opslag gasflessen in een woning

Auteur Topic: opslag gasflessen in een woning  (gelezen 7675 keer)

0 gebruikers (en 1 gast bekijken dit topic.

Firechief010

  • Forum gebruiker
  • ***
  • Berichten: 122
Gepost op: 16 september 2008, 14:43:09
In oudere woningen / vakantie hutjes wordt af en toe gekookt / woning verwarmd via gasflessen

Misschien een gekke vraag, maar hoeveel gasflessen / liter mag je in een woning opslaan ??
waar kun je dat vinden, bijlage 5 en 6 vd BV ?




Guust

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 723
  • Don't shoot the messenger!
Reactie #1 Gepost op: 17 september 2008, 08:21:05
waar kun je dat vinden, bijlage 5 en 6 vd BV ?

Volgens mij heb je het antwoord al zelf gegeven.

Bijlage 5 van de bouwverordening...

max. toegestane hoeveelheid = 115 liter waterinhoud. maar.....

de uitzonderingen maken het mogelijk om deze stoffen in beperkte voorraad aanwezig te hebben. Hierbij moet gedacht worden aan "huishoudelijk gebruik".
De grenzen die in bijlage 5 zijn aangegeven zijn afgestemd op de ondergrenzen die in de wet milieubeheer worden gesteld.


Shave

  • Beroepsbrandweerman
  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 6,355
Reactie #2 Gepost op: 13 oktober 2008, 18:18:15
In oudere woningen / vakantie hutjes wordt af en toe gekookt / woning verwarmd via gasflessen

Misschien een gekke vraag, maar hoeveel gasflessen / liter mag je in een woning opslaan ??
waar kun je dat vinden, bijlage 5 en 6 vd BV ?

1 flesje op zolder is al genoeg om een hoop schade aan te richten. Ik ben benieuwd wat het maximum is in een normaal bewoond woonhuis zonder van de gasflessen noodzakelijk te zijn.


Brandpreventist

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 18,993
Reactie #3 Gepost op: 13 oktober 2008, 20:15:20
Uit het gebruiksbesluit (geldig vanaf 1 november 2008):

http://www.vrom.nl/get.asp?file=docs/bouwen_en_wonen/Gebruiksbesluit.pdf

(...)

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
(...)
– brandgevaarlijke stof: vaste, vloeibare of gasvormige stof die brandbaar of brandbevorderend is of bij brand gevaar oplevert;

(...)

Artikel 2.1.8 Brandgevaarlijke stoffen
1. In, op of nabij een bouwwerk is geen in tabel 2.1.8 aangewezen brandgevaarlijke stof aanwezig.
(...)
3. Het eerste lid is voorts niet van toepassing op:
(...)
d. gasflessen tot een totale waterinhoud van 115 liter;




Tabel 2.1.8 Brandgevaarlijke stoffen
ADR-klasse
OmschrijvingVerpakkingsgroepToegestane maximum hoeveelheid in kg of L1
2UN 1950 spuitbussen & UN
2037 houders, klein, gas
gassen zoals propaan, zuurstof, acyteleen,
aerosolen (spuitbussen)
n.v.t. 50
3brandbare vloeistoffen zoals bepaalde oplosmiddelen en acetonII25
3excl. dieselolie, gasolie of lichte stookolie met een vlampunt tussen 61°C en 100°C brandbare vloeistoffen zoals terpentine en bepaalde inktenIII50
4.1, 4.2, 4.3 4.1: brandbare vaste stoffen, zelfontledende
vaste stoffen en vaste ontplofbare stoffen in
niet explosieve toestand zoals wrijvingslucifers,
zwavel en metaalpoeders
4.2: voor zelfontbranding vatbare stoffen
zoals fosfor (wit of geel) en diethylzink
4.3: stoffen die in contact met water
brandbare gassen ontwikkelen zoals
magnesiumpoeder, natrium en
calciumcarbide
II en III 50
5.1brandbevorderende stoffen zoals
waterstofperoxide
II en III 50
5.2organische peroxiden zoals dicymyl
peroxide en di-propionyl peroxide
n.v.t. 1
1 Eenheid bepaald overeenkomstig het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.




Toelichting:

Artikel 2.1.8 Brandgevaarlijke stoffen
Dit artikel heeft betrekking op de aanwezigheid van brandgevaarlijke
stoffen in, op en nabij bouwwerken, de zogenoemde huishoudelijke
opslag. Zoals in artikel 1.1 is aangegeven wordt onder brandgevaarlijke
stoffen verstaan: vaste stoffen, vloeistoffen en gassen die brandbaar of
brandbevorderend zijn of bij brand gevaar opleveren. Vergeleken met
hetgeen eerder in de modelbouwverordening (Mbv) over dergelijke
stoffen was opgenomen, bevat artikel 2.1.8 enkele belangrijke wijzigingen.
In de Mbv werd gesproken van brandgevaarlijke stoffen (bijlagen 5 en 6)
zonder vermelding van een maximaal toelaatbare hoeveelheid. Voorts
vielen die stoffen deels onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer.
Anderzijds waren in de milieuregelgeving ook voorschriften opgenomen
over brandgevaarlijke stoffen die weliswaar bij brand negatieve milieueffecten
kunnen hebben maar niet als milieugevaarlijk worden aangemerkt.
Er is nu voor een nieuwe afbakening tussen bouw- en milieuregelgeving
gekozen. Het geven van voorschriften over stoffen die zowel brand- als
milieugevaarlijk zijn, behoort vanaf de zogenoemde Ivb-grens voortaan
uitsluitend tot het domein van de milieuregelgeving. Het geven van
voorschriften over dergelijke stoffen tot die Ivb-grens behoort voortaan
uitsluitend tot het domein van de bouwregelgeving. De Ivb-grens is de
ondergrens waarmee in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit
milieubeheer (Ivb) is aangegeven welke hoeveelheden van welke stoffen
onder de reikwijdte van dat besluit vallen. In dit besluit is nu aangesloten
bij de systematiek en terminologie van het Ivb.
Het geven van voorschriften over bedrijfsmatige opslag van stoffen die
zowel brand- als milieugevaarlijk zijn zal dus alleen nog geschieden in
regelgeving gebaseerd op de Wet milieubeheer, zoals de algemene
maatregel van bestuur ex artikel 8.40 van die wet en in milieuvergunningen.


Brandpreventist

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 18,993
Reactie #4 Gepost op: 13 oktober 2008, 20:19:33
VERVOLG

De bouwregelgeving beperkt zich tot huishoudelijke
opslag,
dat wil zeggen kleinere hoeveelheden die – rekening houdend met
de gevaarsaspecten van de desbetreffende stoffen – voor de goede
bedrijfsvoering als werkvoorraad mogen worden beschouwd. Dit is in
artikel 2.1.8 uitgewerkt in een verbod op het aanwezig hebben van
brandgevaarlijke stoffen in combinatie met expliciete uitzonderingen op
dat verbod. In de bij dit artikel opgenomen tabel 2.1.8 is per soort stof en
verpakkingsgroep (zie definitie in artikel 1.1) aangegeven welke
hoeveelheid van een brandgevaarlijke stof is toegestaan.
In de eerste kolom van de tabel zijn de desbetreffende stoffen geordend
overeenkomstig de classificatie van de ADR (zie definitie in artikel 1.1), die
ook in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en milieurichtlijnen wordt
gehanteerd. Het ADR kent dertien klassen van gevaarlijke stoffen. Artikel
2.1.8 van dit besluit beperkt zich tot de deelverzameling «stoffen die zowel
milieu- als brandgevaarlijk zijn». Conform de ADR-terminologie wordt
daarbij de netto massa in kilo’s gehanteerd als eenheid voor het
vaststellen van hoeveelheden vaste stoffen, vloeibaar gemaakte gassen
en onder druk opgeloste gassen en wordt de nominale inhoud in liters als
eenheid gehanteerd indien het vloeistoffen en samengeperste gassen
betreft. Zie hiervoor de PGS-reeks (Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen).
Deze door VROM uitgegeven reeks bevat adviezen die het bevoegd gezag
kan toepassen bij het verlenen van milieuvergunningen en het uitoefenen
van toezicht op de naleving van algemene regels, zoals bijvoorbeeld op
grond van artikel 8.40 van de Wet milieubeheer.
In het eerste lid is het verbod op het aanwezig hebben van een
brandgevaarlijke stof opgenomen. Of iets een brandgevaarlijke stof is, is
te lezen in tabel 2.1.8. Uit deze tabel blijkt dat ook medicinale zuurstof een
gas is dat onder het voorschrift van artikel 2.1.8 valt.

Op grond van het tweede lid is het in het eerste lid gestelde verbod niet
van toepassing wanneer de toegestane maximum hoeveelheid van een
bepaalde stof niet wordt overschreden (onderdeel a), de stof deugdelijk is
verpakt (onderdeel b) en die stof met inachtneming van de op de
verpakking aangegeven gevaarsaanduidingen wordt gebruikt (onderdeel
c). Hierbij geldt dat de totale hoeveelheid stoffen niet meer mag zijn dan
100 kilogram of liter. De stof dient zodanig verpakt te zijn dat de
verpakking tegen een normale behandeling bestand is (hetgeen bij een
stof in de originele verpakking van de fabrikant/leverancier in de regel het
geval zal zijn) en van de inhoud niets onvoorzien uit de verpakking kan
ontsnappen (hetgeen bij deugdelijke sluiting van een geopende originele
verpakking in de regel het geval zal zijn). Bij gebruik overeenkomstig de
gevaarsaanduiding moeten de zogenoemde R- en S-zinnen in acht
worden genomen. Die zinnen, die in de regel op de originele verpakking
zijn aangegeven, geven de producteigenschappen aan (R = risc: bijvoorbeeld
«ontvlambaar») en bevatten gebruiksinstructies (S = safety:
bijvoorbeeld «niet roken tijdens het gebruik»).
In het derde lid wordt een aantal zelfstandig te lezen aanvullingen op
het eerste en tweede lid gegeven. Bij de bepaling van de totale
hoeveelheid toegestane stoffen behoeft geen rekening te worden
gehouden met de in het derde lid opgenomen stoffen. Er behoeft
bijvoorbeeld geen rekening te worden gehouden met de in een auto of
scooter aanwezige motorbrandstoffen (a), of met voor consumptie
bestemde alcoholhoudende dranken (c).
Onderdeel f van het derde lid bepaalt dat het eerste lid niet van
toepassing is op brandgevaarlijke stoffen voor zover de aanwezigheid
daarvan bij of krachtens de Wet milieubeheer is toegestaan. Hiermee
wordt zeker gesteld dat voor dergelijke stoffen uitsluitend de Wet
milieubeheer geldt en zodoende strijdige voorschriften worden uitgesloten.
Het vierde lid bevat een ontheffingsbevoegdheid voor burgemeester en
wethouders. Op grond daarvan kunnen zij in een incidenteel geval
ontheffing verlenen voor het aanwezig hebben van een grotere
hoeveelheid van een stof dan op grond van het tweede lid, onderdeel a, is
toegestaan. De reikwijdte van die bevoegdheid is beperkt tot gevallen die
buiten de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen. Dit is bijvoorbeeld
het geval wanneer in een bouwwerk dat geen inrichting in de zin
van de Wet milieubeheer is (bijvoorbeeld een stadion) meer dan 1.000 liter
dieselolie aanwezig is ten behoeve van generatoren die tijdens een
evenement worden gebruikt.
Op grond van het vijfde lid moet de inhoudsmaat van een aangebroken
verpakking volledig worden meegerekend. Indien, bijvoorbeeld, een vat
slechts met vier liter is gevuld terwijl het tien liter vloeistof kan bevatten,
moet gerekend worden met tien liter.
Enkele rekenvoorbeelden op basis van artikel 2.1.8. Ongeacht de
aanwezigheid van andere stoffen mogen altijd gasflessen met een
maximum inhoud van in totaal 115 liter en maximaal 1.000 liter diesel-,
gas- of lichte stookolie (vlampunt tussen 61°C en 100°C) aanwezig zijn.
Bij
de overige stoffen gaat het niet alleen om een maximum hoeveelheid
voor stoffen per ADR-klasse (bijvoorbeeld: geen grotere hoeveelheid van
stoffen van ADR-klasse 3 uit verpakkingsgroep II dan totaal 25 liter) maar
mag ook de hoeveelheid van stoffen uit alle genoemde ADR-klassen
tezamen niet meer dan 100 kilogram of liter bedragen. Wanneer, bijvoorbeeld,
in een bouwwerk 50 liter vloeistof van ADR-klasse 3 uit
verpakkingsgroep III en 50 kilogram stoffen van ADR-klasse 5.1 aanwezig
zijn, is die grens van de toegestane maximum hoeveelheid van 100
kilogram of liter bereikt. In dat geval mogen nog wel eerderbedoelde
gasflessen en oliesoorten tot maximaal de daarvoor aangegeven
maximum hoeveelheid aanwezig zijn maar geen van de overige in de
tabel aangegeven stoffen.