http://www.intermediair.nl/artikel.jsp?id=1388897Uitgelicht: spookrijders
Keren op de snelweg
Wat: kleine vier procent snelwegdoden schuld van spookrijders
Hoe: bejaarden zien vaak geen verschil tussen op- en afrit
spookrijden
Ries van Wendel de Joode / HH
Op de avond van dodenherdenking sneuvelde er weer een: tussen Leeuwarden en Harlingen knalde een 22-jarige spookrijder frontaal op een busje met daarin een vierpersoons gezin. Zij raakten (zwaar)gewond; de spookrijder was dood.
De politie heeft sinds 2004 spookrijdongelukken uit haar jaarlijkse statistieken verwijderd. Lastig, vinden de wetenschappers van de SWOV, het onderzoekscentrum voor alles wat met verkeer te maken heeft. Noodgedwongen baseren ze hun spookrijdtellingen nu vooral op krantenberichten. Zoals dat van het ANP op 14 december 2007: frontale spookrijdaanrijding in Boerakker. Of dat van 15 april datzelfde jaar: Franse spookrijder probeert op de A76 een politieman omver te rijden. ‘Maar die mediagegevens zijn natuurlijk onbetrouwbaarder dan de vroegere politiestatistieken', zegt Ragnhild Davidse van de SWOV.
Uit de cijfers van vóór 2004 blijkt dat er in de jaren negentig gemiddeld 22 ongevallen per jaar plaatsvonden op de snelweg door spookrijders. Dat is een fractie van het totaal aantal ongevallen in Nederland, maar spookrijdbotsingen zijn vaak wel fataal. Maar liefst 3,7 procent van alle doden op de snelweg hadden toen te maken met spookrijders, ofwel zo'n vijf per jaar. Overigens overleven desondanks verreweg de meeste spookrijders hun kamikazeactie, want eind jaren negentig kwamen er bij de politie jaarlijks zo'n vierhonderd meldingen van spookrijders binnen. Het werkelijke aantal spookrijders lag waarschijnlijk nog een stuk hoger, omdat aan slechts de helft van de spookbotsingen een melding vooraf gegaan bleek. Na een daling rond 2000, ligt het aantal spookrijdongelukken tegenwoordig weer ongeveer op het niveau van de jaren negentig, zeggen ze bij de SWOV.
Acht jaar geleden hebben de verkeersonderzoekers grootschalig onderzoek gedaan naar de achtergronden van spookrijders. Opmerkelijk genoeg bleken er twee groepen te zijn die verantwoordelijk zijn voor het leeuwendeel van de ongelukken. Ten eerste: ouderen die onopzettelijk (meestal in het donker) de afrit oprijden in plaats van de oprit. Maar liefst een derde van alle spookrijders is zeventig jaar of ouder. Bejaarden hebben dan ook een 23 maal grotere kans te gaan spookrijden dan een doorsnee Nederlander.
Een tweede grote groep zijn jongeren, die vaak te veel gedronken hebben. Het opvallende is dat zij meestal niet spookrijden door per ongeluk een afrit op te rijden, maar door - bij hun volle, maar benevelde verstand - te keren op de snelweg.
In een ver verleden lag het aantal spookrijders in Nederland overigens een stuk hoger. Dat aantal daalde sterk toen Rijkswaterstaat in 1981 de bekende ga-terugborden bij de toegang tot afritten plaatste. Veel later kwamen daar de anti-spookrijdpijlen op het asfalt van de afrit bij. Die laatste hebben volgens de SWOV veel minder effect gehad.
Technisch kan spookpreventie overigens een stuk drastischer. Door ‘bandenkervers' in het asfalt van de afrit aan te brengen bijvoorbeeld. Rijd je daar vanaf de goede kant overheen, dan gebeurt er niets; maar spookrijders rijden hierdoor hun banden aan flarden. Dat die bandenkervers nooit zijn aangebracht is een kostenkwestie, zegt Davidse. Ook zouden ambulances en brandweer er last van kunnen hebben.
De SWOV doet daarom aanbevelingen voor minder vergaande maatregelen om het aantal spookrijders terug te dringen. De ga-terugborden voor de afrit zouden bijvoorbeeld alleen aan de rechterkant moeten staan. Het linkerbord is nu vaak ook zichtbaar vanaf de oprit, waardoor het schrikeffect verdwijnt. Ook aan zogenaamde halfklaverbladkruisingen (waar oprit en afrit pal naast elkaar liggen) zijn volgens de SWOV verbeteringen mogelijk. Davidse: ‘De oprit opvallender maken dan de afrit en de middenberm tussen oprit- en afrit verder doortrekken.'
Datum | woensdag 14 mei 2008
Auteur | Kees Versluis