Antwoorden op de Kamervragen 2009Z16759
Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties over berichtgeving met betrekking tot een “leegloop” bij de vrijwillige
brandweer. (Ingezonden 18 september 2009)
1
Kent u het bericht “Brandweer kampt met terugloop vrijwilligers”? 1)
Antwoord 1
Ja
2
Is het waar dat er in vergelijking met drie jaar geleden er nu per saldo 1.000 vrijwillige
brandweervrijwilligers minder zijn? Zo nee, hoeveel dan wel?
Antwoord 2
Neen. De cijfers over het brandweerpersoneel die ten tijde van de berichtgeving getoond
werden op de website CBS Statline van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS),
waarbij sprake was van een afname van het aantal brandweervrijwilligers in de
afgelopen drie jaar met 1.000, waren niet correct.
In mijn antwoord op de vragen 2 en 3 ter zake van het lid Anker (ChristenUnie),
ingezonden 16 september 2009 (vraagnummer 2009Z16587) ben ik op grond van de
gecorrigeerde cijfers van het CBS ingegaan op de ontwikkeling van het aantal
brandweervrijwilligers in de laatste drie jaar. Ik verwijs u naar dat antwoord.
3
Bent u bereid de oorzaken van de terugloop van het aantal vrijwillige brandweerlieden te
onderzoeken?
6
Overweegt u maatregelen om het vertrek van meer brandweervrijwilligers tegen te
gaan? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3 en 6
In mijn antwoord op de vragen 4 en 5 ter zake van het lid Anker (ChristenUnie),
ingezonden 16 september 2009 (vraagnummer 2009Z16587) ben ik ingegaan op de
achtergronden en oorzaken van de daling van het aantal vrijwilligers. Ik verwijs u naar
dat antwoord.
Gezien het feit dat een groot deel van de afname van het brandweerpersoneel
samenhangt met een verklaarbare afname van het brandweerpersoneel in de hogere
rangen en gezien de positieve trend bij de afname van het aantal brandweervrijwilligers
in de afgelopen twee jaar, acht ik op dit moment een onderzoek of maatregelen niet
opportuun. Dit betekent niet dat gemeenten en veiligheidsregio’s nu achterover kunnen
leunen. De inzet van gemotiveerde en gekwalificeerde vrijwilligers is immers
onontbeerlijk voor een adequate bestrijding van branden, rampen en andere
calamiteiten. Ik zal daarom de vinger aan de pols houden met betrekking tot de
personeelsvoorziening bij de brandweer in het algemeen en de brandweervrijwilligers in
het bijzonder door hierover periodiek te spreken met het Veiligheidsberaad en de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), als vertegenwoordigers van de
werkgevers.
4
Herkent u het gevoel dat door de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers wordt verwoord
als zouden brandweervrijwilligers “ten onrechte de schuld krijgen van lange aanrijtijden”?
Waarop is dit gevoel gebaseerd en wat kunt u doen om dit gevoel weg te nemen?
Antwoord 4
Neen. De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) onderbouwt dit gevoel in het
persbericht van 16 september 2009 (bijlage) met een verwijzing naar de Inspectie OOV
(IOOV) die de brandweervrijwilligers de schuld zou geven van de hoge opkomsttijden.
De IOOV heeft in het rapport “Operationele prestaties brandweer opkomsttijden” van 13
december 2007 de toenemende afstand tussen woon-/werkadres van de vrijwilligers en
de kazerne als één van knelpunten benoemd voor het behalen van de norm voor de
uitruktijd. Maar hiermee wijst de IOOV niet met de beschuldigende vinger naar de
brandweervrijwilligers, maar benoemt objectief een knelpunt.
Het knelpunt kan bijvoorbeeld deels worden opgelost door initiatieven waardoor
vrijwilligers tijdens werktijd inzetbaar kunnen zijn in de gemeenten waar zij werken.
Overigens blijkt de informatie over de verwerkingstijd in de meldkamers die de VBV op
grond van ongecorrigeerde cijfers van het CBS in hetzelfde persbericht heeft gemeld,
vertekend te zijn. Medewerkers in de meldkamer zouden er volgens die berichtgeving
bijna vijf minuten over doen om een melding te verwerken. Het CBS heeft op 16
september de verbeterde cijfers beschikbaar gesteld aan de VBV. De verwerkingstijd in
de meldkamer bedroeg bij binnen- en schoorsteenbranden in 2007 geen 4,9 minuten,
maar 1,7 minuut.
5
Is door het opgaan van gemeentelijke brandweerkorpsen in veiligheidsregio’s inderdaad
“een grotere afstand tot de leiding, bureaucratie, verlies van zelfstandigheid en weinig
zeggenschap” voor de vrijwilligers ontstaan? Zo ja, wat gaat u doen om dit te
verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Neen. Bij regionalisering van de brandweer blijft het personeel, waaronder de
vrijwilligers, in principe verbonden aan de eigen (uitruk)locatie met de eigen lokaal
leidinggevenden. Door de regionalisering kan de ondersteuning van het personeel
centraler en daardoor efficiënter en effectiever plaatsvinden. Overigens heb ik uit regio’s
waar de brandweer is geregionaliseerd geen enkel signaal ontvangen dat er sprake is
van een massale uittocht van brandweervrijwilligers. Integendeel. De cijfers van de regio
Rotterdam-Rijnmond, waar het aantal brandweervrijwilligers in 2008 - het jaar waarin de
brandweer in deze regio is geregionaliseerd – met 68 is toegenomen, zijn significant.
Dit staat in contrast met de voorspellingen dat de regionalisering van de brandweer zou
leiden tot een massale uitstroom van brandweervrijwilligers.
Overigens moet mij van het hart dat ik de fixatie op aantallen fte geen goede
ontwikkeling vind. Het gaat immers niet alleen om de kwantiteit, maar ook om de
kwaliteit bij een adequate personeelsvoorziening. Door het efficiënter en effectiever
inrichten van de organisatie, kunnen de brandweertaken in de toekomst wellicht met
minder personeel worden uitgevoerd. De ontwikkelingen bij het brandweerpersoneel in
de hogere rangen zijn hiervan een voorbeeld. Dat is en blijft overigens een afweging die
op lokaalbestuurlijk niveau moet plaatsvinden.
1) Nieuws.nl, 15 september 2009
http://binnenland.nieuws.nl/568584/brandweer_kampt_met_terugloop_vrijwilligersNOS Teletekst, 15 september 2009
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Anker
(ChristenUnie), ingezonden 16 september 2009 (vraagnummer 2009Z16587)