http://www.hetccv.nl/binaries/content/assets/ccv/dossiers/kwaliteitsregelingen-en-instrumenten/brand/memorandum60.pdfMemorandum 60: Voorschriften voor sprinkler-, brandmeld- en ontruimingsalarminstallaties in vuurwerkbewaarplaatsen en verkoopruimten voor consumentenvuurwerk
(...)
4. Omvang en uitvoering sprinklerinstallatie
4.1 Omvang van de sprinklerinstallatie
a. In de drie gedefinieerde ruimten (bewaarplaats, bufferbewaarplaats en verkoopruimte) moet een automatische sprinklerinstallatie worden aangebracht volgens het Voorschrift voor Automatische Sprinklerinstallaties (VAS), uitgave 1996, inclusief alle tot januari 2004 verschenen wijzigingen en aanvullingen. De komende jaren zal de VAS worden vervangen door NEN 1073, die is afgeleid van de prEN 12845.
b. De omvang van de automatische sprinklerinstallatie in de verkoopruimte moet tenminste bestaan uit een objectbeveiliging die bestaat uit een nat systeem boven het verkoopgedeelte, waar vuur-werk aanwezig is.
c. In de verkoopruimte moeten 68 ºC QR sprinklers worden toegepast. Bij een afstand van meer dan 4 m tussen het opgeslagen vuurwerk en de sprinklers aan het dak/plafond, moet er een warmteopvangconstructie boven de verkoopruimte worden gemaakt in de vorm van een verlaagd plafond met aan de zijkant van dit verlaagde plafond een draftstop van 0,30 m hoog, overeenkomstig de VAS. (Toelichting: in een dergelijke situatie is zonder deze voorzieningen de aanspreektijd van de sprinklers te traag)
Met opgeslagen vuurwerk wordt bedoeld het laagst gelegen opgeslagen vuurwerk.
Deze warmte vangconstructie moet worden gerealiseerd in de vorm van een verlaagd plafond. Deze constructie moet aan alle zijden 60 centimeter groter zijn dan het te beveiligen oppervlak en rondom worden voorzien van draftstops met een hoogte van minimaal 30 centimeter.
De warmtevangconstructie en de draftstops mogen worden gemaakt van materiaal zoals hout en minerale wol, mits zij bestand zijn tegen een temperatuur die minimaal 50 °C hoger ligt dan de aanspreektemperatuur van de sprinklers. Deze temperatuur moet het materiaal kunnen weer-staan totdat de sprinkler is aangesproken, hetgeen in het algemeen binnen een aantal minuten plaatsvindt.
d. De installatie in de bewaarplaats moet worden uitgevoerd als deluge-installatie met minimaal twee moedersprinklers. Hiervan moet tenminste één moedersprinkler in de bewaarplaats zijn aangebracht en één moedersprinkler voor de toegangsdeur van de bewaarplaats. In de bewaar-plaats moeten open sproeiers worden toegepast, voor de toegangsdeur moet tenminste één open sproeier worden aangebracht.e. De installatie in de bufferbewaarplaats moet worden uitgevoerd als een deluge-installatie met mi-nimaal twee moedersprinklers. Hiervan moet één moedersprinkler in de bufferbewaarplaats zijn aangebracht en één moedersprinkler voor de toegangsdeur van de bufferbewaarplaats. In de bufferbewaarplaats moeten open sproeiers worden toegepast, voor de toegangsdeur moet ten-minste één open sproeier worden aangebracht.Het is toegestaan om een delugeklep toe te passen in plaats van moedersprinklers (aansturing door thermische melders of detectiesprinklers). Het beveiligingsniveau is tenminste vergelijkbaar met een beveiliging met moedersprinklers.Voor projectering van de thermische melders moet NEN 2535 worden aangehouden. Het is toegestaan, om ongewenste blussingen te voorkomen, om gebruik te maken van een twee groepsafhankelijke aansturing. Wel dient in dat geval reke-ning te worden gehouden met een verdubbeling van de te projecteren melders. Moedersprinklers dienen zoveel mogelijk in het midden van de ruimten te worden geplaatst.
(...)