Initiatief schrapt immuniteit overheid
Door Louis Cornelisse • 02.10.09 •
Als het Rijk, gemeenten, provincies en hun ambtenaren in de fout gaan, worden ze in de meeste gevallen niet strafrechtelijk vervolgd, omdat ze handelden vanuit hun specifieke bestuurstaak. De Tweede Kamer wil aan deze immuniteit komende week een eind maken.
Al ruim tien jaar broedt de Kamer op opheffing van de immuniteit van publiekrechtelijke rechtspersonen (overheden) en leidinggevende ambtenaren. Steeds weer werd bij regeringen aangedrongen om met een wetsvoorstel te komen. Vooral na ernstige incidenten als de vuurwerkramp in Enschede, de cafébrand in Volendam en de dodelijke vlammenzee in het cellencomplex op Schiphol, werd de roep om nieuwe wetgeving sterker. Na deze rampen vonden de parlementariërs het onbevredigend dat falende overheden, bestuurders en ambtenaren zich niet strafrechtelijk hoefden te verantwoorden.
In 2003 was het toenmalige PvdA-Kamerlid Aleid Wolfsen het zat. Hij vroeg aan de minister van Justitie actie. ‘Als het nergens op uitdraait, komen wij met een initiatiefvoorstel.’ Het dreigement was gericht tegen minister Piet-Hein Donner (CDA). Die kwam er net als zijn voorgangers niet uit. Overheden en overheidsdienaren hebben een specifieke taak die soms in de uitvoering indruist tegen de wet. Het is niet anders, was zijn basishouding.
Hoe ingewikkeld opheffing van de immuniteit was, toonden volgens de minister de arresten Pikmeer I uit 1996 en Pikmaar II uit 1998 van de Hoge Raad wel aan. In de eerste Pikmeer-zaak ging het om illegale lozing van verontreinigde bagger. Na veroordelingen door de rechtbank en het gerechtshof, sprak de Hoge Raad de verantwoordelijke ambtenaar vrij. Hij had gehandeld in het ‘algemeen belang’.
De Hoge Raad meende dat in een zaak waarin het ‘algemeen belang’ speelt de rechter geen oordeel past. De controle had moeten liggen bij de gemeenteraad of de plaatselijke rekenkamer. In Pikmeer II kwamen de hoogste rechters tot een ‘heroverweging en precisering’. De Hoge Raad splitste de zaak. Het uitdiepen van het vaarwater was een exclusieve overheidstaak waar immuniteit overeind blijft; het kwijtraken van het afval was een private handeling en zou in principe door het Openbaar Ministerie voor de rechter gebracht kunnen worden.
Wolfsen timmerde met zijn collega Wim van de Camp (CDA) en Ed Anker (CU) een initiatiefwetsvoorstel in elkaar. Omdat, staat in de Memorie van Toelichting te lezen: ‘Een overheid die burgers aanspreekt op hun verantwoordelijkheden, dat alleen kan doen als zij zelf ook verantwoordelijk wordt gehouden voor haar handelen of het nalaten daarvan.’
Wolfsen en Van de Camp maakten plaats voor hun partijgenoten Heerts en Smilde. Zij moesten forse kanttekeningen incasseren van de Raad van State. In zijn algemeenheid vindt de raad dat het strafrecht niet van toepassing is op overheden, maar op individuen. Burgers kunnen in vrijheid handelen en daarop aangesproken worden. Een overheid is gebonden aan taken en regels die uitgevoerd moeten worden en mist daardoor doorgaans die vrijheid.
De initiatiefnemers draaien het liever om. Wanneer mocht blijken dat een overheid of ambtenaar de wet overtreedt is hij vervolgbaar, mits uit ‘overmacht’ is gehandeld. Dat oordeel is in hun ogen aan de rechter.