En voor de liefhebber de passage over de uitspraak van de minister dat het uitschrijven van bekeuringen bijdraagt aan het gezag van de politie. Het is me wel opgevallen dat dit in de media zo nu en dan uit z'n verband wordt getrokken.
Hier kan je lezen wat ze nu precies gezegd heeft:
Minister Ter Horst: Sorry.
Gevraagd is om de uitrusting en de kleding van de
politie te verbeteren en om ervoor te zorgen dat de
kleding meer gezag uitstraalt. De kleding wordt in
samenwerking met de politie ontwikkeld. Er zijn allerlei
adviescommissies binnen de politie die onderzoeken wat
nodig is en wat het beste is. Op basis daarvan worden in
samenspraak met de bonden en de Raad van Hoofdcommissarissen
nieuwe kleding en uitrustingsstukken
bepaald. Het enige wat ik met de politie zelf heb afgesproken,
is dat er sprake zal zijn van een neutrale
uitstraling, dus geen piercings, tattoos et cetera, omdat ik
van mening ben dat die het gezag van de politie niet ten
goede komen. We zullen dit vastleggen in een code of
conduct en wij gaan ervan uit dat die op een goede
manier zal worden nageleefd.
Dan ben ik toe aan het onderdeeltje arbeidsvoorwaarden.
Volgens mij heb ik de resultaten al gegeven van de
vergelijking met zorg, onderwijs en douane die in het
beloningsonderzoek is gemaakt. Een van de leden zei dat
het basissalaris wel goed blijkt te zijn, maar dat er iets
lager wordt gescoord bij de inconveniëntenregeling. Ik
denk dat het belangrijk is om te weten dat bij de vorige
cao-onderhandelingen is afgesproken om de inconveniënten
een beetje af te bouwen en op te nemen in het
basissalaris. Daarom scoort het basissalaris goed en de
inconveniëntenregeling wat minder. Ik geloof niet dat er
nu reden is om die inconveniëntenregeling weer te
verbeteren, omdat dan de arbeidsvoorwaarden in hun
totaliteit echt zouden uitsteken boven functies waarmee
vergeleken is.
De heer Çörüz zei dat de Arbeidstijdenwet wel eens
beperkend kan werken. Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik
dit een moeilijk onderwerp vind. Ik heb laatst een
regeling goedgekeurd dat er een financiële tegemoetkoming
komt voor politieagenten als op korte termijn een
melding komt dat een rooster gaat veranderen. Dit was
afgesproken in de vorige cao. Ik moet zeggen dat ik dit
contre coeur heb gedaan, want ik vind het heel ver gaan
dat er een financiële compensatie voor komt wanneer
het voor de inzetbaarheid nodig is om tegen een
politieagent te zeggen dat hij nu even aan de bak moet,
maar sorry, dat staat niet in het rooster. Nogmaals, ik
vind dat redelijk ver gaan. Ik hoop dat het mogelijk is om
in Nederland een politieorganisatie te hebben waar
mensen met plezier werken, waar zij ook beschermd
worden, maar waar de flexibiliteit toch groot is. Dat was
even tussendoor.
De Arbeidstijdenwet is er natuurlijk om de gezondheid
van mensen te beschermen. Er wordt bij de politie fors
overgewerkt. Dat vinden politieagenten niet altijd erg,
omdat het natuurlijk ook leidt tot extra inkomen, maar er
moet een wet zijn, en die hebben wij gelukkig ook, die de
gezondheid van mensen beschermt. Ik ben dus erg
terughoudend om daar negatief over te zijn. Het is wel zo
dat er ontheffingsmogelijkheden zijn. Begin 2010 zullen
de uitkomsten komen van een evaluatieonderzoek om te
zien of die ontheffingsmogelijkheden voldoende zijn of
niet. Als blijkt dat er knelpunten zijn, dan zullen we dat
natuurlijk moeten overleggen met SZW, dat verantwoordelijk
is voor de ATW.
Er is ook gevraagd wat het Landelijk Functiehuis
Nederlandse Politie is. Het doel is om eenduidigheid te
krijgen in de functiebeschrijvingen; meer uniformiteit,
transparantie en gelijke waardering. Er zijn op dit
moment 7000 verschillende functies. Dat zijn er 2000
meer dan bij het Rijk. Wij willen toe naar 90 functies. Bij
het Rijk hebben wij gezegd dat wij van 5000 naar 50
functies willen. Zo willen wij bij de politie van 7000 naar
90 functies proberen te komen. Dat maakt het ook
mogelijk dat agenten van het ene naar het andere korps
en van de ene naar de andere functie overgaan. Dat
scheelt ook heel veel in interne administratieve lasten en
verbetert de mobiliteit. Dat was ook een punt van zorg.
De heer Çörüz heeft ook gevraagd hoe het zit het met het
weglopen van zij-instromers bij de recherche en wat de
minister daartegen doet. De Politieacademie heeft samen
met het Programmabureau Versterking Opsporing en
Vervolging een evaluatie uitgevoerd naar de fit tussen
hoogopgeleide hbo’ers en hun werk in het korps. Die
evaluatie hebben wij onlangs ontvangen. Wij zullen
bekijken welke maatregelen wij zouden moeten nemen.
Ik heb ook gesproken met een aantal hoogopgeleide
zij-instromers. Ik heb daarvan het beeld overgehouden
dat zij zeggen: dan komen wij in een korps en dan weet
dat korps eigenlijk niet precies wat het met ons moet. Ik
hoorde ook een heel aardige suggestie, namelijk dat een
aantal zij-instromers binnen een korps een clubje heeft
gevormd en als club door de organisatie heengaat. Als er
een hbo’er per afdeling is, voelt deze zich erg geïsoleerd
en weet hij niet wat hij moet doen, maar het was echt
een heel mooie manier van werken om de kennis die zij
hebben te bundelen en in te zetten voor het korps als
geheel. Nogmaals, de Kamer krijgt uiteraard de evaluatie
hiervan. Vervolgens nog een opmerking over de
bonnenquota. Naar aanleiding van de door de SP-fractie
ingediende en door de Kamer gesteunde motie, hebben
de minister van Justitie en ik de bonnenquota, dus het
verplichte aantal bonnen, uit de landelijke doelstellingen
gehaald. Vroeger zaten zij daar in, maar dat had volgens
sommigen perverse effecten. De minister van Justitie en
ik hebben bij ons aantreden gezegd dat wij naar minder
doelstellingen toe willen en de bonnenquota zijn als
gevolg daarvan verdwenen. Volgens mij hebben wij de
motie daarmee uitgevoerd.
Daarna kwam er van de kant van de SP-fractie het
signaal dat er politieagenten zijn die van hun leidinggevende
de opdracht krijgen om een bepaald aantal
bonnen per week, maand of jaar uit te schrijven. Dat is
echter niet de verantwoordelijkheid van de minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister
van Justitie. Wij hebben dat immers niet meer opgenomen
in onze doelstellingen. Ik heb gezegd dat ik vind dat
het hoort bij de beleidsvrijheid en de beleidsruimte die
een korps, een korpschef en leidinggevenden moeten
hebben om daarover afspraken te maken met de
agenten.
Daarbij heb ik gezegd, en dat houd ik staande, het een
goede zaak te vinden dat politieagenten bonnen
schrijven. Het gaat om één bon, één proces-verbaal per
dag per agent. Eén! Elke agent aan wie je het vraagt, zal
zeggen dat hij, als hij een uurtje op straat staat, vijftien
overtredingen heeft gezien. Dan denk ik: waar hebben wij
het over? Als leden van de Kamer net als ik hun zorg
uitspreken over het gezag van de politie, wat is dan het
instrument om het gezag van de politie te vergroten? Dat
is het schrijven van bonnen. Iedereen ziet dan dat een
motoragent iemand aanhoudt en een bon uitschrijft. Dat
vergroot het gezag van de politie. Ik ben er op inhoudelijke
en beheersmatige gronden dus niet voor om de
korpsen in een hok te schoppen en te zeggen dat zij geen
bonnenquota meer mogen afspreken.
De heer Van Raak (SP): Als de minister hier zegt dat de
politie aan gezag kan winnen door meer bonnen uit te
schrijven, zie ik het somber in. In dat geval is de kloof
tussen de papieren werkelijkheid van het ministerie en
de echte werkelijkheid van de straat wel heel erg groot.
Onder de verantwoordelijkheid van de minister zijn de
bonnen in de prestatienormen gestopt. Toen was het wel
een verantwoordelijkheid van de minister. Nu hebben wij
de bonnen er uitgehaald en nu zegt zij dat het een
verantwoordelijkheid van de korpsen is of er bonnenquota
worden gehanteerd. Ik vraag niet aan de mensen
die een bon krijgen, maar aan de mensen die de bonnen
uitdelen of dit een goede manier is. Welnu, agenten
zeggen dat dit niet de goede manier is, omdat het te veel
sturen op cijfers, het kweken van georganiseerd wantrouwen
is. Zij zeggen: laat ons nu ons werk doen, laat
ons die wijk veilig maken, zodat wij geen bonnen hoeven
uit te delen. Agenten zeggen mij dat zij op het uitdelen
van bonnen worden afgerekend, omdat zij anders hun
periodiek niet krijgen. Zij zeggen mij dat zij soms niet
preventief optreden, maar zorgen dat een overtreding
daadwerkelijk wordt begaan, omdat zij dan tenminste het
aantal bonnen halen.
De agenten zijn de eersten die zeggen dat zij het
verschrikkelijk vinden om als een veredelde belastinginner
de straat op te worden gestuurd. Dat ziet de
minister niet. Dat probeer ik haar nu al jaren aan het
verstand te brengen. De agenten zeggen het zelf en ik
vraag aan de minister om hier een eind aan te maken. Ik
vraag haar om consequent te zijn en te zorgen dat dit
georganiseerd wantrouwen verdwijnt, op verzoek van de
agenten zelf.
Mevrouw Azough (GroenLinks): Volgens mij is er geen
enkele fractie tegen het uitschrijven van bonnen. Het
gaat alleen om de manier waarop dit gebeurt. Mijn vraag
is of de minister denkt dat er significant minder bonnen
uitgeschreven zullen worden als er geen bonnenquota
zijn. Daarmee zou zij immers zeggen dat politieagenten
overtredingen niet zouden bestraffen. Dat is toch onzin?
Mevrouw Griffith (VVD): Misschien kan de minister mij
uitleggen waarom landelijke doelstellingen leiden tot
perverse prikkels, maar regionale en lokale afspraken niet
leiden tot perverse prikkels.
Als wij met elkaar hebben afgesproken dat die doelstellingen
er niet meer zijn, waarom staat de minister die
dan wel toe op regionaal en lokaal niveau? Als het de
minister uitkomt, is het de beleidsruimte en beleidsvrijheid
van de regionale en lokale leidinggevenden, maar
als het haar niet uitkomt, trekt zij de zaak naar zich toe
om daar verandering in te brengen. Als het gaat om
bijvoorbeeld de aspiranten bij de Politieacademie, dan
zegt zij: ik ga wel ingrijpen. Dan zegt zij niet: dat is de
beleidsruimte en beleidsvrijheid. Volgens mij meet de
minister met twee maten.
Alle bovenstaande passages zijn afkomstig uit het verslag van het begrotingswetgevingsoverleg d.d. 16-11-2009