http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspxLJN: BN7180, Gerechtshof Leeuwarden , 24-002510-08 Print uitspraak
Datum uitspraak: 16-09-2010
Datum publicatie: 16-09-2010
Rechtsgebied: Straf
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Uitspraak brand scheepswerf te De Punt. Het hof heeft op 16 september 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep dat door de officier van justitie en de verdachte was ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Assen van 30 september 2008. Het hof is tot een andere beslissing gekomen. Verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden omdat hij twee maal betrokken is geweest bij het ongedaan maken van een veiligheidsmechanisme dat aanwezig was in het elektriciteitsnetwerk van de loods op zijn scheepswerf. In de stoppenkast in de loods bevonden zich gemanipuleerde zekeringen. Verdachte wordt niet strafrechtelijk verantwoordelijk gehouden voor het ontstaan van de brand waarbij op 9 mei 2008 drie brandweermannen om het leven zijn gekomen. Verwerping ontvankelijkheids- en bewijsverweren en bespreking causaliteit.
Uitspraak
Parketnummer: 24-002510-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-810167-08
Arrest van 16 september 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 30 september 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1955] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. N.A Heidanus, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis van 30 september 2008 vrijgesproken van het hieronder (zakelijk weergegeven) ten laste gelegde:
- 1 primair en subsidiair: het in de periode van 1 januari 2008 tot en met 7 mei 2008 (medeplegen van) al dan niet feitelijk leiding geven aan of opdracht geven tot het opzettelijk verijdelen van veiligheidsmaatregelen in een elektriciteitswerk, terwijl daarvan gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten was;
- 2 primair en subsidiair: het in de periode van 8 mei 2008 tot en met 9 mei 2008 (medeplegen van) al dan niet feitelijk leiding geven aan of opdracht geven tot het opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten was en terwijl het feit iemands dood ten gevolge heeft gehad.
De rechtbank heeft verdachte ter zake van het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde (kort gezegd het in de periode van 8 mei 2008 tot en met 9 mei 2008 verijdelen van veiligheidsmaatregelen in een elektriciteitswerk, terwijl daarvan gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten was), veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank heeft daarbij niet bewezen verklaard dat het feit de dood van drie brandweermannen tot gevolg heeft gehad.
De rechtbank heeft daarnaast de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie en de verdachte zijn op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep (op 13 november 2009, 27 november 2009, 19 augustus 2010 en 2 september 2010), alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft - na wijziging van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde in hoger beroep - gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het hem onder 1 primair en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde en hem ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 meer subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren. De advocaat-generaal acht daarbij ook het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde strafverzwarende gevolg, dat het feit de dood van drie brandweermannen tot gevolg heeft gehad, bewezen.
De advocaat-generaal heeft daarnaast de toewijzing van de vorderingen van benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] tot respectievelijk € 275,- en € 3.075,- en daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair 5 respectievelijk 60 dagen vervangende hechtenis, gevorderd.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman van verdachte heeft ter zitting betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging omdat sprake is geweest van een willekeurige vervolging en van schending van het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging.
Ter onderbouwing daarvan heeft hij, kort samengevat, het volgende aangevoerd:
Na de brand in de groepenkast in de loods op 7 mei 2008 is Installatiebureau [getuige 1] ingeschakeld om reparaties aan de door de brand aangetaste groepenkast te verrichten. Op 8 mei 2008 heeft een medewerker van het installatiebureau reparaties aan de groepenkast verricht.
Er bestaan aanwijzingen dat niet verdachte, maar Installatiebureau [getuige 1] en diens werknemer [werknemer van installatiebedrijf] verantwoordelijk moeten worden gehouden voor het ontstaan van de brand op 9 mei 2008. Installatiebureau [getuige 1] heeft destijds de elektrische installatie geïnstalleerd en heeft reparaties verricht. Het bedrijf is bij die installatie en reparaties ernstig tekort geschoten.
De oorzaak van de brand op 7 mei 2008 is op 8 mei 2008 niet door de werknemer van het installatiebureau onderzocht. Ook is niet gecontroleerd of de reparatie geslaagd was. Daarnaast konden de mankementen die de elektrische installatie bevatte, zoals te lichte bedrading, te lichte zekeringen en te lichte lasklemmen, het ontstaan van de brand verklaren. Gelet op het aandeel van het installatiebureau en zijn werknemer, had het openbaar ministerie in redelijkheid niet tot vervolging van verdachte kunnen overgaan.
Het onderzoek rechtvaardigt voorts de conclusie dat sprake is geweest van tunnelvisie, ten nadele van verdachte. Alle pijlen zijn gericht geweest op verdachte. Er is niet gezocht naar feiten en omstandigheden, die een ander licht op de zaak zouden kunnen werpen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Gelet op de door de raadsman in de pleitnotitie gegeven onderbouwing verstaat het hof het verweer aldus, dat het betrekking heeft op het onder 2 ten laste gelegde.
Het opportuniteitsbeginsel als bedoeld in artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering brengt mee dat het openbaar ministerie de (discretionaire) bevoegdheid heeft om vervolgingsbeslissingen te nemen. De wijze waarop - in geval van vervolging - die belangenafweging heeft plaatsgevonden, staat in het algemeen bezien niet ter beoordeling van de rechter. Dit is alleen anders als de vervolging in strijd is met wettelijke of verdragsrechtelijke voorschriften of beginselen van een behoorlijke procesorde.
Tijdens het onderzoek zijn, zo blijkt uit de getuigenverklaringen in het dossier, gegronde aanwijzingen ontstaan dat verdachte betrokken zou zijn bij het aanbrengen dan wel aanwezig hebben van gemanipuleerde zekeringen. Deze omstandigheden op zich kunnen de beslissing van het openbaar ministerie om tot vervolging van verdachte over te gaan zonder daarbij nader inzicht te geven in het antwoord op de vraag waarom is afgezien van vervolging van het installatiebedrijf en/of zijn medewerkers, rechtvaardigen.
Het hof stelt vast dat aan het onderzoek, na de vondst van gemanipuleerde zekeringen, een zeker eenzijdig en beperkt karakter niet kan worden ontzegd. Dit heeft gevolgen voor de mogelijkheid om de in deze zaak voorliggende vragen - in het bijzonder die naar de oorzaak van de brand op 9 mei 2008 - te beantwoorden. Er is echter niet sprake van ernstige inbreuken op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling in zijn zaak is tekortgedaan.
Deze verweren van de raadsman treffen derhalve geen doel.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging omdat onrechtmatig en onzorgvuldig politieonderzoek heeft plaatsgevonden en er sprake is van strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde.
Ter onderbouwing daarvan is, samengevat en voor zover op dit punt van belang, het volgende aangevoerd:
Pas een maand na de brand van 9 mei 2008 zijn gemanipuleerde zekeringen gevonden, terwijl reeds op 10 mei 2008 een globaal onderzoek is verricht aan de restanten van de groepenkast. Verder is het technisch sporenonderzoek door de politie in samenwerking met de verzekeraar geschied. Dit terwijl de verzekeraar een groot eigenbelang heeft bij de uitkomst van het onderzoek en als partijdig moet worden beschouwd.
Ook is de registratie van aangetroffen sporen ondeugdelijk dan wel onvoldoende betrouwbaar geweest doordat de kennisgeving van inbeslagneming van sporen ruim een maand na de inbeslagname is opgesteld.
Gelet op de door de raadsman in de pleitnotitie gegeven onderbouwing verstaat het hof ook dit verweer aldus, dat het betrekking heeft op het onder 2 ten laste gelegde.
Het hof overweegt als volgt:
Opsporingsonderzoek
Op 9 en 10 mei 2008 hebben verbalisanten van de regiopolitie Drenthe, Noordelijke recherche-eenheid, Unit Forensische opsporingtechniek, een onderzoek ingesteld naar aanleiding van de brand van 9 mei 2008. Tijdens dit onderzoek zijn sporen in beslag genomen en veiliggesteld, waaronder de restanten van de groepenkast. Deze restanten zijn veiliggesteld na een globaal onderzoek door verbalisanten. Daarbij hebben zij specifiek de bedrading onderzocht op sporen van sluiting. Die sporen werden niet aangetroffen. De zekeringen zijn toen niet uit de zekeringhouder verwijderd ten behoeve van nader onderzoek. Verbalisanten hebben op dat moment kennelijk geen aanleiding gezien voor een meer gedetailleerd onderzoek.
Het forensisch onderzoek ter plaatse is op 10 mei 2008 beëindigd. Daarna hebben elders verschillende vervolgonderzoeken plaatsgevonden om de oorzaak van de brand te achterhalen. Op 11 juni 2008 zijn de restanten van kabels en zekeringen nader onderzocht. Toen werden twee zekeringen aangetroffen, met daarin een koperdraad.
Wat er ook zij van het tijdsverloop, niet is gebleken dat er sprake is van een zodanig onzorgvuldig onderzoek dat daarmee het recht van strafvervolging is vervallen.
Verzekeraar
Indien er een echte samenwerking tussen de politie en de verzekeraar zou hebben plaatsgevonden, zou dit onwenselijk zijn, mogelijk zelfs ontoelaatbaar. Naar het oordeel van het hof is echter niet gebleken van een zodanige samenwerking. Het hof houdt het ervoor dat gelijktijdig onderzoek is gedaan, waarbij afspraken zijn gemaakt om elkaars onderzoeken niet te verstoren.
Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat het onderzoek dat de politie heeft verricht is gerelateerd in een proces-verbaal, waarin is opgenomen wat door de verbalisanten zelf tot opsporing is bevonden of verricht. Dit proces-verbaal is op ambtsbelofte opgemaakt. Daarin ligt in beginsel de waarborg besloten dat de opsporingsambtenaar naar waarheid heeft gerelateerd omtrent hetgeen hij zelf heeft waargenomen en verricht.
Registratie van sporen en opmaken van een kennisgeving van inbeslagneming een maand na de inbeslagname
De raadsman heeft weliswaar opgemerkt dat eerst een maand na de inbeslagneming een kennisgeving van inbeslagneming is opgemaakt, maar heeft niet gesteld dat hier sprake is geweest van een verzuim van vormen, zodat het hof deze opmerking niet beschouwt als een beroep op de toepassing van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof zal de opmerking van de raadsman betrekken bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de resultaten van het (technische) opsporingsonderzoek.
Het hof verwerpt derhalve ook deze verweren van de raadsman.
Het hof acht het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - overeenkomstig de inleidende dagvaarding met daarin aangebracht de wijziging die in hoger beroep is toegelaten - ten laste gelegd, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 7 mei 2008 te De Punt, althans in de gemeente Tynaarlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (een) ten opzichte van (een gedeelte van) het elektriciteitswerk in een gebouw aan/nabij de Groningerstraat genomen veiligheidsmaatregel(en) heeft verijdeld, althans dat werk heeft vernielden/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt en/of stoornis in de gang en/of in de werking van dat werk heeft veroorzaakt,
hierin bestaande dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk smeltpatronen, althans een smeltpatroon, (zekering(en)) hebben/heeft aangebracht in een groepenkast in dat gebouw, welke patro(o)n(en) met behulp van koperdraad/metaaldraad zodanig waren/was gemanipuleerd/veranderd, dat in of aan die patro(o)n(en) geen smeltveiligheid meer aanwezig was en/of dat bij overbelasting van het gedeelte van het elektriciteitsnetwerk in dat gebouw dat door die patro(o)n(en) beveiligd zou moeten zijn, dat gedeelte van dat netwerk feitelijk niet langer tegen overschrijding van de op die patro(o)n(en) aangegeven/aan te geven waarde van de nominale stroom en/of tegen oververhitting en/of tegen kortsluiting beveiligd was,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor in en/of op korte afstand van dat gebouw aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was en/of
- levensgevaar voor in en/of op korte afstand van dat gebouw aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
(art 161bis jo 47 Wetboek van Strafrecht)
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
[bedrijf van verdachte] in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 7 mei 2008 te De Punt, althans in de gemeente Tynaarlo, opzettelijk (een) ten opzichte van (een gedeelte van) het elektriciteitswerk in een gebouw aan/nabij de Groningerstraat genomen veiligheidsmaatregel(en) heeft verijdeld, althans dat werk heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt en/of stoornis in de gang en/of in de werking van dat werk heeft veroorzaakt,
hierin bestaande dat die [bedrijf van verdachte] toen aldaar opzettelijk smeltpatronen, althans een smeltpatroon, (zekering(en)) hebben/heeft aangebracht, althans aanwezig heeft gehad, in een groepenkast in dat gebouw, welke patro(o)n(en) met behulp van koperdraad/metaaldraad zodanig waren/was gemanipuleerd/veranderd, dat in of aan die patro(o)n(en) geen smeltveiligheid meer aanwezig was en/of dat bij overbelasting van het gedeelte van het elektriciteitsnetwerk in dat gebouw dat door die patro(o)n(en) beveiligd zou moeten zijn, dat gedeelte van dat netwerk feitelijk niet langer tegen overschrijding van de op die patro(o)n(en) aangegeven/aan te geven waarde van de nominale stroom en/of tegen oververhitting en/of tegen kortsluiting beveiligd was,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor in en/of op korte afstand van dat gebouw aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was en/of
- levensgevaar voor in en/of op korte afstand van dat gebouw aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was,
hebbende hij, verdachte, toen aldaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot bovenomschreven feit opdracht gegeven en/of de feitelijke leiding gegeven aan die verboden gedraging.
(art 161bis jo 51 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 8 mei 2008 tot en met 9 mei 2008 te De Punt, althans in de gemeente Tynaarlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een gebouw aan/nabij de Groningerstraat, immers hebben/heeft verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk
smeltpatronen, althans een smeltpatroon, (zekering(en)) aangebracht in een groepenkast in dat gebouw, welke patro(o)n(en) met behulp van koperdraad/metaaldraad zodanig waren/was gemanipuleerd/veranderd, dat in of aan die patro(o)n(en) geen smeltveiligheid meer aanwezig was en/of dat bij overbelasting van het gedeelte van het elektriciteitsnetwerk in dat gebouw dat door die patro(o)n(en) beveiligd zou moeten zijn, dat gedeelte van dat netwerk feitelijk niet langer tegen overschrijding van de op die patro(o)n(en) aangegeven/aan te geven waarde van de nominale stroom en/of tegen oververhitting en/of tegen kortsluiting beveiligd was,
waarna als gevolg van overschrijding van de nominale stroomwaarde en/of als gevolg van oververhitting en/of als gevolg van kortsluiting binnen dat netwerk brand is ontstaan in die groepenkast, althans in dat gebouw, en/of dat gebouw (gedeeltelijk) is verbrand,