Regeling Optische en geluidssignalen:Artikel 5
Bij de volgende werkzaamheden of omstandigheden moet een voertuig, indien de kans bestaat dat het voertuig niet tijdig door andere weggebruikers wordt opgemerkt, geel zwaai- of knipperlicht voeren:
a. werkzaamheden ten behoeve van de hulpverlening op of langs de weg met kennelijk daartoe ingerichte motorvoertuigen;
b. werkzaamheden ten behoeve van wegen, werken of inrichtingen op, aan, in of boven wegen, daaronder begrepen gladheidsbestrijding of sneeuwruimen;
c. werkzaamheden met kennelijk daartoe ingerichte motorvoertuigen voor de hulpverlening aan en het repareren of bergen en wegslepen van voertuigen;
d. vervoer van ondeelbare lading voorzover het voertuigen betreft waarvoor krachtens het Voertuigreglement ontheffing is verleend inzake de afmetingen van deze voertuigen of hun lading;
e. het begeleiden van transporten waarvoor een ontheffing is verleend, voor zover die begeleiding uit de ontheffing voortvloeit en dit geschiedt met daartoe speciaal uitgeruste voertuigen;
f. het begeleiden van militaire colonnes;
g. het rijden met landbouw- of bosbouwtrekkers en motorvoertuigen met beperkte snelheid, of daardoor voortbewogen aanhangwagens, die, met inbegrip van de lading, breder zijn dan 2,60 meter.