Hoewel er een tijd is gedacht dat maximaal zuurstof geven het beste was voor de patiënt komt men daar inmiddels weer een beetje van terug en probeert men nu inderdaad aan de hand van de hoeveelheid zuurstof in het bloed te bepalen hoeveel zuurstof iemand moet krijgen. Dat neemt niet weg dat je in eerste instantie best uit mag gaan van het klinische beeld en inderdaad de mate van benauwdheid, echter zo gauw als mogelijk moet je gaan meten.
Dit meten kan op twee manieren gebeuren, buiten het ziekenhuis is er maar één mogelijkheid en dat is middels pulse-oximetrie. Misschien wel eens gezien, meestal in de vorm van een "knijper" op de vinger, maar kan ook op andere dunne uiteinden (oorlel, voet bij pasgeborenen) geplaatst worden. Door middel van licht van een bepaalde golflengte wordt de verandering in kleur van het in het bloed aanwezige hemoglobine gemeten en daaruit kan de zuurstofverzadiging berekend worden. Normaal hoort dit tussen de 98-100% te liggen. Bij COPD-patiënten en zware rokers kan het wat lager zijn.
Binnen het ziekenhuis is er daarnaast nog een tweede optie door een bloedgas te prikken. Daarbij wordt wat bloed uit een slagader gehaald ,meestal met een prik in de polsslagader, soms vanuit de liesslagader of via een arterielijn (=soort van "infuuslijn" in een slagader). Dit bloed kan dan worden geanalyseerd en naast de zuurstofverzadiging kan je dan ook de daadwerkelijke zuurstofspanning bepalen, de zuurgraad van het bloed, de hoeveelheid CO2 en nog wat waarden die een nauwkeuriger interpretatie mogelijk maken.