Nou dames en heren, daar istie weer!
I.1. Algemene eisen en wensen
1 Het Pistool mag alleen voorzien zijn van de volgende Bedieningsonderdelen: een Trekker, een Houderpal, een Sledevangpal en een voorziening waarmee het Pistool in Hoofdonderdelen van het Pistool uiteen genomen kan worden.
2 Het Pistool is niet voorzien van een Greepveiligheid , Veiligheidspal of Ontspanhefboom.
3 Het Pistool moet een Patroon kunnen afvuren als de Patroonhouder is uitgenomen.
4 Het Pistool mag niet voorzien zijn van een Veiligheidsslot of een dergelijke voorziening.
5 Het Pistool moet, zonder gebruik van hulpmiddelen, in Hoofdonderdelen van het Pistool uiteen te nemen zijn en in elkaar te zetten zijn.
6 De afmetingen van het Pistool (zonder Patroonhouder) zijn maximaal: totale lengte 195 mm - totale hoogte 140 mm - totale breedte 36 mm.
7 Het gewicht van het Pistool is maximaal 820 gram, inclusief een lege Patroonhouder.
8 Het verwisselen van de Hoofdonderdelen van het Pistool tussen Pistolen onderling mag geen consequenties hebben voor de betrouwbare werking of bediening van het Pistool.
9 Het Pistool moet bij temperaturen tussen –20° C en + 50° C blijven functioneren zonder consequenties voor de betrouwbare werking of bediening van het Pistool.
10 Het Pistool moet ongevoelig zijn voor de inwerking door klimatologische omstandigheden en daarbij ook duurzaam en corrosiebestendig zijn.
11 Het Pistool moet aan de onderzijde van de Kast zijn voorzien van een bevestigingspunt voor een draagkoord.
12 De Loop en de Slede van het Pistool moeten zijn voorzien van een proefbankteken van een bij het C.I.P. of S.A.A.M.I. aangesloten land.
13 Het Pistool moet munitie, als bedoeld in eis I.2.2 met voldoende snelheid kunnen verschieten om aan de eisen t.a.v. energieafgifte te kunnen voldoen die inhouden dat de berekende energie met behulp van de gemiddelde snelheid van de serie circa 500 Joule is en waarbij geldt dat de individuele energie per serie van 10 schoten één maal lager mag zijn dan 480 Joule.
14 Wanneer met het Pistool een schot wordt afgegeven terwijl er al een projectiel in de Loop aanwezig is, mogen van het Pistool geen stukken / brokken / onderdelen loskomen of afbreken.
19 Het is voor de gebruiker niet mogelijk om bij montage van het Pistool Hoofdonderdelen van het Pistool op een verkeerde wijze terug te plaatsen.
20 De Slede moet zijn voorzien van een slipvrij gedeelte om o.a. het laden en ontladen mogelijk te maken.
21 De kracht die nodig is om de Slede volledig naar achteren te trekken met een volledig gevulde Patroonhouder in het Pistool, is maximaal 100 Newton.
I.2. Kaliber
1 Het Pistool moet geschikt zijn voor het verschieten van Patronen van het kaliber 9 mm x 19.
2 Het Pistool moet de huidige politiemunitie, zijnde de Action NP patroon van RUAG, kunnen verschieten.
I.3. Afvuurmechanisme
1 De lengte van de Trekkerweg moet liggen tussen 10 – 15 mm.
2 De Trekkerdruk is bij elk schot gelijk.
3 De Trekkerdruk is minstens 30 Newton en maximaal 42 Newton, ook nadat 10.000 schoten zijn afgevuurd.
4 De slagpin indent in de Koperstuikcilinder van de Meetpatroon in het Pistool is minimaal 0,30 mm. Als waarde geldt het gemiddelde uit drie metingen.
5 Indien een Hamer aanwezig is mag deze niet zijn voorzien van een Duimspanner.
6 De breedte van het gedeelte van de Trekker waartegen de vinger rust bij het schieten, is minimaal 6,0 mm.
7 De minimale lengte van de Reset is 4,0 mm.
8 In het geval het noodzakelijk is om het Pistool voor het uiteen nemen in Hoofdonderdelen van het Pistool te moeten ontspannen, mag dit niet geschieden door middel van het bedienen van de Trekker of door middel van een hulpmiddel.
I.4. Rechts- of Linkshandig
1 Het Pistool moet, bij alle handelingen behalve ontladen, laden, monteren en demonteren, met alleen de Wapenhand te bedienen zijn door zowel links- als rechtshandige schutters.
2 De Houderpal moet tweezijdig bedienbaar uitgevoerd zijn of omgewisseld kunnen worden om links- of rechtshandig bedienbaar te zijn.
3 De Sledevangpal moet tweezijdig bedienbaar uitgevoerd zijn.
4 De Sledevangpal moet met de duim van de Wapenhand bediend kunnen worden.
I.5. Kleine- of Grote handen
1 Er zijn tenminste drie verschillende maten van de Greep beschikbaar bijvoorbeeld door middel van opvulstukken, Greep- of Kastwisseling.
I.6. Slijtage
1 Het slijtageverloop mag niet zodanig zijn dat er tijdens de duurproef van 10.000 schoten met de munitie, die aan de specificaties genoemd onder eis I.2.2 voldoet, Hoofdonderdelen van het Pistool vervangen moeten worden.
2 Het Pistool moet ten minste 10.000 schoten kunnen verschieten met de munitie die aan de specificaties genoemd onder eis I. 2.2 voldoet met een storingspercentage van maximaal 20/10.000, waarbij geldt dat in het bereik van 0 -10.000 schoten maximaal vijf kleine onderdelen – niet zijnde de Hoofdonderdelen – mogen worden vervangen omdat deze breuken of scheuren vertonen of anderszins niet meer functioneren.
3 Het oppervlak van de Hoofdonderdelen van het Pistool moet zwart gematteerd zijn.
5 Het oppervlak van de Hoofdonderdelen van het Pistool mag niet door middel van brunering behandeld zijn.
6 Het oppervlak van de Hoofdonderdelen van het Pistool mag niet gelakt of geverfd zijn.
I.7. Veiligheid
1 Het Pistool mag geen Patroon afvuren zonder dat de Trekker wordt bediend.
2 Er moet in het Pistool een mechanische slagpinblokkering zijn aangebracht die alleen door het bedienen van de Trekker wordt opgeheven.
3 Een val van het Pistool van 2 meter hoogte of minder, ongeacht de hoek, mag geen consequenties hebben voor de betrouwbare werking of bediening van het Pistool.
I.8. Richtmiddelen
1 Op het Pistool zijn Tritiumhoudende (groenkleurig) Richtmiddelen aangebracht die onder alle licht omstandigheden goed zichtbaar zijn.
3 De Richtmiddelen moeten blokvormig zijn uitgevoerd.
5 Tenminste één van de Richtmiddelen moet verstelbaar zijn.
6 Het effect van het maximaal verstellen of vervangen van de Richtmiddelen op het schotbeeld moet op een schootsafstand van 25 meter verticaal tenminste plus of min 20 centimeter en horizontaal ten minste plus of min 25 cm zijn.
7 De Keep en de Korrel mogen niet meer dan 0,5 mm zijdelings buiten de hartlijn van het Pistool liggen.
8 In geval van een verwisselbare Keep en/ of Korrel moeten deze oplopend genummerd zijn en de nummering moet in dat geval aan de buitenzijde zichtbaar zijn.
9 Er moet een universele Bevestigingsrail naar Militaire Standaard 1913, aan de vooronderzijde van de Kast zijn aangebracht.
I.9. Patroonhouder
1 De Patroonhouder moet tenminste 15 en maximaal 17 Patronen kunnen bevatten
2 Aan de buitenkant van de Patroonhouder moet elke in de Patroonhouder aanwezige Patroon zichtbaar zijn.
3 Het aantal in de Patroonhouder aanwezige Patronen moet op de Patroonhouder door middel van een cijferaanduiding vanaf ten minste de vierde Patroon afleesbaar zijn.
4 De Aanbrenger moet in de kleur rood uitgevoerd zijn vrijwel overeenkomend met RAL 3026.
6 De Patroonhouder moet na invoering in het Pistool worden gefixeerd.
7 De Patroonhouder moet na bediening van de Houderpal altijd, dus ook in lege toestand, volledig uit het Pistool vallen.
I.11. Elektronisch registratiemiddel
1 De RFiD-chip moet zijn aangebracht in een deel van het Pistool, het Instructiepistool, het Pistool voor trainingsmunitie, het Oefenpistool en het Opengewerkte Pistool dat is voorzien van een serienummer.
2 De RFiD-chip mag vanaf de buitenzijde van het Pistool niet zichtbaar zijn bij het Pistool, het Instructiepistool, het Pistool voor trainingsmunitie, het Oefenpistool en het Opengewerkte c.q. Transparante Pistool.
3 Op de buitenzijde van het Pistool moet een markering zijn aangebracht ter hoogte van de locatie van de RFiD-chip op het Pistool, het Instructiepistool, het Pistool voor trainingsmunitie, het Oefenpistool en het Opengewerkte c.q. Transparante Pistool.
I.12. Loop
1 De inwendige loopafmetingen moeten voldoen aan de maatgeving van het C.I.P.