Ik heb een klein foutje gemaakt, ik heb een wettensite gebruikt, waarbij een gedeelte van de tekst van artikel 5.2.51a lid 3 niet is overgenomen, namelijk:
Lid 3.
Het eerste lid geldt niet voor personenautos gedurende hun inzet voor onopvallende politietaken en personenautos in gebruik bij de in artikel 30b van het RVV 1990 bedoelde diensten.
Dus in die zin is het probleem voor onopvallende politievoertuigen opgelost.
Voor wat betreft de casus, ben ik nog steeds van mening dat het nog steeds is toegestaan, namelijk tot 1 maart 2014. In De regeling Optische en Geluidssignalen 2009 artikel 7 staat het volgende:
Artikel 7 1. Artikel 5 is tot 1 maart 2014 niet van toepassing op motorvoertuigen die op het moment van inwerkingtreding van deze regeling zijn voorzien van blauw zwaai- of knipperlicht, geel zwaai- of knipperlicht of een twee- of drietonige hoorn overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van de Regeling optische en geluidssignalen.
2. Artikel 5, eerste lid, is wat de eis betreft dat de set blauwe signaalverlichting en de secundaire set zijn gecertificeerd overeenkomstig ECE reglement 65 tot 1 september 2009 niet van toepassing op voertuigen, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, die op de datum van inwerkingtreding van deze regeling niet zijn voorzien van een set blauwe signaalverlichting en een secundaire set die aan deze eis voldoet.
De oude regeling Optische en geluidssignalen zegt over artikel 3:
Artikel 3
De volgende signalen moeten als volgt zijn uitgevoerd:
1. blauw zwaailicht of blauw knipperlicht:
* op een motorvoertuig:
licht aan de bovenzijde van het voertuig, dat rondom licht uitstraalt dan wel twee lichten, indien door de bouw van het voertuig één licht niet uit alle verkeersrichtingen voldoende zichtbaar is;
* op een motorfiets:
in plaats van het licht als bedoeld voor een motorvoertuig mag ook een licht aan de voorzijde van het voertuig zijn aangebracht, dat zowel aan de voorzijde als opzij goed zichtbaar is;
* motorvoertuig ten behoeve van de brandweer:
aan de voorzijde van het voertuig mag op een hoogte van 1,20 m boven het wegdek bovendien één licht worden gevoerd, indien door de bouw van het voertuig het aan de voorzijde bevestigde licht niet kan worden waargenomen door op korte afstand vóór het voertuig rijdende bestuurders;
2. tweetonige hoorn:
een hoorn die achtereenvolgens de tonen b en e aangeeft in een geluidsterkte van tenminste 100 decibel;
3. drietonige hoorn:
een hoorn die achtereenvolgens de tonen c - e - g - e aangeeft;
4. geel zwaai- of knipperlicht:
één geel zwaai- of knipperlicht aan de bovenzijde van het motorvoertuig dan wel twee gele zwaai- of knipperlichten, indien door de bouw van het voertuig één licht niet uit alle verkeersrichtingen voldoende zichtbaar is;
5. De meting van de geluidssterkte van de meertonige hoorns vindt plaats overeenkomstig Hoofdstuk 11 van de Regeling toelatingseisen.