Als de afbeelding niet in opdracht van of ten behoeve van de afgebeelde persoon is gemaakt, is het portretrecht beperkt. De afgebeelde persoon kan zich dan alleen maar verzetten tegen publicatie (openbaarmaking), voor zover die persoon een redelijk belang heeft om zich daartegen te verzetten. Er is geen grond om het maken van de foto zelf te verbieden. In de woorden van de Auteurswet 1912:
Is een portret vervaardigd zonder daartoe strekkende opdracht, den maker door of vanwege den geportretteerde, of te diens behoeve, gegeven, dan is openbaarmaking daarvan door dengene, wien het auteursrecht daarop toekomt, niet geoorloofd, voor zoover een redelijk belang van den geportretteerde of, na zijn overlijden, van een zijner nabestaanden zich tegen de openbaarmaking verzet.
Als de afgebeelde persoon de publicatie van het portret wil verbieden, zal de rechter een belangenafweging maken. (Artikel 21). De rechter zal daarbij zo nodig ook rekening houden met de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid.
De volgende omstandigheden kunnen een redelijk belang vormen voor iemand om zich tegen publicatie te verzetten:
* privacy-overwegingen. Een dader of slachtoffer van een misdrijf die niet in een krant of encyclopedie wil worden afgebeeld kan zich hierop beroepen. Een politicus, bekend zakenman, topsporter of ander algemeen bekend persoon, kan zich hier niet zo gemakkelijk op beroepen.
* Commerciële belangen – een bekende sporter of popster kan zijn foto willen gebruiken om geld te verdienen door middel van merchandising.
* De afgebeelde persoon wordt in de afbeelding voor schut gezet of belachelijk gemaakt. Bepalend is daarbij niet de bedoeling van de maker, maar of het zo opgevat kan worden; of iemand zich door de foto in zijn eer aangetast kan voelen.
* De wijze van afbeelden is schadelijk voor het imago van de persoon.
* De afbeelding wordt gebruikt om reclame of propaganda te maken voor iets waar de afgebeelde persoon niet achter staat.
De wet bevat een uitzondering voor opsporingsberichten en dergelijke van justitie, ten behoeve van de openbare veiligheid of het opsporen van strafbare feiten. (artikel 22).
Bron: Wikipedia