Jan de Nooij, arts MG, Medisch Manager Ambulancezorg Regionale Ambulancedienst Hollands-Midden en Meldkamer Ambulancezorg Hollands-Midden tevens Lid van het College of Fellows van de International Academies of Emergency Dispatch, Salt Lake City, USA , heeft aan dit thema een onderzoek gewijd en daarover gepubliceerd in het laatste nummer van Ambulancezorg.
Enkele citaten uit het artikel:AanleidingTijdens een nabespreking van een gecombineerde ambulancezorg/ MMT inzet in de regio Hollands-Midden werd de aanwezige ambulanceverpleegkundige op oncollegiale wijze aangesproken door het MMT op zijn keuze voor een scoop-and-run scenario. In dezelfde periode werd een andere ambulanceverpleegkundige letterlijk uit zijn ambulance gezet door leden van een MMT omdat hun beleid anders was dan het beleid van de verpleegkundige. Beide incidenten leidden tot boosheid en frustratie en vormden de aanleiding voor een enquête naar de wijze waarop de ambulancezorgverleners in Hollands-Midden de samenwerking met een MMT ervaren.
...
TevredenheidEen meerderheid van de respondenten geeft aan over het algemeen tevreden te zijn over de samenwerking met het MMT
namelijk 70% van de verpleegkundigen en 58% van de chauffeurs. Neutraal staat 20% van de verpleegkundigen en 33% van
de chauffeurs ten opzichte van de tevredenheid en 10% van de verpleegkundigen en 9% van de chauffeurs is ontevreden over
de samenwerking met het MMT. Alhoewel uit de beantwoording van de stelling over de tevredenheid dus een positief beeld ontstaat blijkt uit de beantwoording van de open vraag aan het einde van de enquête dat er meer ontevredenheid is over een aantal zaken dan een percentage van 70% (58%) tevredenheid zou doen vermoeden.
Toegevoegde waardeVan de respondenten ziet 46% van de verpleegkundigen en 31% van de chauffeurs het MMT als toegevoegde waarde; 28% respectievelijk 44% is daar neutraal over en 26% van beide groepen staat negatief tegenover de toegevoegde waarde van het MMT.
Als we dit relateren aan de tevredenheid valt op dat weliswaar 70% van de verpleegkundigen tevreden is over de samenwerking
met het MMT doch dat 46% een toegevoegde waarde ziet in die samenwerking. Voor de chauffeurs is dit 58% en 44%.
De toegevoegde waarde ziet men conform tabel 7 vooral bij neurotrauma (67x), kinderreanimatie (57x), lastige intubatie (52x) en beknelling (42x). Het MMT wordt 11x genoemd als geen aanvulling op de ambulancezorg. Er kan worden vastgesteld dat in deze groep 11 respondenten (5 verpleegkundigen en 6 chauffeurs) inzet van een MMT expliciet afkeuren. Dit is 10% van de totale groep respondenten.
Leiding accepteren en gelijkwaardige behandelingIn de samenwerking met een MMT accepteert 49% van de verpleegkundigen en 30% van de chauffeurs de leiding van het MMT. 30% van beide beroepsgroepen staat neutraal ten opzichte van het accepteren van deze leiding en 22% van de verpleegkundigen en 14% van de chauffeurs accepteert de leiding van het MMT niet. Hierbij ervaart 62% van de verpleegkundigen en 56% van de chauffeurs zich als gelijkwaardig behandelde partner in het hulpverleningsproces, is 21% respectievelijk 12% hier neutraal over en is 17% van de verpleegkundigen respectievelijk 32% van de chauffeurs van mening dat er geen sprake is van gelijkwaardige behandeling.
ConclusiesIn het Zuidelijk deel van de regio Hollands-Midden wordt het MMT veel vaker ingezet van in het Noordelijk deel. Nader onderzoek
zal moeten uitwijzen wat hiervoor de verklaring is. In de samenwerking tussen ambulancezorgverleners en MMT is er overwegend sprake van tevredenheid doch wordt de toegevoegde waarde niet in hoge mate ervaren. Problemen worden ervaren in de attitude van MMT-leden en ten aanzien van de vraag wie nu de leiding heeft over een hulpverlening, wie bepaalt of er gecancelled wordt, waarom moet een MMT zoveel ter plekke doen en wordt de scoop-and-run systematiek doorkruist door de stay-and-play benadering van
het MMT.
Een belangrijk deel van de ervaren problematiek kan worden herleid tot de samenwerking van professionals in stress-situaties en de persoonsgebonden competenties van die professionals. De beeldvorming rond het MMT wordt in hoge mate bepaald door incidenten waarbij sprake is geweest van slechte samenwerking, slechte attitude en slechte communicatie en door de onduidelijkheid over de al dan niet voor de patiënt aanwezige meerwaarde van een MMT-interventie.
AanbevelingenBeeldvorming is lastig te beïnvloeden. In een professionele omgeving wordt daarom gekozen voor harde feiten en duidelijke afspraken die worden nageleefd en worden geëvalueerd. In de samenwerking tussen RAD Hollands-Midden en de MMT’s van Amsterdam en Rotterdam is daarbij een positieve inzet van alle betrokkenen noodzakelijk. Daarbij zou het een goede start zijn als de MMT’s zich expliciet zouden uitspreken over hoe zij de competenties van ambulancezorgverleners zien en daarbij afspreken deze competenties te respecteren en zouden de beroepsgroepen ambulanceverpleegkundigen en chauffeurs zich meer moeten verdiepen in de vraag waar hun eigen grenzen liggen als het gaat om acute prehospitale hulpverlening.
Dat daarbij de concrete vraag over de toegevoegde waarde van het MMT bij welke toestandsbeelden ook concreet moet worden beantwoord, spreekt voor zich. Ook de vraag tot hoever de ambulancezorgverleners dezelfde handelingen zouden (moeten) kunnen verrichten als de MMTarts of juist niet, verdient beantwoording op sectoraal niveau. Daarbij zou het de moeite waard zijn om, conform de Team/ Crisis-Resource Management principes zoals die al geruime tijd zijn ingevoerd voor luchtvaart en procesindustrie, gezamenlijke simulatie-oefeningen tussen ambulancezorgverleners en MMT te organiseren.
Gelet op dat laatste zal de RAD Hollands-Midden in zijn volgend jaar te openen nieuwe hoofdvestiging drie simulatieruimtes inrichten en bovenstaande aanbeveling operationaliseren. Tot slot gaat het om de patiënt zoals een van de respondenten helder formuleerde: “ Iedereen hoort een aanvulling te zijn op een ander. ACH op de VPK en andersom. MMT hoort dat ook te zijn op het ambuteam en dan ook andersom. Dan is geen enkele casus te moeilijk en bereik je het motto van de RAD en krijg je goede ambulancezorg. Ego moet je thuis laten en dat geldt voor iedereen.”
Bron: Vakblad V&VN Ambulancezorg 2012/1, maart 2012, Sdu Uitgevers
klik hier voor het hele artikel inclusief de tabellen en de beantwoording van de open vragen.