Leeswijzer: normale tekst staat voor mijn "opmerkingen",
cursief staat voor mijn weergave van jouw tekst. (Voor de duidelijkheid.
)
Ik begrijp dat je op dit moment in de oriënterende fase van je onderzoek zit. Je bent je aan het inlezen en je bent op zoek naar een onderbouwing van je (op dit moment veronderstelde) probleem, zodat je hiermee een onderzoeksplan kunt schrijven. Feitelijk ben je dus in de keten "aanleiding - probleemstelling - doelstelling - vraagstelling - aanpak" bezig met de aanleiding en de probleemstelling. Ik weet natuurlijk niet bij welke onderwijsinstelling je bent aangesloten, maar ik probeer mijn studenten aan te leren om in de aanleiding een "beschrijving van de wereld" (inclusief de beperkingen dus) te geven, waaruit dan de probleemstelling volgt. Het verdere verhaal van het schrijven van een plan van aanpak / onderzoeksplan wordt dan een gestructureerde klus.
In je startbericht geef je volgens mij een heel globale aanleiding, en corrigeer me vooral als ik er naast zit, namelijk:
hulpdiensten en aanverwante actoren zien zich bij rampen en calamiteiten geconfronteerd met een vaak complexe, ontwikkelende en stressvolle situatie, waarin heel veel informatie over en tussen veel verschillende lagen en mensen moet worden uitgewisseld. Historisch gezien was dit blijkbaar een hiërarchische bottom-up, top-down benadering, en het heeft voordelen opgeleverd door over te gaan naar een veel plattere manier van communiceren en uitwisselen (netcentrisch).
Hier beschrijf je dus in feite heel kort de historische ontwikkelingen. Gelet op je vervolgstappen kun je je afvragen of dit inderdaad "aanleiding" is, of juist deel van je onderzoek. Ik ga eerst even verder.
De volgende stap in je huidige denkmodel draait erom dat je er vanuit gaat dat er een totaalbeeld moet ontstaan. Je vraagt je af hoe je de informatie met en tussen de actoren kunt delen zodanig dat dit totaalbeeld ook ontstaat. Hierbij ga je er tevens vanuit dat men in de hele keten dezelfde "taal" wil of moet praten, en dat dit waarschijnlijk positieve effecten zal hebben op de besluitvorming en coördinatie.
Met deze stap in je denkmodel raak ik de draad kwijt, want volgens mij gaan hier zaken door elkaar lopen en het is mij niet helemaal duidelijk of je dat beseft. Waar je op dit moment over praat is het geheel aan coördinatie en communicatie dat tijdens een bepaalde activiteit (ramp, calamiteit, maar kan ook een evenement of andere operatie zijn) door verschillende actoren wordt ontplooid. In de wereld van defensie staat dit bekend als C4I (command, control, communications, computers & intelligence). Hierbij gaat het dus om 1) het verzamelen, verwerken, analyseren, opslaan en verdelen van inlichtingen (lees: informatie in de breedste zin van het woord) en 2) het aansturen van eenheden op basis van deze inlichtingen.
In je bericht wordt mij niet duidelijk of je je richt op het geheel aan C4I (dus inclusief besluitvorming en coördinatie) of uitsluitend op een specifiek deel van het C4I proces (bijvoorbeeld de verdeling van informatie). Hiermee kom ik dus ook terug bij je globale aanleiding: je presenteert de ontwikkeling van hiërarchisch naar netcentrisch als een voordeel, maar het wordt niet duidelijk vanuit welk standpunt dit een voordeel is. Levert dit voordelen op in command & control (aansturing)? Of juist voordelen in communications, computers & intelligence (verzamelen en verdelen)?
Ik begrijp dat je nog in je oriëntatiefase zit, dus misschien loont het om een stap (of misschien wel meer stappen) omhoog te doen. De aanleiding voor een onderzoek naar C4I bij rampenbestrijding ligt volgens mij namelijk niet in het te hanteren communicatieprotocol (hiërarchisch of netcentrisch), maar juist in de (strategische c.q. operationele) doelen die met de rampenbestrijding bereikt willen worden. Bij calamiteiten wensen "wij" de schade, in welke zin dan ook, zoveel mogelijk te beperken. Dat betekent dat je 1) de juiste mensen en middelen moet hebben, 2) de mensen voldoende opgeleid en getraind moeten zijn, 3) de middelen in voldoende hoeveelheid en goede staat moeten zijn en 4) de samenwerking, coördinatie en communicatie op voldoende niveau moeten zijn. Valt één van deze poten weg, dan zakt je rampenbestrijding als een kaartenhuis in elkaar. Wereldwijd zijn daarvan ongetwijfeld voldoende voorbeelden te vinden.
Bedenk eenvoudig wat er gebeurt bij een brandend hutje en een waterput. Als er geen water in de put staat, als er geen mensen zijn om water te dragen of als er geen emmers zijn (1), dan kun je niet blussen. Als de mensen niet goed weten hoe ze een emmer moeten vast houden, of als je maar een paar emmers hebt (2 + 3), dan kun je wel blussen maar is het niet echt effectief. En tot slot: als de mensen niet samenwerken of niet afspreken hoe ze de emmers doorgeven (4), dan is je blussing ook niet echt effectief.
Moraal van het verhaal: op het moment dat je een onderzoek wilt doen naar (een onderdeel van) C4I bij rampenbestrijding, zul je in je aanleiding aannemelijk moeten maken dat C4I 1) een essentieel onderdeel is van rampenbestrijding en 2) dat er op dit onderdeel ontwikkelingen gaande of nodig zijn die nader onderzoek (= jouw onderzoek) noodzakelijk maken.