Aansluitend;
Chronologisch overzicht van de activiteiten van niet-geïdentificeerde bergingsploegen op de plaats van de Bijlmerramp, op 4 en 5 oktober 1992. (Opgesteld door Pierre Heijboer te Amsterdam.)
--------------------------------------------------------------------------------
Vrij snel na de crash (een minuut of tien) melden zich Israëli's op het rampterrein, die kennelijk tot een of andere veiligheidsdienst behoren. Tegen de bezetting van de commandowagen van politie en brandweer maken zij zich althans als zodanig kenbaar. Het bericht in de GPD-bladen van 28.04.98 hierover is officieel niet bevestigd, maar reeds op 21.04.98 had mr. J. Vrakking, hoofdofficier van justitie te Amsterdam, tijdens een receptie tegenover mij verklaard: 'Er hebben zich Israëlische veiligheidsmensen bij onze commandowagen gemeld, maar wij hebben ze weggestuurd.'
Wie waren deze lieden? Het antwoord op die vraag is niet moeilijk. Op Schiphol werkt een uitgebreide staf van goed opgeleide Israëlische veiligheidsmensen. Eenieder die op Schiphol in de vrachtafhandeling werkt zal dat bevestigen. De instelling van deze Israëli's is - heel begrijpelijk - dat alles wat met El Al-toestellen en El Al-vracht van doen heeft enkel en alleen hún pakkie-an is. Daar dient niemand anders zich mee te bemoeien.
Vandaar dat het ook volkomen logisch is dat een ploeg van deze mensen zich vanaf Schiphol naar de Bijlmer spoedt wanneer daar een El Al-vliegtuig met een 'voor Israël strategisch van groot belang zijnde lading' (Brits deskundige in 'Zembla' van 04.06.98) is neergestort - en ervan uitgaat dat zij, als El Al-mensen, zich 'dirigerend' mogen bemoeien met de bergingsoperaties. De politie- en brandweercommandanten ter plekke weten echter niets van mogelijke geschreven of ongeschreven afspraken hierover en zeggen: 'Hoepel op.' Gevolg: zeer boze Israëli's, zoals aan de rijksrecherche beschreven door de betrokken Amsterdamse politiemensen.
Heeft deze Israëlische ploeg zich 'laten wegsturen', zoals mr. Vrakking zegt? Nee, natuurlijk niet. Een ploeg van goed opgeleide leden van een Israëlische veiligheidsdienst, die met een 'spoedopdracht' naar de Bijlmermeer is gestuurd, laat zich niet wegsturen. Die ploeg gaat gewoon aan het werk om de opgedragen klus te klaren, toestemming of geen toestemming. In de chaos van het eerste half uur in de Bijlmermeer was dat trouwens geen enkel probleem.
Het enige probleem dat zich voordeed, was dat de activiteiten van deze veiligheidsmensen (het 'wegslepen van de rampplek van allerlei spul') niet geheel onopgemerkt kon blijven. Er zijn dus getuigenverklaringen. Wat betreft de aanwezigheid van de Israëli's: verklaringen van de politiemensen in de commandowagen in de Bijlmer, die van de heer Vrakking tegenover mij, en die van de Amsterdamse politiewoordvoerder Klaas Wilting in 'Zembla' van 04.06.98. Wat betreft de activiteiten van deze Israëli's: getuigenverklaringen die zich bevinden in het Bijlmerramp-dossier van de Raad voor de Luchtvaart; en ministens één getuigenverklaring van dezelfde aard, waarover de rijksrecherche beschikt.
Min of meer gelijktijdig met de Israëlische veiligheidsmensen verschijnen op het terrein van de ramp 'een stuk of zes' in opvallende vuurwerende kledij gestoken 'bergers', die zich niet om bluswerk of gewondenhulp bekommeren, maar aan het 'bergen' (wegslepen van vliegtuigonderdelen) gaan op een punt links van de inslag, daar waar herkenbaar nog delen van het staartstuk van het vliegtuig liggen. Eenduidige getuigenverklaringen hierover zijn er onder meer van een vijftal omwonenden, een ambulancemedewerker en een politieman.
Wie waren deze mensen? Naar alle waarschijnlijk hoorden zij tot een kleine bergings- en hulpverleningsploeg, die door Israëlische diensten op Schiphol paraat gehouden wordt (of werd) bij elke start en landing van een El Al-toestel. Deze ploegen pleegden zich te verplaatsen in een terreinwagen (mogelijk van het type Landrover) en hadden direct radiocontact met de bemanning van de El Al-vliegtuigen.
Wanneer dit regiem in 1992 op Schiphol ook gold (misschien geldt het nóg wel) ligt het voor de hand dat ook deze El Al-ploeg zich met spoed naar de Bijlmer heeft begeven, en daar aan het 'bergen' is geslagen. En dat deze mensen zich daarbij ook niet hebben bekommerd om de vraag of wat zij deden volgens de Nederlandse wetgeving (de toen nog geldende Luchtvaartrampenwet) eigenlijk wel mocht. En ook zij deden hun werk tijdens de chaos van het eerste half uur; daarbij weliswaar gesignaleerd door omwonenden en een of meer politiemensen 'die opzij moesten', maar nog zonder uitdrukkelijke toestemming van de mensen in de commandowagen.
Het volgende tijdstip is ca. 22.45 uur op de avond van de ramp. De omstandigheden waaronder de dingen zich afspelen wijzen erop dat het 'plaatselijk commando' van brandweer en politie inmiddels de mededeling heeft gekregen, dat 'een speciale bergingsploeg' de ruimte moet worden gegeven. Deze ploeg bergers (in beschermende, dikke witte kledij) wordt onder meer gesignaleerd en genoemd door de enkele brandweerlieden en een radioverslaggever, wiens getuigenis ondersteund wordt door een nog bestaande geluidsband.
De vroege ochtend van 5 oktober (tegen het licht worden) is het volgende tijdstip. Verslaggevers zijn dan met een smoes ('er komen gevaarlijke stoffen vrij' - niet waar) van het rampterrein verwijderd en de speciale bergingsploeg van een man of tien gaat opnieuw op de puinhopen aan het werk. Een omwonende heeft hierover tegenover de rijksrecherche een duidelijke verklaring afgelegd.
Volgende moment: de ochtend van 5 oktober, tussen tien en elf uur. De bergers die aan het werk zijn moeten aan de kant want 'er komen andere mensen iets doen'. Dat blijken mannen te zijn in ruimtevaartachtige pakken (zoals de 'speciale bergingsploeg' al eerder omschreven is) die over het puin lopen en dingen wegdragen. Zij worden gesignaleerd door minstens één berger en minstens twee omwonenden.
Naast deze 'onbekende bergers' is ook nog een andere ploeg (werkend in groepjes van twee man - en misschien slechts één groepje van twee man) actief op de rampplek. Ook deze mensen dragen een witte outfit, doch dit zijn geen 'astronautenpakken' maar witte overalls. Ze worden onder meer gesignaleerd door omwonenden en door Amsterdamse politiemensen (zie de verklaringen van de Amsterdamse politiewoordvoerder Wilting in het Algemeen Dagblad van 29.04.98 en 'Zembla' van 04.06.98).
We hebben hier van doen met ploegjes mensen (zich verplaatsend in een of meer auto's met Franse kentekens) die niet zozeer aan 'berging' doen, maar meer aan 'onderzoek'. Ze gaan dingen na, zoeken misschien naar mogelijke sporen van een terroristische aanslag; maar 'naar slachtoffers zoeken' - nee, dat doen ze zeer beslist niet.
Inmiddels bestaan er een kleine twintig, aan duidelijkheid niets te wensen overlatende, getuigenverklaringen over de activiteiten van de betrokken onbekende bergingsploegen. Door de justitiële autoriteiten in Amsterdam worden deze afgedaan als zijnde niet al te betrouwbaar. Daarbij wordt onder meer gezegd: 'De ramp was 5,5, jaar geleden.' Dit duidt op het misverstand dat de betrokken getuigenverklaringen 'teruggaan op een herinnering van 5,5 jaar geleden' en als gevolg daarvan aan betrouwbaarheid inboeten. Dit is een onjuiste gedachte. De betrokken verklaringen zijn voor het allergrootste deel vijf jaar geleden al afgelegd en voor een deel ook al opgetekend. En ze zijn in de tussentijd niet gewijzigd!
Ook zegt men: 'Mensen hebben zich door de media laten beïnvloeden.' Het is echter bewijsbaar omgekeerd geweest: de media hebben zich in hun berichtgeving laten beïnvloeden door deze getuigen. Want die hebben hun verhaal, zoals gezegd, vijf jaar geleden al gedaan. Dat deze verklaringen nu opnieuw in beeld komen is een gevolg van het feit dat ze nu voor het eerst zijn opgenomen in iets officieels, in een 'dossier' bij een notaris.