‘Richt onderzoek Moerdijk op luchtwegen’Er zijn grote overeenkomsten tussen de nasleep van de brand in Moerdijk en de brand bij chemiebedrijf ATF in Drachten, elf jaar geleden. Dat zegt Frans Greven, toxicoloog en medisch milieukundige bij de GGD’s van Groningen, Friesland en Drenthe.
Momenteel worden in Moerdijk klachten van omwonenden en hulpverleners geregistreerd door huisartsen, GGD’s en arbodiensten. Greven: ‘Dat is een goede eerste stap. Maar ik pleit ervoor om daarna gericht onderzoek te doen. Ik zou kijken naar verschijnselen die duiden op Reactive Airways Dysfunction Syndrome, een vorm van beroepsastma.’ Hij trekt die conclusie op basis van de uitkomsten van zijn onderzoek in Drachten, waarop hij over enige maanden hoopt te promoveren.
Op 12 mei 2000, daags voor de vuurwerkramp in Enschede, ontstond 's ochtends een uitslaande brand in een loods van ATF. Daar lagen onder meer asbestplaten, accu's, batterijen, hars, fixeer en medicijnen. Die brand, zegt Greven, was mogelijk wat ‘kleiner’ dan de brand in Moerdijk – iets minder dan 500 ton chemisch afval ging in vlammen op – maar ook toen was aanvankelijk niet bekend om welke stoffen het precies ging. En ook toen deed het RIVM metingen, waarvan de uitslagen aanvankelijk niet zorgwekkend waren.
Uiteindelijk is er veel onderzoek gedaan. Het laatste onderzoeksrapport van GGD Fryslan dateert van februari 2007. Daaruit bleek dat er wel degelijk risico's voor de volksgezondheid zijn geweest. Voor het onderzoek werden 77 omwonenden en hulpverleners onderzocht die ook jaren na de gifbrand nog last hadden van hun longen. Greven: ‘We zijn nagegaan of er sprake is geweest van blootstelling en of de klachten in de literatuur te relateren waren aan een dergelijke blootstelling. Daarbij dachten we aan het inademen van rook of aan contact met bluswater.’ Greven en zijn collega’s vonden 25 mensen met een klachtenpatroon dat leek op Reactive Airways Dysfunction Syndrome (RADS). Ze vonden ook mensen die mogelijk contactdermatitis hadden ontwikkeld. ‘De laatste groep bleef uiteindelijk beperkt tot twee patiënten met de aandoening.’
De patiënten met de luchtwegklachten werden onderzocht door een longarts. Ze kregen een longfunctiemeting en een histamineprovocatietest. Er werd ook bloed afgenomen en soms een thoraxfoto gemaakt. Verder stelden Greven en collega’s een aselecte controlegroep samen, bestaande uit mensen die destijds in het rampgebied woonden en werkten, maar die geen klachten hadden of hadden gehad.
Greven: ‘Na vergelijking van beide groepen was onze slotsom dat het zeer waarschijnlijk bij drie mensen ging om RADS, veroorzaakt door rook die vrijkwam bij de brand. Ook al omdat mensen met een hoge blootstelling meer bronchiale reactiviteit vertoonden dan degenen die minder waren blootgesteld aan rookdeeltjes.’
Greven zegt dat om RADS te krijgen, het soort rook niet uitmaakt. Dat maakt RADS een typische, maar nog weinig bekende beroepsziekte voor brandweerlieden.‘Ik denk dat een brandweerman RADS kan ontwikkelen na een eenmalige hoge rookblootstelling, maar dat de kans voor brandweerlieden groter is een verhoogde bronchiale reactiviteit te ontwikkelen door frequentere, minder hoge blootstellingen.’
Henk Maassen
http://medischcontact.artsennet.nl/blad/Tijdschriftartikel/Richt-onderzoek-Moerdijk-op-luchtwegen.htm