar taak onvoldoende ingevuld. Zij had de vergunningen niet mogen afgeven (de vergunningen zijn verleend op basis van beperkte informatie en een bouwplan dat strijdig was met de bouwwetgeving) en het toezicht had te weinig diepgang.
FRAME -berekeningen.
Uit het rapport blijkt dat het gebouw niet voldeed aan de wetgeving (Bouwbesluit) en dat onvoldoende was aangetoond dat de voorgestelde alternatieven een gelijkwaardig nievau van veiligheid waarborgden.
Een van de mogelijke toepassingen van FRAME is juist het aantonen van een (globale) gelijkwaardigheid. Dit kan men best door eerst een berekening te maken voor een vergelijkbaar gebouw dat wel aan de regelgeving voldoet , waaruit men het door de wetgever gewenste niveau van veiligheid kan halen, en dan een tweede berekening met het voorgestelde alternatief.
Als de R-waarden in het tweede geval lager zijn dan in het eerste , kan men spreken van gelijkwaardigheid.
Het gewenste niveau van veiligheid.
Het is van belang te beseffen dat de wetgever bij het opstellen van de regelgeving impliciet uitgaat van de meest voorkomende situatie, maar dat die voorkennis in de meeste gevallen niet in de wetgeving staat vermeld. Voor een cellencomplex betekent dit dat men is uitgegaan van de gebruikelijke (steen)bouwmethode met een nagenoeg onbestaande immobiele vuurbelasting en een lage mobiele vuurbelasting (de inventaris) van 5-20 kg vurenhout per m2 of 70 à 280 MJ/m². Daar worden dan een aantal voorwaarden (compartimengrootte, loopafstanden, enz) aan gekoppeld die samen het gewenste niveau van veiligheid beogen.
In het Bouwbesluit stelt men lagere eisen aan tijdelijke gebouwen dan aan permanente. Dit is te verantwoorden door het feit dat men eigenlijk de kans op een ernstige brand door het falen van de voorzieningen voldoende klein wil houden voor de hele "levenscyclus" van het gebouw. Neemt men voor een tijdelijk gebouw een levensduur aan van 10 jaar en voor een permanent een levensduur van 50 jaar, dan is de kans op optreden van een brand tijdens de sowieso al 5 keer lager tijdens die cyclus. Men kan dus bouwelementen gebruiken die meer kans hebben op falen, in tijdelijke gebouwen en toch hetzelfde veiligheidsniveau halen van permanente gebouwen.