http://www.volendam80.nl/Persberichten/24%20oktober%202003%20rapport%20drs.%20F.W.J.%20Vos.htmRechtbank Haarlem
Sector strafrecht Kab. RC
t.a.v. mevrouw R.G.M. Kooiker
Postbus 1621
2003 BR Haarlem
Onderwerp: rapport drs. F.W.J. Vos Kranenburg, 12 juni 2003.
Geachte heer Hofstee,
Op uw verzoek om “een aantal onduidelijkheden in het rapport weg te nemen”, d.d.10 juni ’03, geef ik u hierbij het daartoe verzochte “aanvullend schrijven”.
Ad 1. Onderzoeksopdracht
U noemt ons telefonisch onderhoud omtrent de formulering van de opdracht “uitvoerig”, ik ben het daar niet mee eens. Het gesprek duurde niet lang en u was vooral aan het woord.
U meldde zich telefonisch bij mij omdat de heer mr.dr. J. Boksem, als advocaat van de verdachten, u per telefax van 9 mei jl. o.m. het volgende verzocht:
“Aangezien het er naar uitziet dat het gerechtelijk vooronderzoek vooralsnog niet wordt gesloten, maken wij van de gelegenheid gebruik u te verzoeken de brand- en brandweerdeskundige, drs. F.W.J. Vos als deskundige te laten rapporteren in de onderhavige strafzaken. Deze week spraken wij met de heer Vos. Hij vertelde dat hij in deze zaak reeds contact heeft gehad met de Officieren van Justitie over met name
verantwoordelijkheden ( vet, FV) van de brandweer in deze zaak. Aangezien zijn bevindingen niet alleen interessant zijn voor het Openbaar Ministerie, maar überhaupt van belang kunnen zijn met het oog op de beoordeling van de zaak, verzoeken wij u de heer Vos opdracht te geven een rapport uit te brengen...”
U deelde mij mede dat u nog overwoog of u dit verzoek zou inwilligen en bevroeg mij over ‘verantwoordelijkheden’ en vroeg zich hardop af of dit wel een bijdrage zou kunnen zijn aan het justitieel onderzoek. Het is juist dat u mij heeft gewezen op het feit dat in een strafrechtelijke context begrippen als verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid ernstig worden genomen en dat het de rechter is die bepaalt of dit strafrechtelijke consequenties heeft.
In ongeveer dezelfde woorden heb ik mij in het gesprek met de Officieren van Justitie uitgelaten dus ik verwachtte tussen ons hierover geen misverstand.
In die zin onderschrijf ik dat u zich aarzelend en ‘afwijzend’ hebt uitgelaten. Voor mij betekende dit dat ik het begrip ‘verantwoordelijkheid’, waar mogelijk, zou vermijden om semantische contextverwarring te voorkomen. Zie mijn Inleiding:
“Verantwoordelijkheid wordt daarbij verstaan als responsabiliteit.”
Bovendien heb ik het rapport van Prof.mr. C.A.J.M. Kortmann geraadpleegd en daaruit geciteerd om het kwistige en multi-interpretabele gebruik van het begrip ‘verantwoordelijkheid’ in de rapportages van de cie. Alders te verhelderen.
Ook ik wilde hiermee duidelijk maken dat ik geen vertrouwen had in een dergelijk verwarrend gebruik van het begrip, zeker omdat ik het met u ernstig neem, in de context van deze zaak.
Het geschrevene onder 2.1 Motivatie etc.in mijn verslag van onderzoek, is opgenomen om juist de aandacht te vestigen op de implicaties van onzorgvuldig woordgebruik binnen een strafrechtelijke context. Ik eindigde deze paragraaf dan ook met: ” Waar mogelijk zal ik het inmiddels ’elastiek’ begrip “verantwoordelijkheid” niet hanteren.”
Deze paragraaf was geheel aan uw ‘zorg’ en ‘afwijzende reactie’ gewijd.
U stelt dat: “Ik heb u toen medegedeeld dat deze begrippen in een strafrechtelijke context, waarin de Volendam-zaak valt, juridisch normatief van aard zijn, dat de waardering van en de beslissing over deze begrippen bij uitstek toekomt aan de zittingsrechter en dat een beschouwing uwerzijds over deze begrippen niet past binnen de grenzen van uw specifieke deskundigheid op een ander terrein.” Ik hoor(de) u dit niet zeggen via de telefoon. U kunt zichzelf kennelijk wel voorstellen dat u dergelijke lange zinnen in een keer uitspreekt.
Ik lees hier een achteraf geconstrueerde quasi parafrasering.
U heeft het in het geheel niet over mijn deskundigheid, laat staan de grenzen hiervan, gehad. Ik kan uw tekst niet begrijpen. Het komt mij voor als een cirkelredenering.
Als u een specifieke deskundigheid (Welke? Welke omvang? Meerdere?) van mij voor ogen heeft en u bepaalt dat de grenzen daarvan een semantische beschouwing uitsluiten, dan is dat slechts een autoriteitsargument. Dit impliceert dat u zonder onderzoek naar mijn deskundigheid, u heeft mij zelfs geen enkele vraag hierover gesteld, de ‘grenzen’ heeft vastgesteld en wat daar zoal wel of niet in ‘past’.
De hierbij door u ingezette meta-deskundigheid (deskundigheid om deskundigen te beoordelen) kan ik niet volgen, het vormde geen herkenbaar onderdeel van de door mij gevolgde psychologische (kennis- en intelligentietesten) of opvoedkundige (1e graad onderwijsbevoegdheid) kennisgebieden. En, gelet op de afwezigheid van enige vorm van onderzoeksbelangstelling van uw kant (vragen, C.V. diploma’s, getuigschriften, ervaring, etc.), heeft u de omvang en grenzen van mijn deskundigheid kennelijk met helderziendheid bepaalt. Dat is een onderzoeksmethode die ik wetenschappelijk nooit gevalideerd heb gezien.
Ik wil wel toegeven dat ik geen ander, meer strafrechtelijk neutraal en semantisch zonder contaminatie , begrip dan ‘responsabiliteit’ heb kunnen bedenken. Maar zonder expliciete (norm)begrippen kan ik geen gedrag objectief beoordelen en dat was wel uw opdracht.
Hoe kan een wetenschappelijk gevormd onderzoeker, zonder een beschouwing van begrippen die ook nog veelvuldig zijn gebruikt in het relevante bronnenmateriaal (rapportages cie. Alders), o.m. om definities te (her)expliciteren, verslag van onderzoek uitbrengen?
Het komt er dan volgens u op neer dat ik moet rapporteren aan de rechtbank zonder dat ik bij hen aanwezige en in gebruik zijnde woorden/begrippen mag beschouwen en/of toepassen.
Dat maakt m.i., a-priori, verantwoorde communicatie onmogelijk.
In feite wilt u mij hiermee het meest relevante deel van het begrippenapparaat in deze zaak exclusief onthouden, ik acht dat intellectueel en moreel onaanvaardbaar.
Eerst na uw aarzelende houding t.a.v. de door u te formuleren “onderzoeksopdracht” ontving ik een “Benoeming Deskundige” (voorafgegaan door het afleggen van mijn belofte).
Hierin stelde u o.m.: “gezien art. 227 en volgende van het wetboek van strafvordering.”
Uiteraard heb ik de door u vermelde artikelen bestudeerd; vooraf aan mijn onderzoek, het zou immers aanwijzingen kunnen bevatten t.b.v. responsabel uit te voeren onderzoek.
Uit artikel 227 (in samenhang met de telefax van de heer Boksem) is mij gebleken dat u de rechten van verdachte om een deskundige aan te wijzen hebt gehonoreerd.
Uit artikel 228 en uit de tekst van de door mij aan u afgelegde belofte, blijkt dat de deskundige: “zijn taak naar zijn geweten zal vervullen”. Dat heb ik gedaan.
Binnen mijn taakuitvoering achtte ik het, binnen mijn geweten, toelaatbaar en opportuun om begrippen te verhelderen en nauwkeurig te omschrijven. Door voor het begrip responsabiliteit te kiezen heb ik ervoor gezorgd dat de informatiepositie en de bekwaamheid, als psychologische voorwaarden, in beeld konden komen.
Volgens Prof. mr. Kortmann zou het dan gaan om ‘taak verantwoordelijkheid’ die door hem, en in navolging van deze deskundige door mij, volstrekt los wordt gezien van ‘aansprakelijkheid’.
Op een door u en de zaakofficieren gedeelde verbazing over een tekst uit mijn Inleiding, komt u tot een stelling op “de eerste plaats”en de “tweede plaats” .
De tekst ging over een door mij noodzakelijk geachte weergave van het historisch verloop van mijn betrokkenheid in deze zaak.
Ook vond ik het, om communicatie-technische reden, noodzakelijk dat er door de zaakofficieren consistentie kon worden vastgesteld tussen mijn ‘college’ over ver-antwoord-
elijkheid en het in mijn verslag te hanteren, strafrechtelijk niet gecontamineerde, begrip responsabiliteit.
Het telefoongesprek met de persofficier van justitie, het e-mail contact en door mij geleverde stukken aan de zaakofficieren, een urenlang college over de Brandweerwet 1985 en de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheden, mijn mededelingen hierover en het gesprek met de heer mr.dr. J. Boksem waren , voor mij, de evident causale aanleidingen voor de “Deskundige Benoeming”.
Essentieel in uw vraagstelling was: Hoe? (de wijze waarop uitvoering is/wordt gegeven).
Het ‘hoe’ van het menselijk gedrag, zeker in verband met het uitvoeren van regelgeving, vooronderstelt dat er normen worden gehanteerd. In objectief onderzoek dienen deze normen expliciet en controleerbaar te worden omschreven en toegepast. Dat is door mij gedaan.