http://www.emea.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=24016&Itemid=1TES spoort voortaan voortvluchtige veroordeelden op
zaterdag 11 augustus 2007
In opdracht van het College van procureurs-generaal heeft het Team Executie Strafvonnissen (TES) - een samenwerkingsverband van Openbaar Ministerie (OM) en politie – op projectbasis de problematiek rondom de tenuitvoerlegging van onherroepelijke strafvonnissen in kaart gebracht. De uitbreiding van de wettelijke mogelijkheden om actief onderzoek te doen naar de verblijfplaats van voortvluchtige veroordeelden vormde daartoe de aanleiding.
De inventarisatie is in april 2007 afgerond. Op dit moment wordt er een structureel team opgericht dat zich bezighoudt met de signalering en de daadwerkelijke opsporing van voortvluchtige veroordeelden. In het najaar zal dat team - bestaande uit negen medewerkers van politie én OM, onder leiding van een officier van justitie – volledig operationeel zijn. In verband met de aanwezige expertise op het gebied van internationale rechtshulp is het TES gevestigd bij het Internationaal Rechtshulpcentrum (IRC) Noord en Oost Nederland in Groningen.
Wettelijke mogelijkheden
Sinds juli 2005 zijn de wettelijke mogelijkheden voor politie en OM om actief onderzoek te doen naar de verblijfplaats van voortvluchtige veroordeelde personen vergroot. Toen is artikel 565 van het Wetboek van Strafvordering uitgebreid met een lid op basis waarvan het TES opsporingsmiddelen mag inzetten die ook in reguliere onderzoeken worden ingezet zoals observeren en tappen. Vóór juli 2005 kon hiervan geen gebruik worden gemaakt. Zo konden voortvluchtige veroordeelden toen alleen landelijk worden geregistreerd in het nationale opsporingsregister OPS, zodat ze bijvoorbeeld bij een verkeerscontrole of op Schiphol konden worden aangehouden.
Inventarisatie
In juni 2006 is het TES op projectbasis begonnen met de inventarisatie van moeilijk executeerbare vonnissen. Daarbij gaat het vooral om veroordeelden zonder vaste woon- of verblijfplaats. Het betreft bijvoorbeeld personen die zijn aangehouden op grond van de Opiumwet en vervolgens met een dagvaarding zijn heengezonden. Bij de zwaardere delicten betreft het personen die door de rechtbank zijn vrijgesproken en pas in tweede instantie, nadat het OM in hoger beroep is gegaan, door het gerechtshof zijn veroordeeld. Omdat zij in eerste instantie door de rechtbank waren vrijgesproken konden zij de uitspraak van het gerechtshof in vrijheid afwachten. Uit de inventarisatie blijkt dat veroordeelden die in het buitenland zijn geboren én niet te traceren zijn in Nederland, dikwijls terug zijn gegaan naar hun geboorteland.
De inventarisatie heeft een globaal beeld opgeleverd van de aard en omvang van de problematiek. De totale voorraad bestaat uit 1.372 dossiers waar het TES nu verder onderzoek naar gaat doen. De veroordelingen betreffen vooral Opiumwetdelicten (ongeveer 33%) en diefstal en stroperij (ongeveer 25%) maar ook fraude (ongeveer 4%), zeden (ongeveer 3%), mishandeling (2 à 3%) en misdrijven tegen het leven gericht (ongeveer 2 à 3 %).
Werkzaamheden TES
De inventarisatie heeft geleerd dat een actieve opsporing in het merendeel van de gevallen leidt tot vaststelling van de verblijfplaats van de veroordeelde. Het TES zal in eerste instantie die zaken gaan behandelen waarin de veroordeelde nog 300 dagen of meer celstraf heeft uit te zitten. Veroordeelden die meer dan 120 dagen (maar minder dan 300) celstraf hebben uit te zitten worden internationaal gesignaleerd. Veroordeelden die nog een straf van minder dan 120 dagen hebben staan, zullen - als dat nog gebeurd is - worden opgenomen in het opsporingsregister OPS. Voor deze prioriteitenvolgorde is gekozen omdat zaken waarbij nog een vrijheidsstraf boven de 300 dagen openstaat over het algemeen de zwaardere zaken betreft. Ook het feit dat procedures die voortvloeien uit internationale rechtshulp veelal enkele maanden tot een jaar kunnen duren speelt een rol bij de prioriteitsstelling. Het TES heeft op dit moment alle zaken betreffende misdrijven tegen het leven gericht, zedendelicten en mishandeling in behandeling.
Zodra bekend is waar de veroordeelde verblijft kan deze worden aangehouden. Wordt een verblijfplaats in Nederland ontdekt, dan ligt de verantwoordelijkheid voor aanhouding bij de regiopolitie. Wordt de veroordeelde in het buitenland aangetroffen dan kan diegene aan Nederland worden uitgeleverd of overgeleverd. Ook kan de tenuitvoerlegging van de straf worden overgedragen aan de staat waar de veroordeelde verblijft. Dat geldt bijvoorbeeld voor die staten die geen eigen onderdanen uitleveren.
bron:OM