Leidinggevende politiemensen strandrellen Hoek van Holland niet vervolgd voor dodelijk schot http://www.rechtspraak.nl/Organisatie/Gerechtshoven/Den-Haag/Nieuws/Pages/LeidinggevendepolitiemensenstrandrellenHoekvanHollandnietvervolgdvoordodelijkschot.aspxDen Haag , 28-6-2013 10:30
Drie (operationeel) leidinggevende politiemensen bij de strandrellen in Hoek van Holland zullen niet vervolgd worden voor het afvuren van een fataal schot door een politieagent tijdens deze rellen. Het Gerechtshof in Den Haag heeft op 28 juni 2013 naar aanleiding van een klacht van de ouders van het dodelijk slachtoffer bij de strandrellen in Hoek van Holland geoordeeld dat de officier van justitie in Den Haag terecht heeft besloten om de drie leidinggevenden van de politie Rotterdam-Rijnmond niet te vervolgen wegens dood door schuld. De ouders hadden een klacht tegen niet vervolging door het Openbaar Ministerie ingediend in het kader van art. 12 Sv.
De ouders hebben in juni 2010 vervolging verzocht van de operationeel leidinggevende politiemensen. De officier van justitie heeft kort daarna geoordeeld dat er onvoldoende verdenking is dat deze politiemensen zich schuldig hebben gemaakt aan dood door schuld. Het Haagse hof oordeelt dat deze beslissing terecht was.
Op 20 januari 2012 heeft het gerechtshof een eerder beklag afgewezen dat ging over de niet vervolging van de politieagent die het dodelijk schot heeft gelost (LJN: BV1431). Het hof heeft toen vastgesteld dat ‘van de zijde van de politie onvoldoende maatregelen zijn genomen om de situatie waarin (de betrokken agent) terecht is gekomen, te voorkomen’. Mede deze zinsnede heeft geleid tot het beklag van de ouders over de niet vervolging van de leidinggevende politiemensen.
Het hof heeft in zijn beschikking op dit nieuwe beklag vastgesteld dat er fouten zijn gemaakt. De algemeen commandant en de operationeel commandant hadden maatregelen kunnen treffen waardoor meer adequaat zou zijn geanticipeerd op de signalen van mogelijke ongeregeldheden. Ten aanzien van een derde politiefunctionaris op wie het beklag betrekking had, heeft het hof vastgesteld dat hij geen rol vervulde in de commandostructuur en geen leidinggevende rol had. Om die reden is ten aanzien van hem het beklag afgewezen.
Ten aanzien van de algemeen en operationeel commandant oordeelt het hof dat er weliswaar stelselmatig een verkeerde inschatting is gemaakt van de ernst van de situatie maar dat de agent die heeft geschoten, en ten aanzien van wie eerder is geoordeeld dat hij in een noodsituatie heeft gehandeld, een persoonlijke afweging heeft gemaakt om te schieten. Er is door de leidinggevenden geen opdracht tot schieten gegeven. Ook stelt het hof vast dat niet kan worden gezegd dat als er door de leidinggevenden aanvullende maatregelen waren genomen, de situatie niet uit de hand zou zijn gelopen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het COT, dat in opdracht van de burgemeester van Rotterdam onderzoek heeft ingesteld naar de voorbereiding op het strandfeest en het politieoptreden die nacht, heeft geconcludeerd dat de belagers van de politie zich met ongekende hevigheid en intense gewelddadigheid hebben misdragen en in georganiseerd verband jacht hebben gemaakt op de politie. Het hof komt tot de slotsom dat de fouten van de leidinggevenden niet zijn te kwalificeren als aanmerkelijk onvoorzichtig of dat er welbewust risico’s zijn genomen. Er is daarom geen rechtstreeks verband tussen het niet adequaat handelen van de leidinggevenden, de ernst en omvang van de rellen en het geloste dodelijk schot. Om die reden is ook ten aanzien van de twee leidinggevende politiemensen het beklag afgewezen.
Beschikking