@ peebee & joostvankempen
Helder; en (nu) op hoofdlijnen geheel met u eens!
De informatie die van derden wordt doorgesluisd bevat impliciet de goedkeuring van de plaatser; die zou daarbij zijn waarderings/beoordelingscriteria expliciet kunnen maken; hij/zij is immers wel verantwoordelijk voor het plaatsen en daarmee vragen van aandacht.
Over verbeteringen in de toekomst gaf ik gisteren een workshop op de Saxion hogeschool over brandveiligheid:
"Wie doet wat, hoe en waarom? En waarom niet?" (deelnemers uit de bouwwereld, (verbond van) verzekeraars, ministeries en brandweer).
Mijn slotconclusie was dat het zo (zoals het de afgelopen jaren gaat en wordt voortgezet met de regelgeving) nooit meer goed komt.
Het hogere kader van de (regionale) brandweer en het NIFV/Nibra heeft, sinds de Brandweerwet 1985, zijn wettelijke taken materieel kwalitatief verzaakt.
Daarbij is, zoals peebee treffend verwoord, bij de generatie hogere brandweer functionarissen van de afgelopen 10 tot 25 jaar, nogal wat misverstand over hun eigen functioneren ontstaan.
Daar zij het monopolie van de Staat, m.b.t. de gehele brandweerzorg, materieel inhoud hebben moeten geven, en daarvoor expliciet (wet) bekwaam moeten zijn, is het een ramp te moeten constateren dat zij hun taken (brandpreventieadvies aan bevoegd gezag) hebben verzaakt. In dit vacuum dat door hen is getrokken voelen gemeentebrandweerlieden zich genoodzaakt om de brandpreventie te behartigen; binnen de jungle van commerciele adviesbureau's.
Dit, met onvoldoende (voor)opleiding en onwerkbare, wetenschappelijk ogefundeerde, regelgeving (brandveilgheid in Bouwbesluit en Gebruiksbesluit die op onwettige wijze zijn uitgebracht; in strijd met de beperkte mogelijkheden die de Wonigwet biedt voor AMvB's en zeker ook in strijd met de brandweerwet (nu wet veilgheidsregio's) die voorschrijft dat de integrale brandweerzorg materieel moet worden beschreven in een (decentrale!) Brandbeveiligingsverordening.
Dez wantoestand in de regelgeving is veroorzaakt door eigengereid optreden van VROM ambtenaren, die, per (wettelijke) definitie onbekwaam op dit gebied, het uiitbrengen van, decentraal beoogde regelgeving, naar zich hebben toegetrokken.
Het VNG volgt, met een model BBV die nu 2 A4's bevat, het hoger opgeleid brandweerkader en inspectieleden verklaarden zich in een onderzoek van de TU-Delft (IOOV 2006) incompetent, zeker ook op het gebied van brandpreventie.
Zo onstaan dan de brandrampen; als de (hoog)opgeleiden incompetent zijn, zijn de opleiders dat automatisch ook.
Dus heren, waar moet iemand zijn positeve kritiek adresseren?
Ik gaf gisteren al aan: dat zeer professionele en empirisch wetenschappelijk verankerde brandbeveilgingsvoorschriften al meer dan een eeuw bestaan in de VS (NFPA en Building codes) en bij mij, ook destijds als hoofd officiersopleiding (Rijksbrandweeracademie vooraf aan 1985) op de boekenplank staan/stonden als 'gouden' referentiebronnen.
Binnen de mentale inteelt van het besloten en klein gehouden 'brandveiligheidswereldje' probeert men al jaren, met allerlei over elkaar heen vallende actieprogramma's het wiel telkens opnieuw uit te vinden. Vergeefs zoekt u daar daar enige wetenschappelijk verdedigbare referentie. Literatuur is daarbinnen een onbekend/onbemind begrip.
Zelf, quasi vanuit het zelf voorgewende 'niets' promoveren is de mode; international vakliteratuur zou dit al direct als charlatanerie ontmaskeren.
'Keep the mushrooms in the dark and feed them a lot of shit!' (Wie ontmest die stal?)