http://www.brusselnieuws.be/site/rubrieken/1091053933/page.htm?newsID=1184750980donderdag 19 juli 2007
Nederlandstalige brandweerlui in de kou
Brussel - Minister Benoît Cerexhe (CDH), onder meer bevoegd voor de brandweer, laat onderzoeken of de regering 22 Nederlandstalige brandweerlui financieel kan compenseren: door een arrest van de Raad van State zijn zij een bevordering misgelopen. Een schrale troost, klinkt het bij de christelijke vakbond ACV. De vakbond besluit dat tweetalige dienstverlening met eentalige ambtenaren niet werkt. Ook parlementslid Marie-Paule Quix (Spirit) dringt nu aan op een oplossing.
Het verhaal van de 22 Nederlandstalige onderofficieren van de Brusselse brandweer die door een arrest van de Raad van State van 7 juli 2006 drie jaar en elf maanden anciënniteit kwijtspelen, betekent niet alleen een financieel verlies voor hen, het impliceert ook dat ze heel hun loopbaan lang promotiekansen aan hun neus zien voorbijgaan.
Een reconstructie van de feiten. De 22 Nederlandstalige brandweerlui promoveerden in maart 2001 tot sergeant, samen met een aantal Franstalige collega’s. Een Nederlandstalige brandweerman die een promotie aan zich zag voorbijgaan, Wilfried Godderis – naar wie het arrest van de Raad van State genoemd werd – trok naar het hoge rechtscollege en kreeg gelijk. Godderis kreeg zijn promotie, maar zijn Nederlandstalige collega’s moesten tegelijk drie jaar en elf maanden anciënniteit inleveren.
Godderis diende een klacht in tegen alle gepromoveerden, Nederlandstaligen én Franstaligen. De Raad van State oordeelde daarop dat, aangezien de brandweer een tweetalige dienst is met eentalige ambtenaren, de brandweerlui niet door een ‘tweetalige kamer’ (de zogenaamde verenigde kamer) van de Raad van State beoordeeld moesten worden, maar apart: de Nederlandstaligen door de Nederlandstalige kamer, de Franstaligen door de Franstalige.
En nu komt de aap uit de mouw. De Nederlandstalige brandweerlui moesten vorig jaar anciënniteit inleveren, de Franstalige kamer heeft nog altijd geen arrest geveld. Het vervelende gevolg is dat de Franstalige collega’s, bij gebrek aan een arrest, op 1 maart van dit jaar aan de beurt waren voor een nieuw rondje promotie en bevorderd werden tot sergeant-majoor, mét de weddeverhoging die erbij hoort. De Nederlandstaligen moeten door het arrest van de Raad van State (‘anciënniteitsverlies’) wachten tot 1 maart 2011. Een brandweerman wordt immers maar sergeant-majoor na zes jaar sergeant geweest te zijn.
Dirk Van der Ougstraete, permanent afgevaardigde van het ACV bij de brandweer: “Deze situatie had vermeden kunnen worden als de brandweerdienst zoals in het verleden een instelling met tweetalige agenten was gebleven. Een dienst als de brandweer kan niet werken met eentalige ambtenaren. Wie die structuren heeft uitgetekend, heeft geen rekening gehouden met de werkelijkheid.”
De promotie van de Franstalige collega’s heeft volgens Van der Ougstraete ook een serieuze domper gezet op de sfeer binnen het korps: “Collegialiteit en kameraadschap zijn zeer belangrijk binnen het korps. Niet alleen in de kleinere voorposten, maar ook aan de Helihavenlaan wordt in shifts van 24 uur gewerkt. De sfeer is niet zo goed, en werken is maar mogelijk dankzij veel goede wil, van vooral de Nederlandstaligen.”
Maar het kan nog erger. De gedupeerde Nederlandstaligen kunnen zich ook niet kandidaat stellen om adjudant te worden, de hoogste graad van de onderofficieren. De kandidaturen moeten binnen zijn vóór 31 augustus 2007, maar door het arrest kunnen de Nederlandstalige gedupeerden zich pas kandidaat stellen vanaf 1 februari 2008.
Franstalig arrest
In zijn antwoord aan Quix gaf minister Cerexhe niet aan wanneer hij een arrest van de Franstalige kamer van de Raad van State verwacht. De vraag dringt zich op wat de regering gaat doen als ook de Franstalige kamer een negatief oordeel velt – de Franstalige brandweerlui zijn immers ondertussen bevorderd. Een klacht indienen bij een burgerlijke rechtbank om financiële schadevergoeding te eisen, kan niet; zelfs de Nederlandstaligen waren hiervoor te laat. Quix: “Iedereen weet dat de Raad van State niet vlug werkt.”
Bijkomende oorzaak van wrevel is dat de Nederlandstaligen zich door de gewestregering in de steek gelaten voelen. De motivatie van de Raad van State sterkt hen hierin. Maar regering en brandweer werden volgens de jurist van de brandweer pas voor de eerste keer officieel over de zaak bericht nadat de auditeur zijn verslag had uitgebracht. Josse Middag, de directeur van de juridische dienst van de brandweer die minister Cerexhe bijstond in de parlementaire commissie Binnenlandse Aangelegenheden, is het dan ook niet eens met de stelling dat brandweer en regering in gebreke gebleven zijn: “Wij hebben alle middelen gebruikt die we konden gebruiken, zowel in de laatste memorie als tijdens de pleidooien.” Op de voor de hand liggende vraag waarom regering en brandweer pas officieel op de hoogte waren na het verslag van de auditeur, kwam geen antwoord.
Quix tot Cerexhe: “Ik begrijp dat de vorige Brusselse regering in gebreke is gebleven. Dat is een erfenis uit het verleden en ik verwijt u niets. Maar u hebt nu wel de bevoegdheid om hier iets aan te doen. De Brusselse hoofdstedelijke regering moet een oplossing zoeken voor de fouten waarvoor ze verantwoordelijk is.”
Volgens Cerexhe is financiële compensatie de enige mogelijkheid die rest. Juristen onderzoeken die mogelijkheid nu. Maar vakbond en brandweerlui vrezen dat het arrest van de Raad van State een gevaarlijk precedent is. De bal ligt in het kamp van Cerexhe, de eerste Franstalige minister die bevoegd is voor de brandweer. Een jaar na de uitspraak van de Raad van State worden de brandweerlui, na maanden van stille diplomatie, heel ongeduldig.