www.rechtspraak.nlLJN: BO5139, Rechtbank Zutphen , 06/580669-09 Print uitspraak
Datum uitspraak: 26-11-2010
Datum publicatie: 26-11-2010
Rechtsgebied: Straf
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig
Inhoudsindicatie: De verdachte die op 29 oktober 2009 in de Apeldoornse wijk De Maten een auto in brand heeft gestoken is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van onverantwoord en bijzonder risicovol gedrag van verdachte. Ook rekent zij het de verdachte aan dat hij dit feit heeft gepleegd in een periode dat er in die woonwijk veel onrust heerste en gevoelens van angst leefden door eerdere brandstichtngen.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580669-09
Uitspraak d.d.: 26 november 2010
Tegenspraak / dip, raadsman uitdrukkelijk gemachtigd - 279 Sv
Na aanhouding: niet verschenen / oip, raadsman uitdrukkelijk gemachtigd - 279 Sv
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1966],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: P. Reitsma, advocaat te Nijkerk.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 augustus 2010 en 12 november 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 oktober 2009 te Apeldoorn opzettelijk brand heeft
gesticht in/aan een auto (geparkeerd op de oprit van de woning gelegen aan de
[adres] aldaar), immers heeft verdachte toen en daar
opzettelijk brandgel en/of brandpasta, althans een brandversnellend middel,
aangebracht aan/op (onderdelen van) die auto en/of vervolgens deze brandgel
en/of brandpasta, althans dat brandversnellende middel, aangestoken, in elk
geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare
stof(fen),
ten gevolge waarvan die auto geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor die auto en/of een naastgelegen auto en/of
(het dak van de) nabijgelegen woning, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
[slachtoffer] en/of meerdere, althans een, (andere) bewoner(s) van
voornoemde woning aan de [adres], in elk geval levensgevaar
en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te
duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding voor het onderzoek
Tussen 30 september 2009 en 29 oktober 2009 heeft er in de Apeldoornse wijk De Maten een serie brandstichtingen plaatsgevonden op tijdstippen tussen 00.00 uur en 03.00 uur. Deze brandstichtingen waren voornamelijk gericht op personenauto's die waren geparkeerd op erven/carports en in een parkeergarage van een winkelcentrum. In de nacht van 7 op 8 oktober 2009 is verdachte, naar later bleek kort na een brandmelding, fietsend gezien in de omgeving van de later geconstateerde autobrand en heeft hij getracht aan de politie te ontkomen. Verdachte is aangehouden op verdenking van brandstichting, maar hij is een paar dagen later weer in vrijheid gesteld omdat enige betrokkenheid bij de brandstichting niet vastgesteld kon worden.
Er is vervolgens een onderzoeksteam geformeerd om onderzoek naar de brandstichtingen te doen. Dit onderzoek was mede gericht op verdachte. Tijdens een in de nacht van 28 oktober 2009 en 29 oktober 2009 gehouden observatie van de (omgeving van de) woning van verdachte is waargenomen dat verdachte een aantal keren zijn woning heeft verlaten en dat er rond dat tijdstip in de nabijheid van verdachtes woning een auto in brand stond. Verdachte is op 29 oktober 2010 aangehouden.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Hij heeft dit gebaseerd op:
- de aangifte door [slachtoffer];
- het proces-verbaal van bevindingen ten aanzien van het gevaar voor goederen en levensgevaar;
- het observatieverslag en de bevindingen van een verbalisant, waaruit de conclusie kan worden getrokken dat verdachte de steeg is ingelopen waar even later een auto in brand stond en dat verdachte daar als enige kort voor de brand is gezien;
- het aantreffen van resten groene substantie op diverse plekken op de auto;
- het aantreffen van geelgroene brandgel onder de bestuurdersstoel van de auto waarin verdachte die avond heeft gezeten;
- de uitkomsten van het onderzoek naar brandversnellende middelen;
- het feit dat de verklaring van verdachte over zijn gedragingen in de nacht van de tenlastegelegde brandstichting afwijkt van hetgeen de observerende verbalisant heeft geconstateerd;
- de verklaringen van de getuigen [getuige A] en [getuige B].
Deze combinatie van bewijsmiddelen maakt het niet alleen hoogst onwaarschijnlijk, maar zelfs onaannemelijk dat een ander dan verdachte het feit heeft begaan, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is om tot een veroordeling van verdachte te komen. Hij heeft verzocht verdachte vrij te spreken. Aan de waarnemingen van de bij de woning van verdachte observerende verbalisant kan weinig waarde toegerekend worden. Het is niet aannemelijk dat de verbalisant vanaf de locatie waar hij zich bevond alles goed heeft gezien, en uit het dossier blijkt ook dat de verbalisant niet alles heeft gezien wat zich in zijn omgeving afspeelde gedurende de observatieperiode. Het is mogelijk dat een ander dan verdachte de weg is overgestoken of voorbij is gefietst, zonder dat dit door de observerende verbalisant is waargenomen. Op het moment van de brand lag verdachte in zijn woning te slapen. De waarneming met betrekking tot het zien van hoge vlammen roept vraagtekens op, daar de verbalisant dit vanuit zijn positie niet kon waarnemen. Uit het onderzoek naar de in de auto van verdachte aangetroffen brandpasta is niets naar voren gekomen dat de betreffende brandpasta relateert aan de tenlastegelegde brandstichting of één van de andere autobranden. De in de auto van verdachte gevonden fles brandpasta kan bovendien niet gebruikt zijn om de brand te stichten, omdat de observerende verbalisant verdachte na het vermeende aansteken van de auto niet meer heeft zien teruggaan naar diens auto. De fietser die getuige [getuige B] vlak voor het moment van de brand heeft gezien en die zich kenbaar maakte als agent in burger (maar naar uit een aanvullend proces-verbaal blijkt geen agent in burger kan zijn geweest) is zeer waarschijnlijk de dader geweest, en niet verdachte. Er is geen enkel ondersteunend bewijs dat verdachte het ten laste gelegde zou hebben begaan.
De raadsman heeft ten aanzien van de tenlastelegging aangevoerd dat er geen sprake kan zijn van gemeen gevaar voor andere voorwerpen dan de auto die in brand is gestoken. De afstand van die auto ten opzichte van de woning en een andere auto was zodanig groot, dat er geen sprake was van een risico voor gevaarzettend gevolg door stralingswarmte.
Beoordeling door de rechtbank
De aangifte
Aangever [slachtoffer] heeft aangifte2 gedaan van brandstichting, gepleegd op 29 oktober 2009 tussen 02.00 uur en 02.10 uur. Hij woont op het adres [adres te plaats]. Op 29 oktober 2009 hoorde zijn vrouw buiten geknetter en rook zij een brandlucht. Ze keek door het raam naar buiten en zag vlammen aan de voorzijde van de Nissan Micra, die op de oprit van de woning stond. Dit was omstreeks 02.10 uur. Hij heeft de brand geblust met een poederblusser. Er was schade aan de voorzijde van de auto.
Onderzoeksresultaten politie, brandweer en NFI
De politie heeft onderzoek3 gedaan. Daaruit is gebleken dat er op de oprit van het perceel [adres] twee personenauto's geparkeerd stonden. De afstand tussen de Nissan Micra en de aan de woning aangebouwde garage bedroeg circa 2,5 meter. Het dak van de woning aan de zijde van die auto bestond uit een overhangende gording, welke met hout was betimmerd. De afstand tussen de auto en de gording van de woning was voldoende om door stralingswarmte van de brandende auto de gording te laten ontbranden. Door het snelle blussen van de auto is voorkomen dat de woning is gaan branden. Aan de voorzijde van de auto waren de rechtervoorband, de grill en voorbumper door vuur aangetast. Ook bij en op de rechterkoplamp zaten brandsporen. Rond de brandpatronen zaten resten van een groenkleurige substantie. Daarvan zijn monsters genomen.
[getuige C], werkzaam bij de brandweer in Apeldoorn en medewerker van het Team Brand Onderzoeken, is door de politie gehoord als getuige.4 Hij heeft verklaard dat hij kort na de in de tenlastelegging bedoelde autobrand ter plaatse was en de plaats van de brand in ogenschouw heeft genomen. [getuige C] zag dat er twee brandhaarden waren aan de auto, die niet met elkaar in verbinding stonden. De mogelijkheid bestaat, aldus [getuige C], dat men eerst de auto geprobeerd heeft aan te steken op een van de twee plekken en omdat dit niet lukte, men de auto vervolgens voor de tweede keer in brand heeft gestoken. Ongeveer een uur voor de brandstichting rook de bewoonster namelijk een brandlucht. [getuige C] verklaart verder dat het gezien de situatie die hij ter plaatse aantrof mogelijk was om vanaf het pad dat langs de oprit en de woning aan de [adres] loopt, reikend over de heg de auto in brand te steken. Hij heeft dat zelf geprobeerd. Je kunt vanaf het zijpad substantie op de auto leggen en aansteken, aldus [getuige C].
Door de politie is forensisch onderzoek5 gedaan, waaruit is gebleken dat de afstand tussen de auto en gording van de woning voldoende was om de gording door stralingswarmte van de brandende auto te laten ontbranden. Getuige [getuige C], medewerker van de brandweer in Apeldoorn en van het Team Brand Onderzoek heeft verklaard dat naar zijn inschatting er schade aan de woning had kunnen ontstaan indien de auto geheel was uitgebrand, en dat er zeker gevaar voor de bewoners van de woning zou zijn ontstaan indien de brand niet tijdig was ontdekt.
Bij een onderzoek6 in de auto van verdachte werd er onder een stoel een plastic fles met geel-groene brandgel van het merk Favorit aangetroffen.
Uit onderzoek door het NFI7 van de monsters van de op de Nissan Micra aangetroffen substantie is gebleken dat de monsters resten van brandgel betreffen. Uit het onderzoek is gebleken dat de van de verbrande auto afkomstige monsters en de brandgel die in de auto van verdachte is aangetroffen qua globale samenstelling, kleur en fluorescentie met elkaar overeen komen. Het NFI merkt op dat om deze overeenkomsten (en de verschillen met andere brandgels) op waarde te kunnen schatten vervolgonderzoek noodzakelijk is. De officier van justitie heeft ter terechtzitting desgevraagd meegedeeld dat dergelijk vervolgonderzoek niet heeft plaatsgevonden omdat het NFI niet de deskundigheid heeft om dit verstrekkend onderzoek te verrichten.
De politie heeft onderzoek8 gedaan naar brand(versnellende) middelen, om te achterhalen wat in vergelijkbare omstandigheden het brandverloop is van onder andere brandgel. De conclusie van het onderzoek is dat brandgel in een periode van anderhalf minuut zorgt voor grotere vlammen, die voldoende stralingswarmte bevatten om een voertuig in een kort tijdbestek volledig in vlam te zetten. Zelfs met weinig brandgel is het mogelijk om de materialen en omliggende delen van kunststof te laten ontvlammen.
De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben vanaf 28 oktober 2009 om 23.00 uur een stelselmatige observatie van de (omgeving van de) woning van verdachte9 verricht.
[verbalisant 1] heeft daarbij aan de achterzijde van de woning van verdachte gelegen aan de [straat], op ongeveer vijftien meter afstand van de schutting. Hij had zicht op de tuindeur en op de auto van verdachte. [verbalisant 1] was uitgerust met een restlichtversterker (een soort nachtkijker). Naast het perceel [adres] is een steeg die uitkomt op een pleintje van de straat Sluiswachtershoeve. Daar stond de verbalisant [verbalisant 2]. Andere collega's hadden zich in de omgeving geposteerd.
[verbalisant 1] is ter terechtzitting van 24 augustus 2010 als getuige gehoord, [verbalisant 2] op 20 september 2010 bij de rechter-commissaris. Ook tijdens de op 12 november 2010 door de rechtbank gehouden schouw is [verbalisant 1] als getuige gehoord. Hij heeft de plek aangewezen waar hij tijdens voornoemde observatie heeft gelegen. Hij heeft verklaard dat het struikgewas op dat moment gelijk was aan de situatie op 28 oktober 2009. De rechtbank heeft daarbij vastgesteld dat [verbalisant 1] vanuit die positie goed zicht heeft gehad op de tuindeur en dat hij de straat in de richting van [adres] goed kon overzien.
[verbalisant 1] heeft onder meer verklaard dat hij zag dat verdachte op 29 oktober 2009 om 00.20 uur zijn woning via de tuindeur aan de achterzijde verliet, rechtsaf sloeg en over de Kaartenmakershoeve in de richting van de Elsbosweg liep. Na ongeveer 50 meter sloeg hij rechtsaf tussen een paar auto's door, waardoor verbalisant [verbalisant 1] geen zicht meer op hem had. Na [verbalisant 1] eerst nog een keer te zijn gepasseerd, ging verdachte om 00.39 uur via de achterzijde zijn huis binnen. Om 00.51 kwam verdachte weer via de tuindeur naar buiten lopen, stond even stil bij zijn auto die pal achter zijn woning stond en ging na ongeveer twee minuten de woning weer in. Omstreeks 01.03 uur kwam verdachte weer naar buiten, stapte in zijn auto, bleef daar ongeveer 10 minuten in zitten zonder de motor te starten, stapte toen weer uit en liep over de Kaartenmakershoeve in de richting van de Elsbosweg. Verdachte sloeg op hetzelfde punt als eerder rechtsaf en verdween uit het zicht van verbalisant. Omstreeks 01.20 uur kwam verdachte hard teruglopen naar zijn woning uit de richting van de Elsbosweg. Vervolgens heeft [verbalisant 1] gezien dat verdachte om 01.54 uur de woning via de achterzijde en via de tuindeur heeft verlaten, lopend in de richting van het perceel [adres]. Hij heeft ook gezien dat de verdachte zijn capuchon over zijn hoofd trok. Verdachte is in zijn zicht gebleven tot het moment waarop hij verdween achter een auto die was geparkeerd langs de Kaartenmakershoeve, net voor de steeg naast het perceel [adres]. Tijdens de schouw heeft [verbalisant 1] aangeduid waar laatstgenoemde auto geparkeerd stond: gezien vanaf de plek waar hij observeerde aan de rechterzijde van de weg. [verbalisant 1] heeft gezien dat verdachte om 02.03 uur weer achter de geparkeerde auto vandaan terugkwam, met stevige pas (of: in draf) naar zijn woning is teruggegaan en gehaast via de tuindeur naar binnen is gegaan. Om 02.04 uur rook [verbalisant 1] een brandlucht en heel kort erna zag hij een rode gloed in de buurt van de steeg nabij perceel [adres] waar verdachte was heengelopen. Hij gaf dit door via de portofoon en hoorde enkele seconden later van verbalisant [verbalisant 2] dat deze hoge vlammen zag en dat er daar een auto in de brand stond. [verbalisant 1] heeft verklaard dat in de periode van een kwartier vóór het ontdekken van de brand niemand anders dan verdachte over de straat tussen de woning van verdachte en het perceel [adres] heeft gelopen.
[verbalisant 2] is kort na 01.20 uur vanaf het pleintje door de steeg gelopen. Bij de oprit aan [adres] heeft hij een sterk weeïge alcohollucht geroken, maar verder heeft hij geen bijzonderheden aangetroffen. Hij is weer naar het pleintje gegaan en heeft daarna niemand in de steeg zien lopen en ook geen geluiden gehoord.