Dit is dus het voorstel wat het
NIET gehaald heeft onder het oostenrijkse voorzitterschap!!! Dit wordt het dus
NIET!!!!
http://www.nieuwsbank.nl/inp/2006/05/31/r428.htmMinisterie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlage: Notitie stand van zaken richtlijn arbeidstijden
Nederlandse inzet
In algemene zin is Nederland verheugd dat het Oostenrijkse Voorzitterschap een voorstel heeft gedaan met als doel het bereiken van een politiek akkoord:
Nederland wil dat de problematiek rondom Simap/Jaeger wordt opgelost door een herziening van richtlijn 2003/88
De herziening moet zo snel mogelijk tot stand worden gebracht
Nederland is bereid te accepteren dat de opt out in de richtlijn blijft staan, mits er strengere voorwaarden worden verbonden aan de toepassing.
Opt out
De opt out is het hardste punt in de onderhandelingen. Er is gedurende de laatste raadsvergaderingen steeds gesproken over een opt out op individuele basis. Dit in verband het ontbreken van een traditie van het maken van uitzonderingen op collectief niveau in het VK en nieuwe lidstaten.
Nederland heeft zelf geen behoefte aan een dergelijke opt out. De Nederlandse wetgeving biedt een betere bescherming. Er is ook geen sprake van interferentie. De uitkomsten raken de rechtspositie van de Nederlandse werknemers dus niet.
Aangezien een akkoord over de aanpassing van de richtlijn tot nu toe is uitgebleven, treden de gewijzigde Nederlandse regels voor aanwezigheidsdiensten per 1 juni a.s. in werking. Onderdeel van deze aanpassing is de invoering van de opt out voor aanwezigheidsdiensten. (Kamerstukken II 2005/06, nrs. 6 en 7).
Voor Nederland geldt dat het op basis van de nu door het Oostenrijkse Voorzitterschap voorgestelde aanpassingen van de definities de opt out niet meer nodig zou hebben om de belangrijkste problemen rond aanwezigheidsdiensten op te lossen. Het ziet in de invoering van de opt out dan ook niet meer dan een tijdelijke oplossing. Nederland blijft de voorkeur geven aan een structurele oplossing door middel van en aanpassing van de richtlijn. De Nederlandse inzet is dan ook nog steeds gericht op een zo spoedig mogelijke herziening van de richtlijn.
-
- Nederland is geen voorstander van een opt out regeling, maar is bereid om te accepteren dat deze regeling onderdeel blijft uitmaken van de richtlijn, omdat andere lidstaten dit noodzakelijk vinden. Nederland heeft dit standpunt ook uitgedragen in de Raad. Uitfasering van de opt out is op korte termijn namelijk niet haalbaar. Een evaluatie van de opt out voorzien van een horizon kan niet rekenen op voldoende draagvlak in de Raad. Een richtlijn met een overgangsfase en een evaluatiemoment is het maximaal haalbare. Nederland zet hier dan ook op in. Nederland zal zich in de Raad bovendien aandringen op de introductie van een cap (absoluut maximum) als een van de voorwaarden bij de toepassing van de opt-out. Nederland denkt hierbij aan een maximum van gemiddeld 60 uur per week berekend over 4 weken.
Overigens speelt in de Raad ook de vraag of de gemiddelde maximale arbeidstijd van 48 uur per week geldt per werknemer of per contract. Een groot aantal lidstaten is de mening toegedaan dat de norm geldt per contract. Werknemers met meer dan één werkgever kunnen dan uitkomen op een totaal aantal arbeidsuren dat meer bedraagt dan 48 uur per week.
Nederland heeft zich altijd op het standpunt gesteld, en de richtlijn ook op die manier geïmplementeerd, dat de maximale gemiddelde arbeidstijd van 48 uur per week geldt per werknemer. Deze interpretatie wordt door de Commissie onderschreven.
Aanwezigheidsdiensten
In de Raad bestaat al sinds enige tijd overeenstemming over aanpassing van de richtlijn in verband met problematiek rond aanwezigheidsdiensten. Voor Nederland geldt dat het op basis van de voorgestelde aanpassingen van de definities de opt out niet nodig heeft om de belangrijkste problemen rond aanwezigheidsdiensten op te lossen. Nederland kan dan ook instemmen met de voorgestelde wijzigingen van de artikelen 2, 2a, 17 en 18 van richtlijn 2003/88. Voorgesteld wordt om in de richtlijn twee nieuwe definities op te nemen; een voor aanwezigheidsdienst en voor `niet-actieve tijd' tijdens een aanwezigheidsdienst. Hiermee wordt een oplossing gevonden voor het meetellen van de niet actieve tijd voor de wekeljikse arbeidstijd, de dagelijkse en de wekelijkse rust. De niet actieve tijd telt niet mee, maar de lidstaten kunnen bij wet of CAO besluiten tot een andere weging van de actieve tijd. De kans op overschrijding van de grens van de gemiddelde arbeidstijd (inclusief overwerk) van 48 uur per week wordt hiermee beperkt. Voor zover een aanwezigheidsdienst leidt tot een inkorting van de voorgeschreven dagelijkse rust dient daarvoor compensatie plaats te vinden. Deze compensatie dient binnen een redelijke termijn plaats te vinden, dat ter beoordeling aan de nationale wetgever of CAO-partijen.