Inzetvideo's van de politie op YouTube en andere media

Auteur Topic: Inzetvideo's van de politie op YouTube en andere media  (gelezen 2004380 keer)

0 gebruikers (en 10 gasten bekijken dit topic.

silque

  • Sheepdog
  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 3,873
Reactie #6740 Gepost op: 1 maart 2016, 20:16:42
Ik vorder altijd 3x  ;D
Uitspraken op dit forum zijn op persoonlijke titel.


Groenemotormuis

  • Utrecht
  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 2,743
  • Every day a new day to enjoy
Reactie #6741 Gepost op: 1 maart 2016, 21:44:30
Citaat van: 0501 link=msg=1409962 date=1456859664
3 keer? Ik denk dat je met de ''huisvredebreuk-vordering'' in je hoofd zit.

Ontopic: Ik vind vooral de filmer zeer droevig.
1e is verzoek tot inzage, 2e keer is vordering, dan uitleg wat er gaat gebeuren waarop je voor de 3e keer vordert en daarna hou je aan. Dat is de volgorde die mij is uitgelegd te volgen. Nu heb je uiteraard de uitzonderingen waarop je anders acteert, maar als je deze volgorde aanhoud dat zit je 99% goed.
Disclaimer: Alle uitspraken hier worden gedaan op persoonlijke titel en zullen, mogen en kunnen niet worden gezien als officiele uitspraken door wat v


daniel

  • Student IVK
  • Junior gebruiker
  • **
  • Berichten: 28
Reactie #6742 Gepost op: 1 maart 2016, 22:03:49
Citaat van: silque link=msg=1409955 date=1456857790
Kortom, 3x vorderen en anders aanhouden terzake 184.
Waarom pak je 447e Sr niet (Ook gelet op de MVT van de WID)?

In de volgende lijn:
Overtreding: Art. 160 lid 1 sub b WvW - Niet op eerste vordering afgeven rijbewijs (Mulder)
Vordering Identiteitsbewijs Art. 8a PW op basis van art. 1 van de WID

Je houd hem aan voor de WID en je stuurt hem naar huis met een politiestrafbeschikking D517 niet tonen identiteitsbewijs + K150c niet tonen rijbewijs.

Citaat van: Groenemotormuis link=msg=1409980 date=1456865070
1e is verzoek tot inzage, 2e keer is vordering, dan uitleg wat er gaat gebeuren waarop je voor de 3e keer vordert en daarna hou je aan. Dat is de volgorde die mij is uitgelegd te volgen. Nu heb je uiteraard de uitzonderingen waarop je anders acteert, maar als je deze volgorde aanhoud dat zit je 99% goed.
Lijkt mij ook de beste volgorde om ellenlange discussies te voorkomen!


quattromontanes

  • Forum gebruiker
  • ***
  • Berichten: 234
Reactie #6743 Gepost op: 2 maart 2016, 11:50:56
184 als hij hem wel bij zich heeft maar niet wilt geven. Als hij hem niet bij zich heeft kan hij niet voldoen en dus 447e
Mensen kunnen bot en scherp tegelijk zijn..


silque

  • Sheepdog
  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 3,873
Reactie #6744 Gepost op: 2 maart 2016, 13:10:47
@Daniel heel simpel, omdat hij hem weigert af te geven en dus bewust mijn vordering negeert. Het is een ander verhaal als hij zich niet KAN identificeren omdat hij niets bij heeft, dan gaat jouw geval op.

Zie het als negeren stopteken, daar kun je een mulder voor schrijven als de bestuurder het niet moedwillig doet (niet gezien, slapen) maar je kunt er ook voor aanhouden als het moedwillig gebeurt.
Uitspraken op dit forum zijn op persoonlijke titel.


Germen

  • Forum gebruiker
  • ***
  • Berichten: 66
Reactie #6745 Gepost op: 2 maart 2016, 19:08:06
Citaat van: daniel link=msg=1409983 date=1456866229
Waarom pak je 447e Sr niet (Ook gelet op de MVT van de WID)?

In de volgende lijn:
Overtreding: Art. 160 lid 1 sub b WvW - Niet op eerste vordering afgeven rijbewijs (Mulder)
Vordering Identiteitsbewijs Art. 8a PW op basis van art. 1 van de WID

Je houd hem aan voor de WID en je stuurt hem naar huis met een politiestrafbeschikking D517 niet tonen identiteitsbewijs + K150c niet tonen rijbewijs.
Lijkt mij ook de beste volgorde om ellenlange discussies te voorkomen!

Volgens de Aanwijzing uitbreiding identificatieplicht (hfdst 2.3) is het niet opportuun om voor de wet ID en het niet op eerste vordering tonen van een rijbewijs een boete te geven.

 Zo is het in geval van overtreding van artikel 231 Sr. (het overleggen van een vals reisdocument) niet opportuun om ook nog eens apart vervolging in te stellen voor art. 447e Sr. In geval van samenloop van art. 160. en art. 177 van de Wegenverkeerswet 1994 is het niet opportuun om voor beide feiten apart een boete te geven.


daniel

  • Student IVK
  • Junior gebruiker
  • **
  • Berichten: 28
Reactie #6746 Gepost op: 3 maart 2016, 01:33:18
Als ik het goed begrijp ligt deze afweging dus heel erg in het wel of geen opzet hebben? Dit is ook juist de reden van mijn vraag namelijk.

De uitspraak in ECLI:NL:GHARN:2011:BQ6073 in combinatie met de MvT (Kamerstukken II 2003-2004, 29218, nr 3, p. 16) wordt op veel plekken uitgelegd als dat het niet voldoen aan de vordering ter inzage van het identiteitsdocument ook in gevallen van opzettelijk handelen onder art. 447e Sr valt.


Wat betreft de uitspraak in ECLI:NL:GHARN:2011:BQ6073:

De verdachte is ten laste gelegd dat hij opzettelijk niet heeft voldaan aan bevel of een vordering ter inzage van een identiteitsbewijs. Hiervoor is art. 184 Sr gebruikt in de onderhevige zaak van dit hoger beroep.

Het hof heeft hierin eerst gekeken welk artikel de generalis (algemene wetgeving) is en welke de specialis (bijzondere wetgeving). Dit is belangrijk omdat de bijzondere wetgeving voorrang krijgt op de algemene wetgeving. Het hof stelt in deze uitspraak vast dat er geen logische specialis is tussen art. 184 Sr en 447e Sr omdat de bijzondere strafbepaling niet dezelfde bestandsdelen bevat als de algemene. Lees in 184 Sr is opzet opgenomen en in 447e Sr specifiek het niet voldoen aan één bijzondere verplichting namelijk die tot legitimatie.

Vervolgens heeft het hof gekeken naar de reden waarom de wetgever art. 447e Sr in het leven heeft geroepen in de Mvt (Kamerstukken II 2003-2004, 29218, nr 3, p. 16). Het hof concludeert dat de wetgever vervolging voor 184 Sr veelal disproportioneel acht ondanks dat het in theorie wel mogelijk is. De wetgever heeft daarom gewenst om een bijzondere lichtere strafbepaling in het leven te roepen namelijk 447e Sr.

Het hof beschouwd dit artikel als de systematische specialis van art. 184 Sr. Hiervan is sprake wanneer de verhouding tussen twee artikelen in logische specialis niet zuiver is maar de onderlinge relatie dusdanig is dat maar één bepaling in aanmerking kan komen.

Het hof is van mening dat 447e Sr bewezen kan worden. Maar nu 184 Sr ten laste is gelegd en dit geen kwalificatie is van 447e Sr, ontslag van rechtsvervolging dient te volgen.


Maar er is ook deze uitspraak ECLI:NL:GHARL:2014:4178:

In deze zaak wordt ten laste gelegd dat de verdachte een ambtenaar van politie heeft beledigd en dat de verdachte opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of vordering ter inzage van een identificatiebewijs. Vervolging is ingesteld op grond van art. 184 Sr.

De verdediging stelt dat 447e Sr ten laste had moeten worden gelegd omdat dit de specialis van art. 184 Sr is. De wetgever acht vervolging op basis van art. 184 disproportioneel en daarom moet de verdachte worden vrijgesproken van rechtsvervolging.

Het OM stelt echter dat de opzettelijke weigering extra kracht wordt bijgezet door de belediging. Daarnaast dat er geen dwingende specialis-generalis verhouding ten grondslag ligt die deze rechtsgang zou kunnen verhinderen.

De uitspraak:
Het hof is van oordeel dat het antwoord op de vraag of artikel 447e Sr moet worden beschouwd als een specialis van 184 Sr afhangt van de omstandigheden van het geval. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat de wetgever uitdrukkelijk de mogelijkheid heeft open gelaten dat de bepalingen naast elkaar bestaan. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat vervolging op grond van het misdrijf van artikel 184 Sr. in theorie mogelijk is, maar als justitiële reactie “veelal” disproportioneel, vooral als de aanleiding aanhouding voor een overtreding of optreden in het kader van de openbare orde was. Van uitsluiting van vervolging voor artikel 184 Sr lijkt echter geen sprake in die gevallen dat vervolging terzake artikel 184 Sr als niet disproportioneel kan worden aangemerkt. Gelet op hetgeen door verbalisanten is omschreven omtrent de gang van zaken ter plaatse alsmede de agressieve en beledigende reactie van verdachte op de eerste vordering en vervolgens zijn reactie op de herhaalde vordering acht het hof dat er in dit geval sprake is van een proportionele keuze voor art 184 Sr in plaats van art 447e Sr.


In beiden zaken maakt het hof dezelfde overweging. Alleen in de tweede zaak stelt het hof dat de omstandigheden waaronder deze vordering plaatsvindt bepalend zijn voor wanneer 184 Sr ten laste kan worden gelegd boven 447e Sr. Het bestandsdeel opzet lijkt hierin alles behalve bepalend, de eerste uitspraak in overweging nemende. Wat dat betreft is dit een best bijzondere omstandigheid tussen twee artikelen die wat mij betreft best wel wat onduidelijkheid schept.

Een interessant document over deze kwestie: http://www.rug.nl/research/portal/files/26775433/K._Lindenberg_Over_stopbevelen_strafbaarheid_en_specialiteit.pdf
Citaat van: Germen link=msg=1410159 date=1456942086
Volgens de Aanwijzing uitbreiding identificatieplicht (hfdst 2.3) is het niet opportuun om voor de wet ID en het niet op eerste vordering tonen van een rijbewijs een boete te geven.

 Zo is het in geval van overtreding van artikel 231 Sr. (het overleggen van een vals reisdocument) niet opportuun om ook nog eens apart vervolging in te stellen voor art. 447e Sr. In geval van samenloop van art. 160. en art. 177 van de Wegenverkeerswet 1994 is het niet opportuun om voor beide feiten apart een boete te geven.

Goed opgemerkt, hier ben ik inderdaad met die feitcodes overheen gestapt. Bedankt dat je me hier op hebt gewezen!


jasir

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 556
  • veiligheidsregio drenthe 03


voske83

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 1,368
Reactie #6748 Gepost op: 3 maart 2016, 06:41:58
Citaat van: daniel link=msg=1410211 date=1456965198
Maar er is ook deze uitspraak ECLI:NL:GHARL:2014:4178:

De uitspraak:
Het hof is van oordeel dat het antwoord op de vraag of artikel 447e Sr moet worden beschouwd als een specialis van 184 Sr afhangt van de omstandigheden van het geval. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat de wetgever uitdrukkelijk de mogelijkheid heeft open gelaten dat de bepalingen naast elkaar bestaan. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat vervolging op grond van het misdrijf van artikel 184 Sr. in theorie mogelijk is, maar als justitiële reactie “veelal” disproportioneel, vooral als de aanleiding aanhouding voor een overtreding of optreden in het kader van de openbare orde was. Van uitsluiting van vervolging voor artikel 184 Sr lijkt echter geen sprake in die gevallen dat vervolging terzake artikel 184 Sr als niet disproportioneel kan worden aangemerkt. Gelet op hetgeen door verbalisanten is omschreven omtrent de gang van zaken ter plaatse alsmede de agressieve en beledigende reactie van verdachte op de eerste vordering en vervolgens zijn reactie op de herhaalde vordering acht het hof dat er in dit geval sprake is van een proportionele keuze voor art 184 Sr in plaats van art 447e Sr.


In beiden zaken maakt het hof dezelfde overweging. Alleen in de tweede zaak stelt het hof dat de omstandigheden waaronder deze vordering plaatsvindt bepalend zijn voor wanneer 184 Sr ten laste kan worden gelegd boven 447e Sr. Het bestandsdeel opzet lijkt hierin alles behalve bepalend, de eerste uitspraak in overweging nemende. Wat dat betreft is dit een best bijzondere omstandigheid tussen twee artikelen die wat mij betreft best wel wat onduidelijkheid schept.

Wellicht schept de Hoge Raad wat duidelijkheid. Deze heeft in 2015 het arrest van het hof uit 2014 in stand gelaten:

Citaat
2.3. Voor zover het middel betoogt dat het Hof zijn oordeel dat art. 447e Sr niet heeft te gelden als specialis van art. 184 Sr niet heeft gemotiveerd, faalt het bij gebrek aan feitelijke grondslag.
2.4. Het middel steunt op de opvatting dat in de gegeven omstandigheden de vervolging van de verdachte ter zake van art. 184 Sr als "disproportioneel" moet worden aangemerkt en dient te leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging.
Met betrekking tot het rechtsgevolg dat aan de gestelde disproportionele vervolging van de verdachte zou moeten worden verbonden, gaat het middel uit van een onjuiste rechtsopvatting. De vervolgingsbeslissing van het openbaar ministerie leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing. Het oordeel van het Hof dat de onderhavige vervolging ter zake van art. 184 Sr "als niet disproportioneel kan worden aangemerkt" is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd (vgl. HR 6 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4280, NJ 2013/109).

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2015:1787

Daarmee heeft de Hoge Raad het arrest uit 2011 onderuit gehaald. De gedachtegang dat als de vervolging voor 184 Sr disproportioneel is, dat leidt tot een ontslag van alle rechtsvervolging is volgens de Hoge Raad onjuist.


daniel

  • Student IVK
  • Junior gebruiker
  • **
  • Berichten: 28
Reactie #6749 Gepost op: 3 maart 2016, 14:30:28
Interessant! Ik had daar nog niet in gekeken.
Citaat van: ECLI:NL:PHR:2015:1006
17. Specialiteit kan ook worden aangenomen op grond van het wettelijk stelsel en de bedoeling van de wetgever.4 Ook in die zin vormt art. 447e Sr niet een bijzondere bepaling ten opzichte van art. 184 Sr.
Dat is wat er in de zaak uit 2011 namelijk wordt gesteld en dat zou dus niet kloppen volgens deze uitspraak. Deze laat overigens het vraagstuk over proportionaliteit over aan de vervolg uitspraak: ECLI:NL:HR:2015:1787

Dan kom je inderdaad uit op het hiervoor genoemde punt 2.4. En specifiek zoals genoemd in 2.2.3 :
Citaat
[...] Van uitsluiting van vervolging voor artikel 184 Sr lijkt echter geen sprake in die gevallen dat vervolging terzake artikel 184 Sr als niet disproportioneel kan worden aangemerkt. [...]

Maar hier staat niet disproportioneel of terwijl proportioneel. Met andere worden hier wordt gesteld dat als 184 Sr proportioneel is dit artikel niet kan worden uitgesloten.

Dus nu is het middel interessant van de verdediging zoals genoemd in 2.4 zou dit een onjuiste rechtsopvatting zijn.
Citaat van: ECLI:NL:GHARL:2014:4178, Verdediging
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Dit feit is namelijk onder artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gesteld. Dit artikel is een specialis van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht. Een vervolging op grond van artikel 184 Wetboek van Strafrecht acht de wetgever disproportioneel. Verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het duidelijk dat 447e Sr geen specialis van 184 Sr is. In de vorige uitspraak heeft de rechtbank al aangegeven in dit geval het gebruik van 184 Sr proportioneel is en de Hoge Raad gaat hierin mee. Of terwijl dit middel van de verdediging wordt ongegrond verklaard.

Terug naar de zaak uit 2011. De rechter grijpt ook hier het proportionaliteitsvraagstuk aan van de MvT en concludeert daaruit dat eigenlijk 447e Sr ten laste had moeten worden gelegd. Het hof vindt het gebruik van 184 Sr in dit geval niet proportioneel. Omdat deze rechter het systematische specialis aangrijpt beslists hij tot ontslag van rechtsvervolging. Dit zou dan volgens deze latere uitspraak onder 17. een foute conclusie zijn en had vervolging op basis van 184 Sr moeten plaatsvinden.

Nu ben ik wel benieuwd in hoever dit proportionaliteitsvraagstuk effect heeft op de uitspraak. Wat dat betreft zou het wel mooi zijn als een gelijkende zaak aan die uit 2011 zou plaatsvinden. Ik heb het nog niet terug kunnen vinden in de jurisprudentie.

Toch fijn he wetgeving die gewoon zegt waar het op staat zonder allemaal mitsen en maren uit de wetgeschiedenis die het weer nodeloos ingewikkeld maken.  98uiye