In de Lancet vond ik een review:
Michael Hüpfl, Harald F Selig, Peter Nagele
Chest-compression-only versus standard CPR
The Lancet, Volume 377, Issue 9767, 26 February–4 March 2011, Pages 718-719
Zij vonden dat chest-compression-only CPR geassocieerd was met een betere overlevingskans dan standaard CPR (14% vs 12%). Iedereen in deze groep kreeg reanimatie-instructies van de centralist.
Kritiek op dit artikel was dan ook dat het via de telefoon aanleren van beademing 2 minuten extra kost en dat de mensen die beademd werden dan ook 2 minuten later CPR kregen dan de groep die alleen borstcompressies kreeg.
In hun analyse van 7 observationele cohortstudies vonden ze geen verschil in overleving tussen beide technieken (8% vs 8%).
Hun conclusie was: "For adults with out-of-hospital cardiac arrest, instructions to bystanders from emergency medical services dispatch should focus on chest-compression-only CPR."
Overigens moet je er dan wel vanuit gaan dat er goed is beademd. En dat is maar net de vraag, want hoe meet je dat? Als er namelijk niet goed is beademd, zegt de uitkomst van je onderzoek niks en is elke conclusie voorbarig.
Wanneer je de twee technieken wilt vergelijken moet je dus eerst kijken naar de outcome van zowel een goede massagetechniek
en een goede beademinstechniek samen. Dat is je nulmeting. Daarna zou je moeten kijken of er een verschil is in outcome wanneer je de beademing helemaal achterwege laat. Dat wordt medisch ethisch een lastig vraagstuk.
Het verbaast mij niet dat er geen verschil meetbaar tussen een slechte beademingstechniek en het helemaal achterwege laten van beademing. Want in feite doe je met een slechte beademingstechniek hetzelfde als helemaal niet beademen. Je moet dus heel goed kijken naar
wat je vergelijkt alvorens je een conclusie trekt, waarop je meent een beleid aan te moeten passen.