Ter info:
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Datum 27 oktober 2009
Betreft Aanbieden rapport NIFV Nibra Fatale woningbranden 2008
Directoraat-generaal
Veiligheid
Fysieke Veiligheid en Bestuur
www.minbzk.nlKenmerk
2009-0000443196
Bijlagen
1
Hierbij bied ik u aan, mede namens de minister voor Wonen, Wijken en Integratie, het rapport van het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid Nibra (NIFV) “Fatale woningbranden 2008”. Tevens geef ik mijn reactie op de resultaten van het onderzoek.
In 2008 bleken meer fatale woningbranden (branden in woningen waarbij dodelijke slachtoffers vielen) in Nederland te hebben plaatsgevonden dan in het jaar daarvoor. Dit was aanleiding voor de minister voor WWI en mij om het NIFV opdracht te geven deze fatale woningbranden te onderzoeken. Het doel van het onderzoek was het verkrijgen van inzicht in de oorzaken, het verloop en de gevolgen van brand in woningen om daarmee het brandveiligheidsbeleid verder te verbeteren. Te meer omdat de door het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) jaarlijks gepubliceerde “Brandweerstatistiek” weliswaar gegevens over woningbranden bevat, maar niet specifiek over fatale woningbranden en daarmee te summier is om te voorzien in de informatiebehoefte voor brandpreventiebeleid.
Hierover heb ik, mede namens de minister voor WWI, op 29 april 2009 uw Kamer al geďnformeerd in de eindrapportage van het Actieprogramma Brandveiligheid (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 26 956, nr. 66).
De conclusies van het NIFV in het kort
In 2008 hebben 55 fatale woningbranden (62 slachtoffers) plaatsgevonden waarvan 44 branden (49 slachtoffers) een niet-opzettelijke brandoorzaak hebben. Het NIFV is hierbij uitgegaan van de gegevens van het Nederlandse Brandweer Documentatie Centrum (NBDC). Het NIFV constateert dat het NBDC jaarlijks 10 ŕ 15 meer dodelijke slachtoffers bij woningbranden registreert dan het CBS. De oorzaak hiervan ligt in de verschillen van de definitie van het begrip “woning” en de wijze van verzamelen van gegevens. Zo telt het NBDC op basis van mediaberichten en het CBS op basis van ingezonden formulieren van de brandweer.
Het NIFV heeft de 44 fatale woningbranden (49 slachtoffers) in 2008 met een niet-opzettelijk brandoorzaak onderzocht. De belangrijkste oorzaken van deze woningbranden waren het in slaap vallen tijdens het roken, kortsluiting en onvoorzichtigheid met elektrische apparaten/producten. Bij het ontstaan van brand is er een sterke relatie tussen roken en schuimrubberhoudend meubilair en matrassen. De technische gebouwkenmerken, zoals installaties en materialen van bouwconstructies, hebben nauwelijks invloed gehad op de brandontwikkeling. Veel van de dodelijke slachtoffers lagen (vermoedelijk) te slapen (65%). Een deel van de slachtoffers was (mogelijk) onder invloed van alcohol, drugs of medicijnen (18%). Verder was een deel van de slachtoffers niet of beperkt zelfstandig mobiel (27%), waaronder ook kinderen jonger dan 1O zijn begrepen, naast bijvoorbeeld bedlegerige personen.
Bij slechts 6 van de 44 fatale woningbranden was met zekerheid een rookmelder aanwezig. Bij 2 van de 6 heeft de rookmelder daadwerkelijk gefunctioneerd.
Van de 49 dodelijke slachtoffers hebben 8 personen een vluchtpoging ondernomen maar de uitgang niet bereikt. De opkomsttijd van de brandweer bedroeg in 2008 minder dan 8 minuten bij bijna tweederde van de fatale woningbranden. De kans op een fatale woningbrand in 2008 in een huurwoning was 3,3 maal groter dan in een koopwoning. Verder vonden fatale branden onevenredig vaak plaats in galerijflats.
De aanbevelingen van het NIFV in het kort
In het verlengde van de onderzoeksresultaten beveelt het NIFV aan om het brandpreventiebeleid vooral te richten op het beperken van het ontstaan van brand door roken (zitmeubilair en bedden) en dit beleid, waaronder voorlichting, vooral te richten op bewoners van huurwoningen en galerijflats. Verder beveelt het NIFV aan om meer aandacht te besteden aan de aanwezigheid en het (blijvend) functioneren van rookmelders.
Ook beveelt het NIFV aan nader onderzoek te doen om de resultaten meerjarig te kunnen vergelijken en om een verdiepingsslag te maken in de door het CBS gehanteerde statistieken en in de factoren die het ontstaan van brand veroorzaken.
Kabinetsreactie
De actualiteit leert ons voortdurend het grote belang van brandpreventiebeleid. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de gebeurtenis in Kampen op 19 augustus 2009 waar vier kinderen bij een woningbrand omkwamen.
Het verhogen van het brandveiligheidsbewustzijn is de beste manier om de brandveiligheid te verbeteren, zoals in de Visie op brandveiligheid is beargumenteerd, die op 29 april 2009 als bijlage bij de eindrapportage van het Actieprogramma Brandveiligheid aan uw Kamer is gezonden. Mensen moeten zich beter bewust zijn van de potentieel grote risico’s op brand. Het is daarbij in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de bewoner en eigenaar zelf om voor zijn eigen brandveiligheid te zorgen.
Hoewel uit het onderzoek van NIFV niet volgt dat het aantal woningbranddoden de afgelopen jaren structureel is toegenomen, ben ik van mening dat het aantal woningbranddoden omlaag kan en moet. Het kabinet hecht groot belang aan een goed brandpreventiebeleid door het verhogen van het brandveiligheidsbewustzijn en het bewerkstelligen van gedragsverandering bij de diverse doelgroepen.
Diverse voorlichtingscampagnes gericht op verschillende doelgroepen hebben hieraan bijgedragen. Zo heb ik samen met de minister van VWS en de minister voor WWI het “Handboek brandveiligheid in de zorg en opvang” en de “Signaleringslijst brandveiligheid” ontwikkeld. Hiermee kunnen vertegenwoordigers (cliëntenraden, ouderraden, huurcommissies) van bewoners, patiënten en cliënten van instellingen in de zorg en opvang de brandveiligheid van hun instelling toetsen en onder de aandacht brengen bij hun directie/bestuurders. Een ander voorbeeld betreft de doelgroep studenten, waarvoor ik voorlichtingsmateriaal heb laten ontwikkelen.