Ik ben het met je eens dat er veel (vooral begeleidingsbusjes) het motto hebben van "we schroeven er zoveel mogelijk zwaailampen op". Volgens mij is dit alleen om stoer te doen. Zeker als je 's nachts rijdt, of met sneeuw / mist / regen, worden de lampen alleen maar vervelend.
Hieronder de regelgeving waar aan de transportbegeleider en zijn voertuig aan moeten voldoen.
Transportbegeleiders
De transportbegeleider heeft als taak het begeleiden van exceptionele transporten, waarvoor conform de Beleidsregel Ontheffingverlening Exceptionele Transporten RDW begeleiding noodzakelijk is.
Krachtens de wettelijke regelgeving moet een transportbegeleider een landelijke aanstelling als verkeersregelaar hebben. Dit is uiteraard nodig omdat een exceptioneel transport niet ophoudt bij gemeente- of provinciegrenzen. De transportbegeleider voert de voor verkeersregelaars verplicht gestelde kleding.
Daarnaast maakt de transportbegeleider gebruik van een speciaal daartoe ingericht geel begeleidingsvoertuig, voorzien van retroreflecterende markeringen, een verlicht transparant en gele signalering. Met het verlichte transparant kan en mag de transportbegeleider aanwijzingen geven vanuit zijn voertuig. Dit mag niet op wegen onder beheer van het Rijk of op kruispunten. Daar moet te voet het verkeer geregeld worden.
Eisen aan het begeleidingsvoertuig
Met ingang van 1 maart 2009 zijn de eisen voor de begeleidingsvoertuigen zonder twijfel duidelijk vastgelegd. Het begeleidingsvoertuig is een bedrijfsauto en kan met nadruk geen personenauto, camper of motorfiets zijn. De eisen voor wat betreft markering en inrichting zijn opgenomen in de Regeling Verkeersregelaars 2009.
Noot: getoonde afbeeldingen zijn eenvoudige weergaven. Per type voertuig kan een andere configuratie mogelijk of wenselijk zijn. De afbeeldingen dienen uitsluitend ter verduidelijking van de tekst hiernaast.
- De wagen heeft over een lengte van 2,50 meter een minimale daklijnhoogte van 1,75 meter.
- De kleur van de wagen is geel, RAL 1003, RAL 1004 of RAL 1023.
- De auto is voorzien van geel zwaai-, knipper- of flitslicht, zichtbaar vanaf een afstand van 25 meter rondom het voertuig, gemeten op 1,50 meter boven het wegdek. Aan de voorzijde van de wagen mag een secundaire set gele signaalverlichting zijn gemonteerd, op een hoogte tussen 0,40 meter en 1,20 meter boven het wegdek, met een zichthoek van maximaal 90 graden.
- Het begeleidingsvoertuig is voorzien van een verlicht transparant, zodanig gemonteerd dat deze aan de achterzijde goed zichtbaar is.
- De wagen is voorzien van volledige contourmarkering aan de zijkanten en de achterkant, conform ECE-104 klasse C, geïnstalleerd volgens de Regeling Permanente Eisen. De kleurstelling is wit of geel voor de zijkant en rood, wit of geel aan de achterkant.
- De markering aan de zijkant bestaat uit chevronpijlen die naar de voorzijde van het voertuig zijn gericht, afwisselend rood en geel gekleurd. De markering voldoet aan ECE-104 klasse E. De minimale lengte is 1,00 meter en de hoogte van de pijlen is minimaal 0,30 meter, de breedte van iedere pijl is 0,10 meter. De markering mag geen nadelige invloed hebben op de effectiviteit van de contourmarkering en de verplichte lichten en de oppervlakte mag in elk geval niet meer zijn dan 1/3 van de totale oppervlakte binnen de contourmarkering.
- De voorzijde van het voertuig is voorzien van een diagonale markering in rode en witte lijnen, die "naar boven wijzen" onder een hoek van 45 graden. De oppervlakte is minimaal 0,50 vierkante meter en de breedte van de lijnen is minimaal 0,10 meter en maximaal 0,12 meter. Het materiaal voldoet aan ECE-104 klasse E.
- De achterzijde is eveneens voorzien van een diagonale markering in rode en witte lijnen, die onder een hoek van 45 graden "omhoog wijzen". De markering moet binnen de contourmarkering aangebracht zijn en kent dezelfde afmetingen als de voorzijde.
- Een logo mag aan beide zijkanten van het voertuig zijn aangebracht met een maximale afmeting van 0,40 meter bij 0,20 meter. Het logo is niet retroreflecterend.
- De aanduiding 'CONVOI EXCEPTIONNEL' is op de voorzijde en achterzijde aangebracht met een maximale hoogte van 0,20 meter. De breedte is niet breder dan het voertuig zelf en de aanduiding is niet retroreflecterend. Een bepaald lettertype is niet voorgeschreven.
Uitrusting in het begeleidingsvoertuig
De Regeling Verkeersregelaars 2009 bepaalt verder de uitrusting die in het begeleidingsvoertuig aanwezig moet zijn.
- Een ingebouwde communicatie-installatie;
- Een mobiel station voor communicatie tussen de transport-begeleider(s) en de chauffeur van het exceptionele transport;
- Een GSM-telefoon;
- Een rolbandmeter van minimaal 20 meter;
- Een hoogtemeter van minimaal 5 meter;
- Acht pylonen (verkeerskegels) of zogenaamde klapbakens;
- Rood/wit afzetlint;
- Een zaklantaarn met rode kegel;
- Een EHBO-set; en
- Een goed werkende brandblusser van minimaal 2 kilogram.
BRON:
http://www.verkeersplan.com/transportbegeleider.htmOp de site staat nog een voorbeeld van voertuig wat bij de noot hoort die halverwege het stuk tekst staat.