Hallo allemaal,
Voor mijn opleiding HBO-V heb ik afgelopen week een college gevolgd over het beoordelen van ECG's.
Ik heb toen een kleine samenvatting bij elkaar geschreven en ik dacht 'laat ik die eens delen op dit forum'.
Ik zou ook graag van de kenners willen weten of ik in de haast foutieve of onvolledige informatie in mijn samenvatting heb gezet zodat ik die aan kan passen.
Wellicht hebben andere "forumgangers" er dan ook nog iets aan.
Groetjes Romeo Mike
ECG
----
Hartfrequentie
Locatie: Slagen p/m:
Sinusknoop 60-100 (normaalwaarde)
Ectopisch atriaal 50-60
AV-knoop (idionodaal) 50
Ventriculair (idioventriculair) 20-40
Ritmestoornissen:
Sinusritme: P-top voor QRS-complex, frequentie 60-100 vorm van P-top en QRS wisselen niet op het ECG.
Sinusbradycardie: Hetzelfde als sinusritme, maar de frequentie = <50.
Sinustachycardie: Hetzelfde als sinusritme, maar de frequentie = >100.
Sinusaritmieën: Irregulair ritme. De RR-intervallen variëren sterk.
SSS: Sick Sinus Syndrome = Zieke sinusknoop. Onregelmatige onregelmatigheid: Het hart klopt dan weer te snel, dan te langzaam, dan onregelmatig of weer goed.
PAC: Prematuur Atriaal Complex = Te vroeg vallend complex uitgaande van het atrium. P-top is afwijkend (negatief).
PVC: Prematuur Ventriculair Complex = Te vroeg vallend complex uitgaande van het ventrikel. Geen P-top, verbreed complex, bizarre vorm.
Atriumflutter: Een atriumcel depolariseert sneller dan de sinusknoop en geeft daardoor het ritme aan. Op de ECG zijn veel P-toppen te zien. De AV-knoop laat er steeds een paar gaan en bijvoorbeeld iedere derde of vierde wordt doorgeleid. Zo zie je een zaagtandprofiel. Frequentie 220-300. Minder QRS-complexen door hoge snelheid.
Atriumfibrillatie: Alle cellen van het atrium vuren constant af. Het atrium pompt dan niet meer maar trilt alleen (fibrilleert). Op het ECG is de basislijn een rommeltje en zijn geen goede toppen te onderscheiden. Verschillende frequentie. Chaotisch en onregelmatig.
Ventrikeltachycardie: Ventrikels trekken zeer snel maar wel regelmatig samen. Frequentie 130-170. Zonder ingrijpen gaat dit snel over in ventrikelfibrilleren.
Escape ritme: Geen P-top. Alleen ventrikelslagen. Verbreed complex en frequentie = 30.
Ventrikelfibrillatie: De ventrikels pompen dan niet meer maar trillen alleen (fibrilleren). Alle hartspierweefsels depolariseren willekeurig. Totaal chaotisch beeld.
Sinusarrest: Sinusaritmie met onderbreking van prikkelvorming (nodaal escape ritme). Sinusfrequentie lager dan 40. Pauze langer dan anderhalve RR-interval.
Extra systole: Het overslaan van een hartslag gevolgd door een extra krachtige hartslag.
Ectopische slag: Niet de sinusknoop, maar andere cellen in het hart vormen de prikkel.
AV-junctioneel ritme: Ritme vanuit AV-knoop. Ritme = 40-50. Geen P-top.
Pacemaker ritme: De pacemaker grijpt in. Op een ECG te zien door een ‘krabbeltje’ in plaats van een P-top en een verbreed complex als hij in het ventrikel zit en een smaller complex als hij in het atrium zit.
Geleidingsstoornissen:
AV-blok
1e graads: AV-knoop houdt de prikkel te lang vast. PQ-tijd langer dan 0.20 seconden.
2e graads:
Mobitz-I of Wenkebach: PQ-tijd begint normaal, maar wordt steeds langer.
Mobitz-II: Net als type I, maar nu vallen er af en toe slagen uit.
3e graads: Ventrikels depolariseren onafhankelijk van de atria.
Rechter- en linker bundeltakblok: De prikkels gaan niet over de ‘snelweg’ maar nemen een andere route.
Ischaemie: Infarct. Te zien op ECG door ST-elevatie. Het ST-segment ligt hoger dan de basislijn.