Het aardige is juist dat de leidraad oefenen voldoende ruimte biedt om een goede invulling op maat te maken. Kijk maar eens in de handleiding bij de uitleg rondom ´de weegschaal´ waarmee je op basis van goede evaluaties de benodigde oefenuren per onderwerp/thema kan bijstellen.
De uren per oefenkaart die in de handleiding bij de leidraad zijn opgenomen, zijn 'slechts' een indicatie om bijvoorbeeld een totaalberekening voor een oefenprogramma te maken. Ga hier vooral niet te veel mee rekenen met specifieke oefeningen (zo van "er staat dat we 0,5 uur dat onderwerp moeten doen....").
Daarnaast hoort bij het toepassen van de leidraad een goede evaluatie van een oefenperiode. Daarbij kan je de conclusie trekken om bepaalde onderdelen in een volgende periode minder vaak terug te laten komen en andere onderdelen juist vaker te behandelen.
Uiteindelijk is het juist de bedoeling om met een oefenprogramma de kwaliteit te verhogen. Dus is evalueren (niet alleen per oefening maar ook over een periode of thema) noodzakelijk.
Tijdens de cursus oefenleider gebruik ik altijd het volgende voorbeeld om de "onzin" discussie over de absolute oefenuren in het juiste perspectief te plaatsen.
Stel :
We gaan een oefenen met een paar oefenkaarten praktijk adembescherming (diverse zoekopdrachten in een gebouw). We hebben een groep van 12 deelnemers en kunnen 2 koppels van 2 brandwachten tegelijk een opdracht laten uitvoeren. In de praktijk lukt het dan om tijdens een oefenavond van 2 uur ieder koppel 2 keer een opdracht te laten uitvoeren van 15 tot 20 minuten.
Welke oefentijd mogen we nu registreren per deelnemer? In veel gevallen wordt er 2 uur praktijk adembescherming geschreven (eventueel verdeeld over 2 of 3 oefenkaarten uit de leidraad). Maar eigenlijk hebben de deelnemers maar 2 keer 20 minuten geoefend...... Laten we ons daarom vooral niet 'rijk' rekenen met oefentijden, maar vooral kijken naar de oefendoelen die we willen bereiken tijdens een oefening.
Mijn stelling is daarom dat de kwaliteit van de oefeningen (incl. goede voorbereiding, briefing en evaluatie) veel belangrijker is dan de kwantiteit (aantal oefenavonden).
Er zijn korpsen waar het aantal oefenavonden de afgelopen jaren flink is uitgebreid zonder dat bijvoorbeeld het budget (voor autowrakken, oefenmaterialen, ondersteuning voorbereiding, oefencentra etc.) is meegegroeid. Vervolgens staan de korpsleden een gedeelte van de oefenavond 'niets' te doen.... terwijl er wel aan de 'verplichte' oefenuren van de leidraad wordt voldaan. Dit noemen we schijnveiligheid!
Even terug naar het voorbeeld van de oefening adembescherming. Het is mogelijk om de deelnemers, tussen de 2 opdrachten ademlucht lopen in, ook nog een aantal andere basisvaardigheden te laten oefenen. Hierbij kan je denken aan stands met voertuigkennis, gebruik handladder, meetapparatuur etc. etc.
groeten,
René de Caluwé
Heerhugowaard