Bedoeling van de test:
De test is opgezet om een beeld te krijgen over de conditie van het repressieve personeel. De
inspanningsoefeningen zijn zodanig gekozen dat er een link ligt naar brandweerspecifieke
praktijksituaties. Dit moet de test aantrekkelijker maken om uit te voeren. Hierdoor wordt de
bereidheid tot een korte inspanningsoefening groter en zal de test een beter resultaat over de
conditionele gesteldheid opleveren.
De deelnemer krijgt een hartslagmeter om. Zo kan achteraf worden bekeken hoe het verloop
van de hartslag tijdens het parcours was. En wat de hoogste hartslag was tijdens de rit. Ook
wordt er gekeken naar het herstel van de hartslag. De deelnemer moet na de test drie minuten
herstellen onder standaardomstandigheden, waarna opnieuw de hartslag wordt opgenomen. Zo
is te zien hoe snel iemand herstelt na een inspanning.
Op deze manier hopen we vroegtijdig te kunnen signaleren of iemand goed of slecht in conditie
is. Hierdoor kunnen ongelukken, door een matige fysieke conditie, in het repressieve optreden
worden voorkomen.
De maximale hartfrequentie en de tijdens de test gemeten hartfrequentie mogen alleen worden
gebruikt voor de veiligheid van de deelnemer (overschrijd hij niet de eerder vastgestelde
maximale hartfrequentie). Deze gegevens worden na de test niet bewaard. Als het wenselijk is
om gegevens te bewaren voor b.v. statistische doeleinden, dienen deze gegevens te worden
geanonimiseerd. In alle andere gevallen worden gegevens alleen bewaard met instemming van
de testpersoon.
Hoe het parcours af te leggen:
Het parcours is zodanig opgesteld dat er, via borden, een logische route is die gevolgd moet
worden. Gaandeweg moeten er hindernissen worden genomen op een brandweertechnisch
juiste wijze. Als een oefeningnummer niet juist wordt uitgevoerd moet deze oefening in zijn
geheel worden overgedaan.
Het startpunt van ieder onderdeel wordt aangegeven door een pion met een nummer (geel
bord). Er moet om de pionnen gelopen wordt. Op deze wijze legt ieder dezelfde weg af en is het
eindresultaat beter vergelijkbaar.
De verschillende onderdelen zijn zodanig geplaatst dat er tussen de onderdelen een loopruimte
is van ± 15 meter. De bedoeling is dat de oefeningen met een redelijk snel tempo worden
genomen en dat er tussen de onderdelen (die 15 meter) normaal gelopen wordt om enigszins
te herstellen.
Beschrijving van de verschillende onderdelen:
Punt 1: (Het startpunt van het parcours; inzetgereedmaken)
De deelnemer staat in kazernetenue (overhemd + pantalon) klaar en wacht op het
startsein. Dan trekt hij/zij het uitruktenue aan en gaat naar punt 2.
Punt 2: (Omhangen)
Klaarleggen of klaarzetten van ademluchttoestel en masker in plastik op de plaats
van nummer 1. De deelnemer gaat op de plaats van nummer 1 het ademluchttoestel
omgehangen en het gelaatstuk om de nek gehangen, na de ademluchttest wordt de
druk hardop geroepen. Ook worden de blushandschoenen aangetrokken.
Vervolgens worden er twee 52 mm slangen gepakt en met de slangen naar punt 3
gelopen.
Punt 3: (Afleggen)
De slang wordt neergelegd de andere slang wordt naar punt 3a uitgeworpen en één,
de andere koppeling wordt samen met de andere slang meegenomen en wordt de
eerste slang naar punt 3a gestrekt. Bij punt 3a wordt de koppeling van de eerste
slang neergelegd op de grond en de tweede slang richting punt 3 uitgeworpen. De
twee slangen worden hier aan elkaar gekoppeld en de tweede slang gestrekt naar
punt 3. Hier wordt de koppeling weer neergelegd op de grond. Hierna wordt er naar
punt 4 gelopen.
Punt 4: (Opstellen, beklimmen van handladder en mee nemen van spullen)
De handladder ligt met de onderkant tegen de muur en moet tegen de muur worden
opgelopen en onderuit worden getild. De ladder uitschuiven tot de markering op de
tiende sport en het trekkoord op winden om de 3e en 5e sport en knopen op de 4e
sport. Vervolgens de juiste klimhoek instellen (voeten tegen de ladderbomen en met
rechte rug de armen gestrekt net de ladderboom kunnen raken).
Als de ladder volgens de regels staat (juiste hoek en trekkoord geknoopt) moeten uit
de TS de volgende materialen worden gehaald: de gereedschapkoffer, een werklijn
en een straalpijp. Deze materialen worden bij de handladder gelegd. De deelnemer
pakt de straalpijp en gaat een slangkoppeling bij punt 3, koppelt de straalpijp eraan
en loopt terug naar de handladder. Daar prepareert hij/zij de slang om opgevoerd te
kunnen worden. Dan wordt de slang met straalpijp op de juiste wijze naar boven
gelopen (slang langs de borst over de schouder met de straalpijp op de rug) tot de
deelnemer met de beide voeten op de markering van de 10e sport staat. Dan gaat de
deelnemer weer terug de handladder af en legt de slang neer op de grond.
Vervolgens wordt de gereedschapkoffer gepakt en op een veilige wijze weer naar
boven gebracht tot de beide voeten op de markering staan. De gereedschapskoffer
wordt met een standaardgewicht van 10kg uitgerust. Weer terug en de koffer weer op
de grond zetten. Hetzelfde gebeurt nog een keer met de werklijn. Elke keer moet men
de materialen zodanig vast houden dat er twee handen vrij zijn om de ladder te
kunnen beklimmen. Beklimmen met de z.g. telgang. Loop naar punt 5 toe.
Punt 5: (Deur forceren en rokerige ruimte betreden)
De rambo pakken van het voertuig, ademlucht aansluiten en de fictieve deur door
middel van stoten met de rambo over 30 cm verplaatsen (rambo boven op pakken,
dus niet de hand erin dit om blessure te voorkomen). De rest van het traject wordt
met ademlucht afgemaakt. Lopen naar punt 6. Horloge wordt door instructeur (rode
knop) ingedrukt.
Punt 6: (Slang strekken in rokerige ruimte)
Een half gevulde 75mm slang (zonder druk) met een straalpijp, gekoppeld aan de
pomp, ligt zigzag gevouwen bij de TS. De slang wordt over de schouder gelegd en
voorwaarts geheel gestrekt naar punt 6a. Lopen naar punt 7.
Punt 7: (Redden van persoon in rokerige ruimte)
De pop moet in de rautek-greep naar punt 7a worden gesleept en weer terug naar
punt 7. Het slepen moet op de juiste manier gebeuren vanuit de benen met rechte
rug. De kandidaat mag keren of heeft het traject afgelegd als de beide voeten de lijn
zijn gepasseerd. Ga naar punt 8.
Punt 8: (Lopen over een richel)
Vier balken worden liggend in een zigzag opgesteld. De bedoeling is dat de
deelnemer over de balken loopt als zijnde een evenwichtsbalk. Afstappen onderweg
is opnieuw beginnen. Loop naar punt 9.
Punt 9: (Slang doorvoeren in rokerige ruimte met haspelmachine)
Trekken van last (80 kg over 2 x 15 m) Na eerste 15 m lopen naar pion en terug en
tweede keer 15 m trekken. De deelnemer loopt daarna naar punt 9a en komt terug en
trekt de last nogmaals 15 meter. Loop naar punt 10.
Punt 10: (Over obstakel klimmen)
Over hek stappen (dus niet springen) naar punt 10a. Lopen naar punt 11.
Punt 11: (Aanvalsweg met HD-slang in rokerige ruimte)
Een HD-slang over een afstand van 15 meter meevoeren en weer mee terug nemen.
De eerste 3 meter normaal lopend, dan 3 meter onder tunnel door en gehurkt lopen
(laag blijven). De volgende 3 meter rechtop lopend. De volgende 3 meter weer
gehurkt en nogmaals 3 meter rechtop lopend naar punt 11a. Dan achterwaarts terug
lopen. Eerst rechtop lopend, dan weer gehurkt, rechtop lopend, dan weer gehurkt en
tenslotte rechtop lopend tot punt 11. Dit traject moet op de hurken en niet op de
knieën worden afgelegd met het pistool met twee handen vast. Ga naar punt 12.
Punt 12: (Sloopwerkzaamheden met sloophaak in rokerige ruimte)
Met behulp van een massieve staaf een bal omhoog stoten, die uit het plafond hangt
op 2.50 meter hoogte. Men moet 10 juiste stoten geven. Instructeur telt hardop mee
Punt 13: (Einde test op loopparcours met standaard loopsnelheid in wandeltempo.)
Hier wordt de tijdwaarneming gestopt. In de hersteltijd van 3 minuten wordt onder
gestandaardiseerde omstandigheden (wandelsnelheid 3 km/h) het herstel
waargenomen. De instructeur legt de gegevens van de herstelperiode vast.