Rechtbank Almelo
Uitspraak over café De Rechter gepubliceerd
De uitspraak van de bestuursrechter van 3 juni jl. inzake café De Rechter is zojuist gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer BD 4051.
LJ Nummer
BD4051
Bron: Rechtbank Almelo
Datum actualiteit: 16 juni 2008 Naar boven
De eigenaar heeft gewonnen van de gemeente.... Hij heeft dus gelijk gekregen van de rechter en de dwangsom was van tafel...
LJN: BD4051, Rechtbank Almelo , 08 / 520 AQ1 V Print uitspraak
Datum uitspraak: 30-05-2008
Datum publicatie: 16-06-2008
Rechtsgebied: Bestuursrecht overig
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Inhoudsindicatie: Betreft dwangsomaanschrijving in verband met overtreding van artikel 3 van de Drank- en Horecawet
Uitspraak
RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: 08 / 520 AQ1 V
uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:84 Algemene wet bestuursrecht
in het geschil tussen:
[naam verzoekster], h.o.d.n. Grand Café “De Rechter”,
gevestigd te Almelo, verzoekster,
gemachtigde: J.E. Eshuis te Almelo,
en
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Almelo,
verweerder.
1. Besluit waarop het verzoek betrekking heeft
Besluit van verweerder d.d. 16 mei 2008, verzonden 22 mei 2008.
2. Procesverloop
Op 28 januari 2008 heeft verzoekster bij verweerder een aanvraag ingediend voor een vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet (DHW) voor het uitoefenen van een horecabedrijf onder de naam Grand Café “De Rechter” op het adres Waagplein 2 te Almelo.
Verweerder heeft nog niet op deze aanvraag beslist. Laatstelijk heeft verweerder bij schrijven van 22 april 2008 aangegeven welke gegevens verzoekster nog dient aan te leveren.
Bij een controle is door medewerkers van de gemeente Almelo op vrijdag 25 april 2008 om 22.30 uur geconstateerd dat verzoekster ondanks het ontbreken van een vergunning haar horecagelegenheid voor het publiek had opengesteld.
Verweerder heeft verzoekster bij brief van 28 april 2008 verzocht de geconstateerde overtreding te beëindigen vóór 13 mei 2008, waarbij is meegedeeld dat, indien verzoekster niet aan dat verzoek voldoet, verweerder voornemens is om haar een dwangsom op te leggen van EUR 5.000,-- per dag dat geconstateerd wordt dat het horecabedrijf voor publiek geopend is zonder dat verzoekster over een rechtsgeldige vergunning op grond van artikel 3 van de DHW beschikt, met een maximum van EUR 50.000,--.
Verzoeksters gemachtigde heeft bij brief van 2 mei 2008 een schriftelijke zienswijze ingediend naar aanleiding van het voornemen tot dwangsomoplegging.
Op 14 mei 2008 omstreeks 14.10 uur is door een medewerker van de Politie Twente geconstateerd dat de horecagelegenheid van verzoekster voor het publiek geopend was en dat bezoekers aanwezig waren op het terras. Op 18 mei 2008 om 11.00 uur heeft een toezichthouder van de gemeente Almelo eveneens geconstateerd dat de horecagelegenheid voor publiek geopend was.
Bij het bestreden besluit van 16 mei 2008 heeft verweerder verzoekster gelast de overtreding van artikel 3 van de DHW in haar horecagelegenheid Grand Café “De Rechter” aan het Waagplein 2 te Almelo binnen één week na de datum van verzending van dat besluit te beëindigen, hetgeen inhoudt dat verzoekster het uitoefenen van het horecabedrijf in haar horecagelegenheid Grand Café “De Rechter” zonder vergunning van verweerder staakt. Daarbij heeft verweerder bepaald dat, indien verzoekster de overtreding niet binnen de genoemde begunstigingstermijn heeft beëindigd, zij een dwangsom van EUR 5.000,-- verbeurt per dag dat genoemde overtreding van artikel 3 van de DHW wordt geconstateerd, met een maximum van EUR 50.000,--. Daarbij heeft verweerder verzoekster er nadrukkelijk op gewezen dat, indien het maximumbedrag van EUR 50.000,-- is verbeurd en de geconstateerde overtreding niet is beëindigd, verweerder verzoekster een nieuwe last onder dwangsom kan opleggen of in plaats daarvan bestuursdwang kan aanzeggen.
Tegen dit besluit heeft J.E. Eshuis, voornoemd, op 26 mei 2008 namens verzoekster bezwaar gemaakt. Voorts heeft hij bij verzoekschrift van diezelfde datum aan de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen inhoudende schorsing van de uitvoering van het opleggen van een dwangsom totdat verweerder een beslissing heeft genomen op de aanvraag van verzoekster om een vergunning op grond van artikel 3 van de DHW na het advies van het Bureau BIBOB van het Ministerie van Justitie.
Verweerder heeft op 28 mei 2008 de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
Openbare behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 mei 2008, alwaar verzoekster in persoon is verschenen, bijgestaan door J.E. Eshuis, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door drs. J. Huizing en mr. A.M. Hooghiemstra, ambtenaren van de gemeente Almelo.
(...)
Vervolgens is de vraag of sprake is van andere bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder in casu van handhavend optreden had behoren af te zien. Deze vraag beantwoordt de voorzieningenrechter bevestigend. Daarbij heeft de voorzieningenrechter in aanmerking genomen dat bij handhavend optreden mogelijk een faillissement van verzoekster dreigt, terwijl niet op voorhand uitgesloten is dat aan verzoekster bij een voor haar gunstig BIBOB-advies alsnog binnen afzienbare termijn een vergunning op grond van artikel 3 van de DHW zal kunnen worden verleend. In dat geval zou deze vergunningverlening illusoir worden. Daar staat tegenover dat verweerder in geval van een voor verzoekster negatief BIBOB-advies op korte termijn alsnog tot handhaving kan overgaan. Verweerder heeft ter zitting onvoldoende duidelijk kunnen maken dat sprake is van zodanig dringende omstandigheden dat het BIBOB-advies niet kan worden afgewacht. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat niet gebleken is van een handhavingsbeleid waarbij verweerder consequent handelend optreedt ingeval van activiteiten als de onderhavige die zonder vergunning worden uitgevoerd.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zijn de nadelige gevolgen van handhaving voor verzoekster zodanig onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat in de gegeven omstandigheden van optreden behoort te worden afgezien. Nu naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het bestreden besluit in bezwaar niet in stand zal kunnen blijven is er aanleiding het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en het bestreden besluit te schorsen tot 6 weken na de beslissing op het bezwaarschrift van verzoekster. Op grond van het vorenoverwogene acht de voorzieningenrechter het, gelet op het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, billijk verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekster redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep, zijnde de kosten van rechtsbijstand.
Beslist wordt derhalve als volgt.
4. Beslissing
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo,
Recht doende:
- wijst het verzoek toe en schorst het bestreden besluit tot 6 weken nadat op het bezwaar van verzoekster zal zijn beslist;
- veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten, welke kosten worden bepaald op EUR 644,--, door de gemeente Almelo te betalen aan verzoekster;
- verstaat dat de gemeente Almelo aan verzoekster het griffierecht ad EUR 288,-- vergoedt.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Aldus gegeven door mr. W.M.B. Elferink, in tegenwoordigheid van G. Kootstra als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2008.
Afschrift verzonden op 3 juni 2008
PA