Oorlogsverklaring van het VNG???
http://www.vng.nl/Documenten/vngdocumenten/Ledenbrief_MARZ-CvA-U200601902.pdfAan de leden
informatiecentrum tel.
(070) 373 8021
uw kenmerk
bijlage(n)
1
Onderwerp
Arbeidstijden bij de brandweer
ons kenmerk
MARZ/CvA/U200601902
Lbr.06/178, CvA/LOGA 06/40
Datum
11 december 2006
Geachte College,
Het College voor Arbeidszaken heeft gemeenten bij ledenbrief van 13 maart 2006 uitvoerig
geïnformeerd over de wijzigingen in het Arbeidstijdenbesluit (ATB), ingaande 1 juni 2006, en de
gevolgen daarvan voor de brandweer. In deze ledenbrief wordt u op de hoogte gesteld van een aantal
recente ontwikkelingen.
1. De maatwerkregeling is de enige mogelijkheid om bestaande dienstroosters te continueren.
Het College voor Arbeidszaken heeft gemeenten de toepassing van de zogeheten maatwerkregeling
(opt out) aanbevolen, omdat het hierdoor mogelijk is om binnen de nieuwe wettelijke kaders de
bestaande roosters bij de brandweer te continueren. Een voorbeeld van een maatwerkregeling is bij de
ledenbrief van 13 maart jl. (Marz/CvA/U200600297 lbr. 06/37, CvA/LOGA 06/13) gevoegd. Zeer
onlangs hebben de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, in een brief gericht aan de burgemeester van Amsterdam, gewezen op deze
maatwerkregeling als enige geoorloofde mogelijkheid om de bestaande roosters bij de brandweer te
continueren. Een afschrift van deze brief treft u als bijlage aan.
Uit de praktijk is gebleken dat toepassing van de maatwerkregeling binnen gemeenten niet goed van
de grond komt. Hoewel de maatwerkregeling een individuele keuze van medewerkers is, is in veel
gemeenten discussie ontstaan met het GO of de OR over, onder meer, de inkomensgevolgen voor de
medewerker die niet instemt met de maatwerkregeling. De centrale vraag hierbij was of het
terugbrengen van de arbeidsduur naar gemiddeld 48 uur per week (het gevolg van het niet instemmen
met de maatwerkregeling) mag leiden tot een evenredige vermindering van de bezoldiging.
Het College voor Arbeidszaken stelt zich op het standpunt dat indien de medewerker niet instemt met
de maatwerkregeling, hij ervoor kiest om minder te werken, op grond waarvan de bezoldiging
evenredig verminderd dient te worden. In de Europese richtlijn 2003/88/EC, betreffende een aantal
aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, is bepaald dat de werknemer die niet instemt met de
maatwerkregeling hiervan geen nadeel mag ondervinden. Naar de mening van het College voor
Arbeidszaken is bij aanpassing van de bezoldiging geen sprake van zo’n nadeel. De beslissing om niet
in te stemmen met de maatwerkregeling is een keuze om minder te werken. Het is een algemeen
geldend principe dat wie ervoor kiest om minder werken genoegen moet nemen met een evenredige
vermindering van de beloning.
Het College voor Arbeidszaken ziet zich in deze opvatting gesteund door de ministers van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In een brief van 4
december 2006 gericht aan de burgemeester van Amsterdam over dit onderwerp wordt het volgende
aangegeven: “Een (andere) voorwaarde is dat de werknemer geen nadeel mag ondervinden als hij niet
bereid is tot het tekenen van de opt out verklaring. Dit houdt in dat een werknemer die niet voor een
opt out kiest op generlei wijze rechtspositioneel achtergesteld mag worden ten opzichte van collega’s
die wel met een langere werkweek instemmen. Er mag dus geen onderscheid gemaakt worden in
promotiekansen, (bij) scholings- en trainingsfaciliteiten of andere rechtspositionele onderwerpen.
Evenmin is een onderscheid tussen werknemers mèt en zònder opt out toegestaan als het gaat om de
ontslagkeuze. En het weigeren van een opt out kan geen reden zijn voor ontslag. Dat een werknemer
die geen opt out wil geen nadeel mag ondervinden betekent evenwel niet dat er in het geheel geen
onderscheid mogelijk zal zijn. Zo zal iemand die heeft ingestemd met de opt out vaker kunnen worden
ingeroosterd dan een werknemer zonder opt out en is er ook een verschil in beloning mogelijk naar
rato van het aantal uren dat meer of minder gewerkt wordt.”
1.1 Aanbeveling College voor Arbeidszaken
Door de discussie over de financiële gevolgen van de keuze om 48 uur te werken bleek dat het lokaal
veelal niet mogelijk was om tot toepassing van de maatwerkregeling te komen. In veel gemeenten zijn
daarom, in overleg met de OR of het GO, de bestaande roosters (tijdelijk) gehandhaafd, in afwachting
van de ontwikkelingen. Deze tijdelijke oplossing was ook in het belang van de medewerkers. Door het
bestaande rooster tijdelijk te handhaven behoefde er niet gesleuteld te worden in de roosters en
konden geplande vakanties gewoon doorgang vinden. Evenmin werd van medewerkers verwacht
belangrijke keuzes te maken zonder dat de inkomensgevolgen daarvan helemaal duidelijk waren.
Het College voor Arbeidszaken heeft, mede in de context van de hoopgevende ontwikkelingen binnen
Europa en de weerstand tegen de ondertekening van de maatwerkregeling, medio dit najaar
gemeenten geadviseerd om nog geen definitieve beslissingen te nemen over de nieuwe roosters. De
druk vanuit vakorganisaties om over te gaan naar een rooster van 48 uur met behoud van de huidige
bezoldiging (die gebaseerd is op 54 uur) was en is groot. Een dergelijke beslissing is niet meer terug te
draaien en betekent een zeer forse loonsverhoging voor het brandweerpersoneel en een dito
kostenpost voor gemeenten; redenen waarom het College voor Arbeidszaken gemeenten dit stellig
heeft afgeraden.
De pragmatische keuze om door te werken met de oude roosters is niet in overeenstemming met de
regelgeving als de medewerkers niet deelnemen aan de maatwerkregeling en kan derhalve niet lange
tijd voortduren. Het College voor Arbeidszaken adviseert gemeenten daarom dringend om, in
navolging van het advies van de ministers van SZW en BZK, aan alle individuele medewerkers de
maatwerkregeling voor te leggen. Liefst zo spoedig mogelijk doch in elk geval zodra de uitspraak van
de rechter in de proefprocedure bekend is. De verwachting is dat wanneer er duidelijkheid komt
omtrent de inkomensgevolgen van vermindering van de arbeidsduur tot 48 uur per week, het voor
gemeenten en medewerkers eenvoudiger zal zijn om tot definitieve keuzes te komen. Het College voor
Arbeidszaken adviseert gemeenten om, wanneer het niet mogelijk blijkt om de maatwerkregeling toe
te passen, definitieve beslissingen over wijziging van het roosters in elk geval uit te stellen totdat de
rechter in de proefprocedure een uitspraak heeft gedaan.