Volgens de echte regelementen mag een hulpverleningsvoertuig maar 1 blauwe lamp voeren voor in de grill of iig op de voorkant van de auto. Kijk maar naar oude brandweerwagens, die hebben vrijwel alleen maar 1 blauwe lamp voor op en de nieuwe wagens 2 flitsers/Led.
Vraag ik me af waar je dat vandaan haalt?
Volgens het RVV artikel 29;
Artikel 29.
1. Bestuurders van motorvoertuigen ten dienste van politie en brandweer, ambulances en motorvoertuigen van andere door Onze Minister aangewezen hulpverleningsdiensten voeren blauw zwaai- of knipperlicht en een twee- of drietonige hoorn om kenbaar te maken dat zij een dringende taak vervullen.
2. Bij ministeriële regeling worden voorschriften vastgesteld betreffende het blauwe zwaai- of knipperlicht en de meertonige hoorn.
Toelichting RVV artikel 29
Dit artikel geeft een opsomming van bestuurders die gerechtigd zijn bijzondere signalen, bestaande uit blauw zwaai‑ of knipperlicht en een twee‑ of drietonige hoorn, te voeren. Het gaat daarbij behalve om motorvoertuigen ten dienste van politie en brandweer en ziekenauto’s, ook om motorvoertuigen van hulpverleningsdiensten voor zover deze door de Minister van Verkeer en Waterstaat zijn aangewezen. Dit artikel geeft tevens de basis voor en dergelijke aanwijzing. Met de politie is blijkens de memorie van toelichting bij de wijziging van de Politiewet gelijkgesteld de Koninklijke Marechaussee bij de uitoefening van de haar opgedragen taken.
Artikel 31 geeft deze minister vervolgens de bevoegdheid nadere regels te stellen over deze signalen alsmede over het gebruik daarvan.
Bestuurders van vorenbedoelde motorvoertuigen mogen deze bijzondere signalen slechts gebruiken om kenbaar te maken dat zij een dringende taak vervullen. Zodra zij er gebruik van maken behoren zij tot de, afzonderlijk gedefinieerde categorie voorrangsvoertuigen en genieten zij de daaraan verbonden voorrechten.
In het tweede lid is bepaald dat het voeren van de signalen is verboden in andere gevallen dan hiervoor genoemd.
Ingevolge artikel 29 voeren bestuurders van motorvoertuigen ten dienste van politie en brandweer, ziekenauto's en motor-voertuigen van aangewezen hulpverleningsdiensten, blauw zwaai- of knipperlicht en een twee- of drietonige hoorn, om kenbaar
te maken dat zij een dringende taak vervullen. Zij ontlenen aan het gebruik van die optische en geluidssignalen hun status van voorrangsvoertuig.
Eenmaal aangekomen op de plaats van bij voorbeeld een ongeval, worden deze signalen, althans de meertonige hoorn, uitgeschakeld en het blauwe zwaailicht zou ingevolge artikel 30 vervangen moeten worden door geel zwaailicht. In de praktijk blijft het blauwe zwaailicht evenwel gedurende de afwikkeling van het ongeval veelal in werking. Dit omdat deze voertuigen in een aantal gevallen ook niet zijn uitgerust met geel zwaai- of knipperlicht.
Overigens bestaat tegen deze praktijk uit een oogpunt van verkeersveiligheid geen enkel bezwaar, integendeel, het geeft gezien de bijzondere omstandigheden een extra attentiewaarde. Artikel 30 voorzag evenwel niet in de mogelijkheid onder die omstandigheden blauw zwaailicht te voeren. In verband daarmee is aan het eerste lid van artikel 30 een volzin toegevoegd die het gebruik van blauw zwaai- of knipperlicht in dergelijke omstandigheden toelaat.
Artikel 31 zoals dat luidde voor de wijziging, betrof de mogelijkheid tot het geven van regels door Onze Minister met betrekking tot het gebruik van de optische en geluidssignalen. De bevoegdheid tot het geven van dergelijke regelingen is nu echter rechtstreeks gebaseerd op de wet. Wel is het op grond van artikel 13, tweede lid, van de wet noodzakelijk om aan te geven voor welke gevallen een ministeriële regeling kan worden vastgesteld. Dit is echter in de artikelen 29 en 30 zelf opgenomen, zodat artikel 31 kon komen te vervallen.
Voor de oude tekst is een nieuwe tekst in de plaats gekomen, waarin een algemeen verbod wordt gegeven met betrekking tot het gebruik van signalen in andere omstandigheden dan in de artikelen 28, 29 en 30 is aangegeven. Deze bepaling bleek noodzakelijk om mogelijk misbruik van optische en geluidssignalen, alsmede andere geluids- en knippersignalen, voldoende tegen te gaan. Door het opnemen van deze nieuwe bepaling zijn de verbodsbepalingen in het tweede lid van artikel 29 en het tweede lid van artikel 30 vervallen.
Zoals reeds hierboven is opgemerkt, wordt nu in het tweede lid van artikel 29 en 30 aangegeven in welke gevallen bij ministeriële regeling nadere voorschriften worden gegeven.