Voortgang BMH
Met dit bericht informeer ik u over de stand van zaken met betrekking tot BMH.
Experimenteertraject Art. 36a Wet BIG BMH
Landelijk Platform Bacheloropleiding Medische Hulpverlening
De Hogeschool Utrecht, de Hogeschool Rotterdam en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen verzorgen de door de NVAO-geaccrediteerde Bacheloropleiding Medische Hulpverlening (BMH). Samen met de drie hogescholen die de Bacheloropleiding Medische Hulpverlening verzorgen, vormen het Erasmus MC, het UMC Utrecht en het Radboudumc het Landelijk Platform Bacheloropleiding Medische Hulpverlening (LPBMH). Ambulancezorg Nederland, NVZ Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, de Nederlandse Associatie Physician Assistants (NAPA) en de Nederlandse Vereniging Bachelor Medisch Hulpverleners (NVBMH) zijn eveneens in het Landelijk Platform BMH vertegenwoordigd.
Werkgroep Art. 36a Wet BIG BMH
In de door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ingestelde Werkgroep Art. 36a Wet BIG BMH hebben medewerkers van de Afdeling MEVA van VWS zitting naast vertegenwoordigers van het Landelijk Platform BMH, van Ambulancezorg Nederland en van de Nederlandse Associatie Physician Assistants (NAPA). De Werkgroep rondt in juni 2015 de voorbereidende werkzaamheden af ten behoeve van de start van het experiment met de ontwikkeling van een concept tekst Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Artikel 36a Wet BIG BMH. De concept tekst AMvB is mede gebaseerd op de beschreven competenties van de medisch hulpverlener zoals die door het Landelijk Platform BMH zijn vastgesteld in het ‘Deskundigheidsgebied Bachelor Medische Hulpverlening, juni 2015’. De AMvB sluit tevens aan op het beroepsprofiel van de Bachelor Medische Hulpverlening dat is vastgesteld door de Nederlandse Vereniging Bachelor Medisch Hulpverleners (NVBMH). De Werkgroep Art. 36a Wet BIG BMH begeleidt de voortgang van het Experimenteertraject vanaf de start tot en met de eindevaluatie.
Klankbordgroep Experimenteertraject Art. 36a Wet BIG BMH
In het kader van een goede afstemming van het experimenteertraject Art. 36a Wet BIG BMH met het betreffende werk- en beroepenveld is door het Ministerie van VWS een Klankbordgroep Art. 36a Wet BIG BMH ingesteld waarin aanpalende beroepsverenigingen en koepel- dan wel brancheorganisaties bestuurlijk zijn vertegenwoordigd. Daartoe zijn uitgenodigd:
V&VN Ambulancezorg;
Nederlandse Vereniging Anesthesiemedewerkers (NVAM);
Landelijke Vereniging Operatieassistenten (LVO);
Nederlandse Vereniging Spoedeisende Hulp Verpleegkundigen (NVSHV);
Nederlandse Vereniging Bachelor Medisch Hulpverleners (NVBMH)
Nederlandse Federatie Universitair Medische Centra (NFU)
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ)
Ambulancezorg Nederland (AZN);
Nederlandse Associatie Physician Assistants (NAPA);
College Zorgopleidingen (CZO)
De heer Han Rozemeijer (lid bestuurscommissie arbeidsmarkt / werkgeverszaken) vertegenwoordigt AZN. De eerste bijeenkomst van de klankbordgroep heeft 9 juni plaatsgevonden.
Standpunt IGZ inzake vaardigheidsleren binnen de ambulancezorg in relatie tot het Experimenteertraject Art. 36a Wet BIG BMH
Stage mogelijkheden BMH-stagiair ‘acute zorg’
Op 4 december 2014 vond een overleg plaats tussen een delegatie van de Werkgroep Artikel 36a Wet BIG BMH en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). In dat overleg stelde de Werkgroep aan de Inspectie de vraag of de Inspectie in het zicht van het Experimenteerartikel 36a Wet BIG BMH een standpunt kon innemen aangaande de stage mogelijkheden voor studenten van de Bacheloropleiding Medische Hulpverlening binnen de acute zorg en met name binnen het werkgebied van de ambulancezorg. In april 2015 heeft de Inspectie bij schrijven van Mr. Barbera A. Prins, Hoofd Eerstelijnszorg IGZ haar standpunt inzake de stage mogelijkheden voor studenten BMH binnen de ambulancezorg kenbaar gemaakt.
De Inspectie is in de periode voorafgaand aan het overleg in december 2014 geïnformeerd over de ontwikkeling van het document ‘Praktijkleren Medische Hulpverlening Ambulancezorg BMH’, over het ‘Landelijk Praktijkcurriculum BMH’, als ook over de ‘Aanvraag Juridische Inbedding Bachelor Medische Hulpverlening’. De delegatie van de Werkgroep heeft de Inspectie van de meest recente ontwikkelingen rondom de BMH op de hoogte gebracht. Met de mail van 23 februari 2015 is de vraag naar stage mogelijkheden uitgebreid met de stelling dat het daarbij vooral ook gaat om stages waarin voorbehouden handelingen binnen de ambulancezorg kunnen worden getraind.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft kenbaar gemaakt dat zij geen andere mogelijkheid ziet dan de wet BIG in zijn volle omvang te respecteren. De IGZ blijft daarom bij het standpunt dat studenten die stagelopen in de ambulancezorg, alleen voorbehouden handelingen mogen uitvoeren als voldaan wordt aan de voorwaarden die beschreven zijn in artikel 35 van de wet.
Wel ziet de IGZ mogelijkheden om voorbehouden handelingen aan te leren in een meer gestructureerde setting.
De IGZ beschrijft haar conclusie als volgt:
“Onder de huidige omstandigheden kunnen BMH-studenten, bijvoorbeeld in het kader van stage, voorbehouden handelingen alleen uitvoeren als is voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 35 en 38 wet BIG. Daarin staat (onder meer) opgenomen dat een zelfstandige bevoegde de opdracht geeft tot de voorbehouden handelingen, dat toezicht door een zelfstandig bevoegde opdrachtgever en de mogelijkheid van tussenkomst door een zelfstandig bevoegde opdrachtgever voldoende verzekerd zijn, voor zover dat redelijkerwijs nodig is.Een ambulanceverpleegkundige kan als functioneel zelfstandige geen opdracht geven aan een BMH-student om een voorbehouden handeling uit te voeren op geleide van artikel 35 en artikel 38 wet BIG. Indien het beoogde experimenteerartikel in werking is getreden, kan de BMH na het succesvol afronden van zijn opleiding bevoegd worden verklaard om voor een bepaalde periode nader in een AMvB te bepalen, bepaalde voorbehouden handelingen indiceren en verrichten. Het delegeren van de in de AMvB benoemde handelingen dient nader en per handeling te worden afgewogen opdat de RAV en de individuele zorgverlener te allen tijde verantwoorde zorg kunnen leveren.Wellicht is een uitwerking te maken in combinatie met het verrichten van werkzaamheden in een meer gestructureerde setting waarin spoedeisende zorg wordt verleend met meer mogelijkheden voor supervisie en tussenkomst door een zelfstandig bevoegde beroepsbeoefenaar”.
Het Landelijk Platform Bachelor Medische Hulpverlening heeft het standpunt van de IGZ goed bestudeerd en is tot een nieuwe uitwerking gekomen waarmee meer studenten BMH hun stage in de ambulancezorg kunnen volgen en volbrengen.
Er is gekozen om de voorbehouden handelingen separaat te gaan toetsen in het skills lab. De Kenmerkende Beroepssituaties (KBS’en) zullen tijdens de stage verder uitgevoerd worden door de student, waarbij opgemerkt moet worden dat voorbehouden handelingen alleen uitgevoerd mogen worden als er directe supervisie geboden kan worden door een zelfstandig bevoegde. Daar in de meeste situaties niet aan deze voorwaarde kan worden voldaan, kunnen studenten gaan afstuderen zonder de handelingen op patiënten toe te passen. Met andere woorden, zij voeren wel de Kenmerkende Beroepssituaties uit, maar niet de voorbehouden handelingen. Dit heeft tot gevolg dat een afgestudeerd medisch hulpverlener zich technisch bekwaam mag achten, maar niet beschikt over de ervaring en routine om de handelingen zelfstandig uit te voeren.
Mede om deze reden zullen er specifieke inwerktrajecten opgezet worden die een afgestudeerd medisch hulpverlener als beginnend beroepsbeoefenaar gaat doorlopen. Een dergelijk inwerktraject kan vorm en inhoud krijgen als het experimenteerartikel in de wet BIG van kracht is. De medisch hulpverlener krijgt immers dan een (tijdelijke) zelfstandige bevoegdheid.Het ministerie van VWS heeft het Landelijk Platform Bacheloropleiding Medische Hulpverlening inmiddels subsidie verstrekt voor het realiseren van een traineetraject ter ondersteuning van de introductie en begeleiding door ervaren medisch hulpverleners ambulancezorg van afgestudeerde BMH’ers in de ambulancezorg.AZN zal een werkgroep instellen. Deze werkgroep komt met beleidsvoorstellen onder ander op de volgende terreinen:
Uitstroomniveau: de werkgroep maakt een voorstel om de uitstroom van de initiële opleiding te vergelijken met de uitstroom van de BMH-opleiding.
Monitoren van de stages: de werkgroep monitort en evalueert een aantal stages van 3e jaars studenten en komt met verbetertoestellen.
Inwerkprogramma: de werkgroep maakt een voorstel voor een inwerkprogramma. Hoe zou een inwerkprogramma voor beginnende beroepsbeoefenaars er uit moeten zien?
Monitoring uitvoering experimenteerartikel: wanneer het experimenteerartikel definitief is, monitort de werkgroep de uitvoering hiervan.
Daarnaast zal er in opdracht van het ministerie van VWS ook een onafhankelijke evaluatie gaan plaatsvinden door een nader te bepalen onderzoeksinstituut. Deze evaluatie richt zich met name op het experiment in de wet BIG en heeft als belangrijke scope de veiligheid van patiënten.
.
Besluit Hogeschool Utrecht om afstudeerrichting ambulancezorg ‘on hold’ te zetten
In verband met het uitblijven van het standpunt van de IGZ heeft Hogeschool Utrecht besloten om per studiejaar 2015-2016 de afstudeerrichting ambulancezorg on hold te zetten. Dit is een tijdelijk besluit . De hogeschool voorkomt hiermee dat het stuwmeer aan studenten die wachten op stage verder zal toenemen. Met de studenten die voor deze richting wilden kiezen is gezocht naar een maatwerk oplossing welke gevonden is in het aanbieden van het onderwijsprogramma ambulancezorg als minor onderwijs (keuzeonderwijs).
Zij hopen deze maatregel zo snel mogelijk terug te kunnen draaien wanneer de studenten een nieuw perspectief krijgen op afstuderen in deze richting.
Enquête BMH binnen de ambulancezorg
Doormiddel van een enquête zijn de ervaringen van de RAV’s ten aanzien van de opleiding BMH geïnventariseerd. Er zijn een tweetal enquêtes uitgezet, onder RAV’s met en RAV’s zonder stagiaires. De uitkomsten van de enquête 13 mei 2015 besproken binnen de bestuurscommissie arbeidszaken werkgeverszaken. Uit de enquête komt dat er behoefte is aan landelijk beleid ten aanzien van de BMH. Het voorstel is om een werkgroep in te stellen die aan de slag gaat met dit onderwerp. De eerste bijeenkomst van de werkgroep wordt gepland.
Meer informatie
Voor meer informatie kunt u terecht bij Wiro Gruijters, senior beleidsmedewerker,
bron:
https://www.ambulancezorg.nl/nederlands/pagina/8769/voortgang-bmh.htmldus als ik het goed gelezen heb krijgen ze subsidie om te gaan onderzoeken om een aanvullend trainee traject te ontwikkelen, om de afgestudeerde BMH-er toch `geschikt` te kunnen maken voor een positie binnen de ambulancezorg
en worden de voorbehouden handelingen (zoals intubatie vaardigheden) in een gecontroleerde setting aangeleerd (bijv een OK setting), om zodoende BMH-ers technisch bekwaam te maken voor deze handelingen
terwijl ze niet de routine en ervaring hebben om ze uit te voeren, laat staan de `zelfstandige bevoegdheid `te hebben om deze te indiceren en of uit te voeren
Dit heeft tot gevolg dat een afgestudeerd medisch hulpverlener zich technisch bekwaam mag achten, maar niet beschikt over de ervaring en routine om de handelingen zelfstandig uit te voeren.
terwijl juist het verschil tussen intuberen (als voorbeeld nemend) in de praktijk, met de knieen in de modder, juist een van de wezenlijke verschillen is tussen prehospitale en klinische acute zorg.
Is voor mij dezelfde logica om veel zwemtraining te nemen, om zodoende voldoende conditie te krijgen om een marathon te kunnen gaan lopen.
En is het dan zo dat de BMH-ers trainingen (scholingen) krijgen binnen gecontroleerde settingen, zoals intubatievaardigheden op een OK. Terwijl ambulanceverpleegkundigen nu deze mogelijkheid niet/onvoldoende krijgen
vindt het een omgekeerde situatie
Je gaat mogelijkheden creëren om mensen geschikt (er) te krijgen voor een rol (waarvan nog niet eens vastgesteld welke inhoud deze heeft en of die wenselijk en of noodzakelijk is)
en om dit te bewerkstelligen worden er mogelijkheden gecreëerd, terwijl de huidige praktijk laat zien dat de mensen die het dagelijks moeten uitvoeren, deze mogelijkheden niet of onvoldoende krijgen
als kanttekening: ik heb het voorbeeld van intubatie genomen, terwijl ik niet zeker weet dat dit een van de voorbehouden handelingen is waarover gesproken wordt