Pyromaan actief in Apeldoorn 08-10-2009

Auteur Topic: Pyromaan actief in Apeldoorn 08-10-2009  (gelezen 23298 keer)

0 gebruikers (en 1 gast bekijken dit topic.

Brandpreventist

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 18,993
Reactie #80 Gepost op: 30 november 2010, 11:45:36
VERVOLG

Bewijsoverwegingen

De rechtbank overweegt dat verdachte tegenover de politie heeft ontkend de brand te hebben gesticht. Verdachte heeft onder meer verklaard, dat hij om 00.45 uur naar bed is gegaan en, met uitzondering van een korte onderbreking, tot 03.30 uur heeft geslapen.

De rechtbank zal eerst de vraag beantwoorden of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de bewuste brand heeft gesticht; vervolgens zullen verdachtes verweren besproken worden.

Op grond van de waarneming van [verbalisant 1] stelt de rechtbank vast dat om 02.04 uur een brandlucht waarneembaar was en kort daarna een rode gloed, in de buurt van de plaats delict. Verder stelt de rechtbank op grond van de waarnemingen van [verbalisant 1] vast, dat verdachte kort daarvoor, om 01.54 uur zijn woning had verlaten, dat verdachte vervolgens is gelopen in de richting van wat later de plaats delict bleek te zijn en om 02.03 uur uit die richting terugkwam, met stevige pas, of: in draf, en gehaast zijn woning inging.
Het tijdverschil tussen het terugkomen uit de richting van de plaats delict en het waarnemen van brandverschijnselen aldaar, bedraagt derhalve (ongeveer) een minuut.
Deze tijdsindicatie komt overeen met de bevindingen uit het voornoemd onderzoek naar brand(versnellende) middelen, waaruit blijkt dat het brandverloop van brandgel in een periode van anderhalf minuut zorgt voor grotere vlammen.

Terugrekenend in de tijd, betekent dit naar het oordeel van de rechtbank, dat verdachte in de zeer directe (onmiddellijke) nabijheid van de plaats delict is geweest, op het moment dat de brand daar werd gesticht.
Vervolgens moet beantwoord worden de vraag of het dan ook verdachte is geweest, die de brandgel heeft uitgesmeerd en heeft ontstoken. Er zijn geen getuigen die verdachte juist dat hebben zien doen.

Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn, dan dat het verdachte is geweest die de brand heeft gesticht. Dit oordeel wordt gebaseerd op het bijzonder korte tijdsverloop van (ongeveer) een minuut, dat hierboven is beschreven. Verder is voor dat oordeel van belang, dat verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard, voor zover het gaat om de hier voor de brandstichting relevante tijdstippen van vlak voor 02.00 uur tot ongeveer 02.05 uur, dat hij in die periode geen andere personen heeft waargenomen op de Kaartenmakershoeve. Niet aannemelijk is geworden, dat [verbalisant 1], die uitgerust was met een soort nachtkijker (restlichtversterker), niet een andere persoon zou hebben waargenomen, als die zich op de Kaartenmakershoeve in de buurt van de plaats delict zou hebben opgehouden. [verbalisant 2] heeft verklaard, dat hij de uitgang van steeg achter de woning [adres], ter hoogte van de Sluiswachtershoeve, in het oog heeft gehouden en dat hij niemand aan die zijde de steeg heeft zien verlaten. Hij is niemand tegen gekomen toen hij rond 02.04 uur na de ontdekking van de brand via die steeg richting de plaats delict liep.

De door getuige [getuige B] genoemde fietser, die door de verdediging is opgevoerd als mogelijke brandstichter, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel: [getuige B] heeft immers verklaard dat zij die fietser rond 01.00 uur heeft gezien10. Dat is een uur voor het ontstaan van de brand.
Dan blijft over de mogelijkheid dat iemand vanaf de (met schuttingen afgesloten) erven die uitkomen op de bewuste steeg in de richting van het erf van aangever is gelopen, daar de bewuste brand heeft gesticht en zich weer heeft verwijderd, zonder door [verbalisant 1] of [verbalisant 2] te zijn gezien. Met name gelet op het bijzonder korte tijdsverloop van (ongeveer) een minuut tussen het terugkomen door verdachte van wat later de plaats delict bleek te zijn en het waarnemen van de brand, in relatie tot de bevindingen omtrent het brandverloop van brandgel, acht de rechtbank deze mogelijkheid een hypothetische, die zij niet aannemelijk vindt.
Daarbij is van belang, dat de rechtbank niet aannemelijk acht de verklaring van verdachte dat hij om 00.45 uur naar bed is gegaan en, met uitzondering van een korte onderbreking, tot 03.30 uur heeft geslapen. Uit de waarnemingen van verbalisant [verbalisant 1] blijkt immers dat verdachte na 00.45 uur en tot ongeveer 02.00 uur zijn woning tot drie keer toe heeft verlaten. Verder kent de rechtbank betekenis toe aan het feit dat verdachte rond 01.03 uur in zijn auto is gaan zitten, op de bestuurdersplaats, daar tien minuten is blijven zitten zonder weg te rijden en vervolgens richting de plaats delict is gelopen, terwijl een fles brandgel door de politie is aangetroffen bij de bestuurderszitplaats. Een monster van de inhoud van die fles en de monsters afkomstig van de verbrande auto komen volgens het NFI qua globale samenstelling, kleur en fluorescentie met elkaar overeen. Daarbij komt verder het door [verbalisant 1] beschreven gedrag van verdachte, dat neerkomt op het tussen 00.20 en 01.55 uur tot vijf maal toe verlaten van de woning, het meermalen lopen naar en van de latere plaats delict, het instappen en enige tijd verblijven in de auto waar later een fles met brandgel wordt aangetroffen, in combinatie met gedrag dat als schichtig kan worden omschreven (alle kanten opkijken, reageren op elk geluid, het versneld teruglopen van de latere plaats delict). De suggestie van de verdediging dat de in de auto aangetroffen fles brandgel niet gebruikt kan zijn, omdat [verbalisant 1] verdachte na de brand niet heeft zien teruggaan naar diens auto, leidt niet tot een ander oordeel, nu die omstandigheid het gebruik van de ínhoud van die fles -op enigerlei wijze- niet uitsluit.

De rechtbank acht gelet op het voorgaande, afzonderlijk en in onderlinge samenhang beschouwd, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
Verdachte heeft tijdens de nachtelijke uren een auto in brand heeft gestoken terwijl er, gezien het tijdstip, rekening mee moest worden gehouden dat in de zeer nabij gelegen woning mensen lagen te slapen. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat er sprake was van gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van de woning. Hetgeen de verdediging daartegen heeft aangevoerd, met name voor wat betreft het gevaar voor de bewoners, is gezien de bevindingen van de forensisch onderzoekers van politie en van de brandweer, onvoldoende concreet en specifiek voor een andersluidend oordeel.


Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:

hij op 29 oktober 2009 te Apeldoorn opzettelijk brand heeft gesticht aan een auto, geparkeerd op de oprit van de woning gelegen aan de [adres] aldaar, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk brandgel en/of brandpasta aangebracht aan/op onderdelen van die auto en vervolgens deze brandgel en/of brandpasta aangestoken, ten gevolge waarvan die auto gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die auto en een naastgelegen auto en (het dak van) de nabijgelegen woning en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer] en een andere bewoner van voornoemde woning aan de [adres], te duchten was.

Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:

Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

Strafbaarheid van de verdachte

De rechtbank heeft uit de inhoud van het dossier opgemaakt dat er bij verdachte sprake lijkt te zijn van enige persoonlijkheidsproblematiek. Verdachte heeft echter niet mee willen werken aan onderzoek naar zijn geestesgesteldheid, waardoor er geen zicht is op een eventuele stoornis. Verdachte wordt derhalve ten aanzien van het ten laste gelegde volledig toerekeningsvatbaar geacht.

Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

Oplegging van straf en/of maatregel

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Ter toelichting heeft de officier van justitie aangevoerd dat de brand door kordaat optreden van de bewoner snel is geblust, waardoor erger is voorkomen. De brand is gesticht in een periode waarin de onrust onder de buurtbewoners groot was vanwege diverse brandstichtingen.

De raadsman heeft naast de bepleite vrijspraak geen strafmaatverweer gevoerd.

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze voor een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte in de nacht een auto in brand heeft gestoken die vlakbij een woning stond. Hij lijkt bij zijn handelen geen oog te hebben gehad voor het gevaar dat hij daarmee veroorzaakte voor de goederen en voor de in de woning slapende bewoners. Zij hadden bij de brand niet alleen al hun bezittingen kunnen verliezen, waarbij persoonlijke zaken vaak niet vervangbaar zijn, maar ook het leven kunnen laten.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van onverantwoord en bijzonder risicovol gedrag van verdachte en rekent dat verdachte aan. Ook rekent zij verdachte aan dat hij het feit heeft gepleegd in een periode dat er in de betreffende woonwijk veel onrust heerste en er gevoelens van angst leefden door eerdere brandstichtingen. Dat de schade uiteindelijk beperkt is gebleven, is uitsluitend te danken aan het tijdig wakker worden van de bewoners en het blussen van de brand door aangever.
Het gevolg van de proceshouding van verdachte is, dat hij iedereen achterlaat met de vraag waarom hij de brand heeft gesticht. Dat is onbevredigend.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het door verdachte gepleegde feit een aanzienlijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. De door de officier van justitie voorgestelde straf, acht de rechtbank passend en geboden.

Vordering tot schadevergoeding

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 135,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De raadsman van verdachte heeft zich niet uitgelaten over de vordering.

Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen. Tevens zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.
De verdachte is voor de schade - naar burgerlijk recht - aansprakelijk.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f en 157 van het Wetboek van Strafrecht.


Beslissing

De rechtbank:

* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;

* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en
levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
* verklaart verdachte strafbaar;

* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;

* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 12 (twaalf) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;

* beveelt, dat de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres], [postcode plaats], rekeningnummer [nummer], ten bedrage van € 135,--, met veroordeling in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 135,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 2 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;

* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.


Aldus gewezen door mrs. Krijger, voorzitter, Van der Mei en Boerwinkel, rechters, in tegenwoordigheid van [verbalisant 2], griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
26 november 2010.


Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2009081207, van Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, team Recherche, gesloten en ondertekend op 26 maart 2010.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], pag. 387-389
3 Proces-verbaal van sporenonderzoek, pag. 390-396
4 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C], pag. 547-550
5 Proces-verbaal van sporenonderzoek, pag. 390-396
6 Proces-verbaal van sporenonderzoek, pag. 398-404
7 Deskundigenrapport van het NFI, pag. 139-147
8 Proces-verbaal van onderzoek brand (versnellende) middelen, pag. 407 en achterzijde (ongenummerd)
9 Proces-verbaal van bevindingen, pag. 53-55, proces-verbaal van terechtzitting 24 augustus 2010, proces-verbaal verhoor getuige [verbalisant 2] bij rechter-commissaris op 20 september 2010
10 Proces-verbaal terechtzitting 24 augustus 2010