www.rechtspraak.nl
uitspraken snel zoeken
LJ-nummer AP8633
Datum uitspraak: 07-07-2004
Datum publicatie: 08-07-2004
Rechtsgebied: Straf
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: vervolg van tussenvonnis AO 8788 van 3 mei 2004. de persfotograaf die tegen het bevel van de politie in achter de afzetting zijn werk gaat doen, wordt veroordeeld tot een boete van 190 euro.
Uitspraak
RECHTBANK ALMELO
STRAFVONNIS
(schriftelijk, verkort vonnis PR)
Parketnummer: 08/010817-03
Uitspraak 7 juli 2004
De politierechter in de Rechtbank te Almelo, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [datum] 1951,
wonende te [adres en woonplaats].
Terechtstaand terzake dat:
hij op of omstreeks 13 november 2003 te Enschede,
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 2.1.1.1 lid 2 APV Enschede en/of artikel 2 Politiewet, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door hoofdagent R.J.M. Lammers en/of M. Schoemaker en/of S.M. Brouwer, die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem (meerdere malen) had bevolen, althans van hem had gevorderd zich niet in de richting van de brand en/of binnen de afzetting te begeven, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering;
De politierechter heeft kennisgenomen van het dossier.
Ter terechtzitting van 22 april 2004 heeft de politierechter de zaak onderzocht. Op 3 mei 2004 is bij schriftelijk vonnis, het onderzoek in de zaak heropend. Op 24 juni 2004 heeft het onderzoek verder plaatsgevonden.
De inhoud van het door de politie opgestelde dossier en het verhandelde zitting van de politierechter op 22 april 2004 is ter terechtzitting op 24 juni 2004 aan de verdachte voorgehouden.
Op 24 juni 2004 zijn voorts een drietal getuigen gehoord, zoals gelast in het tussenvonnis van 3 mei 2003. De getuige Lammers heeft daarbij een kopie van een tekening overgelegd die door verdachte is gemaakt en als bijlage dient bij een op 20 april 2004 gedateerde klacht van verdachte aan de korpsbeheerder van de regiopolitie Twente.
De officier heeft (opnieuw) gerekwireerd en wel tot oplegging van een geldstraf, te weten een boete van ? 190.
De verdachte en de raadsman hebben het woord gevoerd ter verdediging.
Op grond van het dossier, de evenbedoelde tekening, de verklaringen van de verdachte en de verklaringen van de getuigen komt de politierechter tot de volgende feitelijke vaststellingen.
De Ouverturestraat is een straat die met een bocht verloopt. Een zijstraat daarvan is de Operastraat. Ook die loopt in een bocht, zodanig dat deze straat elders opnieuw haaks op de Ouverturestraat uitkomt. Langs beide straten staan huizen. In het tussen beide straten gelegen gebied bevindt zich een plein, de Etudestraat genaamd, dat via een smalle weg, die ook Etudestraat heet, toegang/uitgang geeft tot de Ouverturestraat. Dat plein is verder vanaf de Ouverturestraat en Operastraat voor voetgangers te bereiken door middel van paadjes tussen de huizen door. Ook rond dat plein staan woningen.
Op een hoek van de Etudestraat en de Ouverturestraat bevindt zich een klein wooncomplex voor ouderen met ??n of meer verdiepingen. De ingang daarvan bevindt zich aan de pleinzijde van de Etudestraat. Op 13 november 2003 was een brandmelding ter ore van de politie en verdachte gekomen. Beiden spoedden zich ter plaatse. Op een van de kruisingen van de Operastraat met de Ouverturestraat had verbalisant Lammers zijn politieauto neergezet om verkeer te beletten de Ouverturestraat verder richting Etudestraat in te rijden, om aldus te voorkomen dat verkeer tot hinder zou zijn voor de nog te arriveren auto?s van de brandweer. Verdachte, die daar bij de auto van Lammers met zijn, verdachtes, auto aankwam, kreeg van verbalisant Lammers te horen dat hij er zeker niet met zijn auto doormocht, ondanks diens uitgesproken wens daartoe en ondanks het tonen van de perskaart.
Verdachte heeft daar zijn auto geparkeerd en is te voet voorbij de auto van Lammers gelopen.
Lammers heeft ook zijn autoafzetting verlaten en is lopend naar de smalle entree van de Etudestraat gegaan. Daar is hij de smalle entree tot de Etudestraat gaan afsluiten, onder meer met een lint, om de toestromende belangstellende buurtbewoners vanaf de Ouverturestraat de toegang tot de Etudestraat te beletten. Op dat moment kwam rook uit het wooncomplex. Er was nog weinig politie en weinig andere hulpverlening ter plekke. Niet duidelijk was voor hem hoe gevaarlijk het was om de smalle doorgang naar het plein van de Etudestraat te betreden, terwijl die doorgang vrij moest blijven voor hulpverleners, die daar immers met hun voertuigen langs zouden moeten, en voor het eventuele afvoeren van gewonde evacuees.
Bij die afzetting treffen Lammers en verdachte elkaar weer. Daar wil verdachte langs de afzetting, hetgeen hij duidelijk maakt aan Lammers door te stellen dat hij van de Pers is en er langs moet. Lammers had op dat moment zijn handen vol aan het met weinig collega?s beveiligen van de situatie ter plekke tegen hinderlijke belangstellenden. De omvang van het gevaar voor bewoners, omwonenden en eventueel langs lopende personen was bepaald nog niet duidelijk en zeker niet uitgesloten kon worden dat de situatie ernstig en complex was. Lammers heeft geen andere instructie dan niemand door te laten, terwijl dat voor hem op dat moment ook de enige zinvolle houding was. Hij weigert daarom aan verdachte doorgang voorbij het lint. Verdachte komt kort daarop bij dat lint in aanraking met de verbalisanten Schoemaker en Brouwer die beiden, naar zij aangeven zonder instructie, zelf de situatie hebben beoordeeld en de opvatting hebben dat het vanuit de veiligheid van betrokkene gezien en ten behoeve van de werkzaamheden van de hulpverleners in het smalle straatje onverantwoord was om aldaar aan verdachte toegang te verlenen. Zij vertellen hem dat hij er niet langs mag. Afspraken maken over wanneer en hoe wellicht op een later tijdstip de toegang speciaal voor verdachte vorm gegeven kan worden is op dat moment niet mogelijk, zo blijkt onder meer uit de verklaringen van deze verbalisanten ter zitting, omdat verdachte uitsluitend in eisende en verwijtende zin het woord voerde tegen deze verbalisanten, hun geen ruimte liet voor tekst en uitleg, laat staan voor overleg.
Verdachte is er vervolgens via een van de eerder genoemde paadjes in geslaagd het plein van de Etudestraat te bereiken. Daar was over het pleintje ook een lint gespannen om bewoners te beletten te dicht bij het wooncomplex te komen. Verdachte is onder dit lint door gegaan om alsnog zijn werk te doen op het afgesloten gedeelte van het plein en de smalle in/uitgang van de Etudestraat, welk werk bestaat uit persfoto?s maken. Hij wordt daar, waar hij niet mag zijn, op een bepaald moment gesignaleerd door verbalisanten Schoemaker en Brouwer, hetgeen hij waarneemt en waarop hij besluit terug achter het lint te gaan. Niet veel later wordt verdachte opnieuw in de afgezette zone aangetroffen: hij loopt dan vanuit de richting van het pleintje naar de Ouverturestraat, derhalve over de smalle doorgang.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij zich telkens bewust was van het ontzegd zijn van de toegang maar dat hij nu eenmaal zijn werk wilde doen, behalve direct voor zijn aanhouding. Ter (laatste) zitting heeft verdachte aangegeven dat het namelijk zo was dat hij op een gegeven moment klaar was met zijn werk, op het pleintje keurig achter de afzetting was gaan staan en op een gegeven moment besloot naar huis te gaan en dat zonder er bij na te denken deed door de snelste weg te bewandelen, namelijk door onder het lint door te gaan om via de smalle doorgang naar de Ouverturestraat te gaan lopen. Verdachte geeft aan dat hij er op dat moment niet aan had gedacht dat hij in overtreding was terwijl daar helemaal geen door hem gevoelde noodzaak meer toe was, omdat zijn werk erop zat en hij even goed via het eerder benutte paadje het plein had kunnen verlaten.
Ter verdediging van zijn handelen heeft verdachte zich op de Persvrijheid beroepen, zoals beschermd in meerdere verdragen. Hij is fotojournalist en in die hoedanigheid heeft hij naar zijn zeggen het recht om zijn werk te doen, ook op plaatsen die niet voor iedereen toegankelijk zijn. Zijn perskaart behoort als voldoende legitimatie daartoe te dienen en die heeft in het verleden inderdaad doorgaans ervoor gezorgd dat hij zonder problemen toegang kreeg van de politie waar zij die aan anderen verbood. Volgens zijn raadsman behoort verdachte daarom te worden ontslagen van rechtsvervolging.