Zo had ik het een groot aantal jaren geleden ook geleerd bij mijn theorie examen... Maar misschien was de wetgeving veranderd, tegenwoordig is niets meer zeker...
http://www.instructeursonline.nl/modules/news/article.php?storyid=109Wetgeving : Parkeren groenstrook Artikel 5.1.10 Aantasting groenvoorzieningen door
voertuigen1. Het is verboden een voertuig, fiets of bromfiets te
rijden door dan wel deze te doen of te laten staan in
een park of plantsoen of op een niet van de weg deel
uitmakende, van gemeentewege aangelegde beplanting of
groenstrook.
2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van
toepassing:
a. op voertuigen die nodig zijn en gebruikt worden ter
uitvoering van werkzaamheden door of vanwege de
overheid;
b. op voertuigen, waarmee standplaats wordt of is
ingenomen op terreinen die mede of uitsluitend voor
dit doel zijn bestemd.
3. Het college kan van het in het eerste lid gestelde
verbod ontheffing verlenen.
Commentaar
Eerste lid
Het is helaas een veelvuldig voorkomend verschijnsel
dat groenstroken, openbare beplantingen, plantsoenen
en grasperken worden benut voor het parkeren van
voertuigen. Met de onderhavige bepaling wordt beoogd
beschadiging van groenstroken e.d., die het uiterlijk
aanzien van de gemeente beogen te verfraaien, te
voorkomen en het groen beter aan zijn bestemming te
doen beantwoorden. Aangezien deze bepaling zich
uitsluitend richt tegen een 'oneigenlijk' parkeerexces
- dat wil zeggen tegen een gedraging welke buiten de
'weg' (in de zin van de wegenverkeerswetgeving)
plaatsvindt, behoeft voor strijd met de bepalingen van
de wegenverkeers-wetgeving niet te worden gevreesd. Om
deze reden bestaat er geen bezwaar tegen dat in deze
bepaling ook het rijden over openbare beplantingen
enz. wordt verboden.
Doorgaans zal een groenstrook geen deel uitmaken van
de weg.
Bermen maken wel deel uit van de 'wegen' in de zin van
artikel 1 van de WVW 1994. Aangezien de berm rechtens
deel uitmaakt van de weg, gelden de op de
desbetreffende weg betrekking hebbende
verkeersvoorschriften eveneens voor de berm, zoals
parkeerverboden e.d. Artikel 10 van het RVV 1990
bepaalt dat auto's, motoren e.d. op de rijbaan en op
andere weggedeelten - met uitzondering van het
trottoir, het voetpad, het fietspad of het ruiterpad -
mogen worden geparkeerd. Onder deze andere
weggedeelten waar wel geparkeerd mag worden vallen ook
de bermen van een weg.
Indien in een bepaald geval het parkeren in een berm
als ongewenst moet worden aangemerkt, kan een
parkeerverbod voor die berm worden ingesteld. Dit kan
door plaatsing van het bord E1 van Bijlage 1 van het
RVV 1990 met een onderbord, waarop staat dat het
parkeerverbod alleen geldt voor de berm. Het is tevens
mogelijk dat het parkeren op de rijbaan niet wenselijk
is, bijvoorbeeld uit oogpunt van de
verkeersveiligheid, maar dat het parkeren in de berm
wel kan worden toegestaan. Ook in dit geval is
plaatsing van het genoemde bord E1 noodzakelijk, maar
nu met een onderbord waarop staat dat parkeren in de
berm wel is toegestaan.
Bij een parkeerverbod is het doen of laten staan van
een voertuig niet strafbaar, indien zulks geschiedt om
personen de gelegenheid te geven in of uit te stappen
dan wel voor het laden of lossen van goederen.
Het moge duidelijk zijn dat de laatstgenoemde
beperkingen niet van toepassing behoren te zijn op een
verbod tot het doen of laten staan van voertuigen in
groenvoorzieningen.
Bewust is hier derhalve gekozen voor de bestanddelen
'doen of laten staan' in plaats van 'parkeren', omdat
ook het tot stilstand brengen van een auto in een
plantsoen beschadiging van het groen en vermindering
van de aantrekkelijkheid veroorzaakt. Opgemerkt mag
nog worden dat gedragingen als de onderhavige in
sommige gevallen ook zaakbeschadiging in de zin van
artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht met zich
mee brengen. Zie voorts HR 27 oktober 1930, NJ 1931,
blz. 62, waarbij een bepaling in de APV van Assen,
volgens welke het in de kom van de gemeente verboden
was zich te bevinden op de van gemeentewege aangelegde
grasperken, verbindend werd geacht. De bewering dat de
gemeentelijke wetgever niet bevoegd zou zijn naast het
algemene verbod van artikel 461, Wetboek van
Strafrecht bedoelde verbodsbepaling uit te vaardigen,
ging niet op.
Deze APV-bepaling had naar het oordeel van de Hoge
Raad kennelijk ten doel 'maatregelen te nemen tegen
beschadiging van stadsbosch en door de gemeente
aangelegde grasperken, derhalve zorg voor de
instandhouding van gemeentelijk terrein, zijnde een
onderwerp dat de huishouding van de gemeente betreft'.
Indien het in artikel 5.1.10 bedoelde voertuig een
door een woonwagenbewoner bewoonde woonwagen is, zal
het college deze niet met toepassing van bestuursdwang
op grond van artikel 61 Woonwagenwet uit de gemeente
kunnen doen verwijderen dan nadat hiervoor door
gedeputeerde staten toestemming is verleend als
bedoeld in dat artikel en nadat een waarschuwing op
grond van het vierde lid van dat artikel is
uitgevaardigd. Zie Wnd. Vz. ARRS 24 juni 1983, nr.
RO3.83.3806/S 5980 (Oosterhout).
Tweede lid
Bij de onder a bedoelde voertuigen kan worden gedacht
aan voertuigen, in gebruik bij de politie of de
brandweer, als ook bij de gemeentelijke
plantsoenendienst. Campings vallen onder terreinen als
bedoeld onder b.