Is er niet iets zodat als je in een woning woont je je ook moet inschrijven als inwoner van de gemeente? Is het anders geen logies?
Ook leuk:
http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/deeplink/law1/title=HuisvestingswetHuisvestingswet (geldend op: 23-01-2008)
Artikel 5
De gemeenteraad kan, voor zover dat in het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte noodzakelijk is, in de huisvestingsverordening woonruimte aanwijzen
die niet voor bewoning in gebruik mag worden genomen of gegeven, indien voor het in gebruik nemen daarvan geen huisvestingsvergunning is verleend. In afwijking van de eerste volzin is tot 1 januari 2003 in de in de bijlage genoemde betrokken gemeenten, alsmede in de krachtens artikel 2, vierde lid, aangewezen gemeenten, voor het in gebruik nemen of geven van een woonwagen op een standplaats een huisvestingsvergunning voor een standplaats vereist.
Artikel 7
1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, in gebruik te nemen voor bewoning.
2. Het is verboden een woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, voor bewoning in gebruik te geven aan een persoon die niet beschikt over een huisvestingsvergunning.
§ 3. Criteria voor vergunningverlening
Artikel 9
1. De gemeenteraad wijst in de huisvestingsverordening de categorieën van woningzoekenden aan die met het oog op een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van de woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen.
2. Een huisvestingsvergunning wordt uitsluitend verleend aan personen die:
a. de Nederlandse nationaliteit bezitten of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander worden behandeld, ofb. vreemdeling zijn en rechtmatig verblijf houden als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000.Artikel 10
De gemeenteraad kan in de huisvestingsverordening voorts bepalen dat een of meer daarbij aan te wijzen categorieën van woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, met het oog op een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte, in verband met de aard, grootte of prijs van die woonruimte, slechts passend is voor een daarbij aangewezen gedeelte van de ingevolge artikel 9 aangewezen categorieën van woningzoekenden.
Artikel 11
1. De gemeenteraad kan, voor zover dat in het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte noodzakelijk is, in de huisvestingsverordening tevens bepalen dat voor daarbij aan te wijzen categorieën van woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden waarvoor de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is.
2. Bij toepassing van het eerste lid stelt de gemeenteraad in de huisvestingsverordening tevens criteria vast volgens welke de woningzoekenden, bedoeld in artikel 9, worden ingedeeld in urgentiecategorieën.
3. Tot de criteria, bedoeld in het tweede lid, kan mede behoren dat aan de woonruimte welke de woningzoekende verlaat, met het oog op een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte dringend behoefte bestaat.
Artikel 12
1. De gemeenteraad kan, voor zover dat in het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte noodzakelijk is, in de huisvestingsverordening bovendien bepalen dat voor daarbij aan te wijzen categorieën van woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan personen die zijn geplaatst op een door burgemeester en wethouders aan de eigenaar van de betrokken woonruimte gedane voordracht.
2. Bij toepassing van het eerste lid stelt de gemeenteraad in de huisvestingsverordening tevens vast welke categorieën woningzoekenden in aanmerking komen om op een voordracht als bedoeld in het eerste lid te worden geplaatst en volgens welke criteria binnen die categorieën van woningzoekenden de rangorde naar urgentie wordt bepaald.
3. Tot de criteria, bedoeld in het tweede lid, kan mede behoren dat aan de woonruimte welke de woningzoekende verlaat, met het oog op een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte dringend behoefte bestaat.
Artikel 13
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog op de bescherming van daarbij aan te geven categorieën van woningzoekenden regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van artikel 9, eerste lid, en de artikelen 10 tot en met 12.
Artikel 13a
1. De gemeenteraad kan voor zover dit noodzakelijk is met het oog op een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte in de huisvestingsverordening criteria vaststellen voor de verlening van huisvestingsvergunningen, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen woningzoekenden die al of niet een economische of maatschappelijke binding hebben aan een in die verordening aangeduide regio.2. Indien de gemeenteraad toepassing geeft aan het eerste lid behoeft de vaststelling van die criteria voorafgaande toestemming van gedeputeerde staten.
3. Gedeputeerde staten kunnen hun toestemming slechts onthouden indien naar hun oordeel:
a. het aangeduide gebied niet kan worden aangemerkt als een regio in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel n;
b. het beoogde onderscheid onnodig belemmerend zou zijn voor de huisvestingsmogelijkheden van woningzoekenden die geen economische of maatschappelijke binding hebben met de regio, mede gelet op de huisvestingsmogelijkheden voor deze woningzoekenden in andere delen van de betrokken regio, of
c. het beoogde onderscheid onvoldoende is afgestemd op het bovengemeentelijke ruimtelijke beleid of op het huisvestingsbeleid van andere gemeenten.
4. Het tweede lid is niet van toepassing voor zover een onderscheid als bedoeld in het eerste lid, is voorgeschreven in, dan wel uitdrukkelijk is toegelaten bij een beleidsregel als bedoeld in artikel 61.
Artikel 13b
1. De gemeenteraad kan voor zover dit noodzakelijk is met het oog op een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte in verband met uit bovengemeentelijk ruimtelijk beleid voortvloeiende geringe mogelijkheden tot uitbreiding van de woonruimtevoorraad in de betrokken gemeente of kern, in de huisvestingsverordening criteria vaststellen voor de verlening van huisvestingsvergunningen, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen woningzoekenden die al of niet een economische of maatschappelijke binding hebben aan de gemeente of aan een tot de gemeente behorende kern.
2. Indien de gemeenteraad toepassing geeft aan het eerste lid, behoeft de vaststelling van die criteria voorafgaande toestemming van gedeputeerde staten.
3. Gedeputeerde staten kunnen hun toestemming slechts onthouden, indien het beoogde onderscheid naar hun oordeel:
a. onnodig belemmerend zou zijn voor de huisvestingsmogelijkheden van woningzoekenden die geen economische of maatschappelijke binding hebben met de gemeente of kern, mede gelet op de huisvestingsmogelijkheden voor deze woningzoekenden in andere delen van de betrokken regio, of
b. onvoldoende is afgestemd op het bovengemeentelijke ruimtelijke beleid of op het huisvestingsbeleid van andere gemeenten.
4. Het tweede lid is niet van toepassing voor zover een onderscheid als bedoeld in het eerste lid is voorgeschreven in, dan wel uitdrukkelijk is toegelaten bij een beleidsregel als bedoeld in artikel 61.
Artikel 13c
1. Behoudens het bepaalde in het tweede lid, wordt geen onderscheid naar economische of maatschappelijke binding gemaakt ten aanzien van woningzoekenden:
a. waarvan redelijkerwijs niet of niet meer verwacht kan worden dat zij door het duurzaam verrichten van arbeid in hun bestaan voorzien, zoals gepensioneerden, ernstig invaliden en langdurig werklozen;
b. die als remigrant wensen terug te keren naar Nederland of zijn teruggekeerd, doch nog niet over passende huisvesting beschikken;
c. aan wie op grond van een asielverzoek een van de verblijfsvergunningen, bedoeld in artikel 8, onderdelen a tot en met d, van de Vreemdelingenwet 2000 is verleend, indien zij na die verlening voor de eerste maal woonruimte zoeken;
d. die na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, in verband met die omstandigheid dringend woonruimte behoeven, of
e. die een procedure tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed aanhangig hebben gemaakt en een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 822 en 823 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hebben verkregen, indien zij in verband met die omstandigheid dringend woonruimte behoeven.
2. Voor zover dat in het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte noodzakelijk is in verband met uit bovengemeentelijk ruimtelijk beleid voortvloeiende geringe mogelijkheden tot uitbreiding van de woonruimtevoorraad in de gemeente of in een of meer kernen, behorend tot de gemeente, kunnen gedeputeerde staten bij het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 13b, tweede lid, onderscheidenlijk provinciale staten bij een beleidsregel als bedoeld in artikel 61, toestaan dat wordt afgeweken van het bepaalde in het eerste lid, onder a, b, d en e.