@Sven82
ARREST SAUNDERS (EHRM 17-12-1996, NJ 1996, 699)
Het arrest Saunders van het EHRM ziet op de rechtsvraag of in een latere strafrechtelijke procedure gebruik mag worden gemaakt van bewijsmateriaal dat verkregen is in een eerdere administratieve procedure (i.p.v. criminal charge) in welk kader alstoen een spreekplicht bestond. In het kader van een strafrechtelijke procedure mag een verdachte niet verplicht worden om mee te werken aan de eigen veroordeling. Het gebruiken in een strafrechtelijke procedure van bewijsmateriaal dat verzameld is in een daaraan voorafgaande administratieve procedure waarin een spreekverplichting gold kan op gespannen voet staan met het non-incriminatiebeginsel/nemo tenetur.
Uit het arrest Saunders volgt dat bewijsmateriaal dat is verzameld in een administratieve procedure voorafgaand aan de strafrechtelijke procedure alleen in die gevallen gebruikt mag worden waarin het bewijsmateriaal onafhankelijk van de wil van de toen betrokkene (nu verdachte) is ontstaan.
ARREST SAUNDERS HEEFT GEEN RELEVANTIE T.O.V. STOPTEKEN
Het stopteken is een accessoire bevoegdheid: het stoppen van een voertuig is geen doel op zich. Het doel is ofwel het staande houden en/of aanhouden van een verdachte (opsporingsbevoegdheid) ofwel het controleren van wettelijke voorschriften (controlebevoegdheid).
Met het geven van een stopteken wordt op zichzelf geen bewijs verzameld, zodat de vraag over de toelaatbaarheid van middels deze bevoegdheid verkregen bewijs in het geheel niet bestaat. Arrest Saunders is daarom irrelevant in dit bestek.
NON-INCRIMINATIE BEGINSEL HEEFT WEL RELEVANTIE T.O.V. STOPTEKEN
Wel is het zo dat in het arrest Saunders het non-incriminatie beginsel een grote rol speelt gelijk als het geval is waarin het gaat om het geven van een stopteken teneinde een verdachte staande- en/of aan te kunnen houden.
In algemene zin bestaat er altijd de verplichting om een stopteken op te volgen ingevolge art.83 RVV 1990. Echter een wettelijke verplichting gaat niet altijd gepaard met een wettelijke sanctioneringsmogelijkheid. Het niet opvolgen van een stopteken ex art. 83 RVV is NIET wettelijk gesanctioneerd.
Art.160 WVW 1994 geeft de bevoegdheid tot het geven van een stopteken met als doel het vorderen van inzage in rij- en kentekenbewijs en/of het afnemen van een blaastest. Het betreft hier een controlebevoegdheid en geen opsporingsbevoegdheid omdat de bevoegdheid aangewend kan worden tegen alle bestuurders zonder dat daarvoor een voorafgaande verdenking vereist is. Het niet opvolgen van een stopteken ex art.160 WVW 1994 is WEL wettelijk gesanctioneerd. (Art. 177-I sub a WVW 1994).
Echter, iemand kan aan een stopteken niet zien of deze gegeven wordt ex art. 83 RVV 1990 of ex art. 160 WVW 1994 en daar kan de kous gaan wringen als het stopteken gegeven is teneinde een verdachte staande te houden en/of aan te houden. Een verdachte is namelijk niet verplicht om mee te werken aan de strafrechtelijke veroordeling van zichzelf. Mocht een opsporingsambtenaar een verdachte een stopteken hebben gegeven ex art.160 WVW 1994 dan bestond er weliswaar de verplichting om daaraan gevolg te geven met dien verstande dat het niet opvolgen ervan NIET strafbaar is.
Advocaten proberen in dergelijke gevallen wel eens te beweren dat in dergelijke gevallen de staandehouding en/of aanhouding van verdachte onrechtmatig is. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt echter dat de staandehouding en/of aanhouding in dergelijke gevallen NIET ONRECHTMATIG is.
KERNASPECTEN
1.
In alle gevallen is er een verplichting om een stopteken op te volgen, zie art.83 RVV 1990.
2.
Ondanks de verplichting om een stopteken op te volgen, betekent dit niet in alle gevallen dat het niet opvolgen ervan bedreigd wordt met een wettelijke sanctie.
3.
Afhankelijk van de wettelijke bepaling waarop een toezichthouder of een opsporingsambtenaar zich beroept, kan er sprake zijn van een bestuursrechtelijke sanctie of een strafrechtelijke sanctie.
4.
Is het doel van het geven van een stopteken het staande- en/of aanhouden van een verdachte van een strafbaar feit, dan volgt uit het non-incriminatiebeginsel dat ondanks er een wettelijke verplichting kan bestaan gehoor te geven aan het stopteken, dit nooit strafrechtelijk gesanctioneerd kan worden.