Wel vinden wij dat verzekeraars, gezien hun verantwoordelijkheid voor en belang bij continuïteit van zorg, zelf afspraken moeten maken met aanbieders over vroegsignalering. Dit zullen wij wettelijk verankeren. Om te zorgen dat wij vroegtijdig op de hoogte zijn wanneer de zorgverzekeraar niet langer aan zijn zorgplicht kan voldoen, zorgen wij ook voor een wettelijk meldplicht voor de verzekeraars. Daarnaast vragen wij de NZa om vooruitlopend op inwerkingtreding van die wetgeving al actief toe te zien op de normen die zij in hun toezichtkaders daartoe heeft opgenomen en aan ons te rapporteren daarover.
Zorgplicht
Zorgverzekeraars hebben op basis van de Zorgverzekeringswet en de AWBZ een wettelijke zorgplicht. De zorgplicht is een resultaatsverplichting. Dat betekent dat de zorgverzekeraar voor naturaverzekerden zorg moet leveren, tenzij hij kan aantonen dat er sprake is van overmacht. Onze ambtsvoorgangers concludeerden dat het niet houdbaar is op basis van de zorgplicht zorgverzekeraars onder alle omstandigheden verantwoordelijk te houden voor de continuïteit van zorginstellingen. Wanneer zij hiervoor wel verantwoordelijk zouden zijn, treedt er een spanning op tussen de verplichting om kwalitatief goede zorg in te kopen voor een goede prijs en het gedwongen in stand houden van zorgfuncties die, mogelijk vanwege een slechte kwaliteit of te hoge prijs, dreigen te verdwijnen. Wij delen dit standpunt maar vinden dat de zorgplicht wel nader geduid kan worden.
De zorgplicht houdt ons inziens in dat een zorgverzekeraar dient te zorgen dat hij zelf vroegtijdig op de hoogte is van een mogelijk risico voor de continuïteit van zorg voor zijn verzekerden door in zijn contracten met zorgaanbieders afspraken op te nemen over het vroegtijdig melden van mogelijke risico’s voor de continuïteit (de mogelijke niet nakoming van het contract door de zorgaanbieder). Die risico’s kunnen op financieel gebied liggen (verslechterende liquiditeit bijvoorbeeld) maar ook meer kwalitatief van aard zijn (bijvoorbeeld nieuwbouwplannen). Wij verplichten hen via wetgeving om de afspraken over vroegtijdige melding daadwerkelijk op te nemen in de overeenkomsten. De verzekeraar bepaalt, samen met de aanbieder, zelf welke financiële en kwalitatieve indicatoren hij daarbij relevant vindt. Zo kunnen de verzekeraar en de aanbieder actief in gesprek gaan met elkaar over de nakoming van de afspraken. Ook kan de verzekeraar op tijd meedenken over mogelijke oplossingen wanneer zich problemen voordoen. De NZa kan regels stellen wanneer deze afspraken niet worden gemaakt. Ook kan zij, indien nodig, haar handhavingsinstrumenten inzetten.
Een zorgverzekeraar zal daarnaast ook een proactief beleid moeten opstellen (terugvalplan) dat beschrijft welke stappen hij onderneemt om aan zijn zorgplicht te kunnen blijven voldoen na een signaal van een aanbieder. De NZa heeft dit als norm opgenomen in haar Toezichtskader zorgplicht zorgverzekeraars (Zvw). De situaties die zich kunnen voordoen zijn divers, een blauwdruk voor een draaiboek kunnen wij daarom niet geven. Wel kunnen wij ons voorstellen dat een verzekeraar eerst, samen met de aanbieder en andere belanghebbenden, onderzoekt of door het saneren of reorganiseren van de aanbieder de continuïteit van zorg gewaarborgd blijft. Lukt dat niet, dan zijn gesprekken met andere (al dan niet) gecontracteerde aanbieders een logische vervolgstap.
Zorgverzekeraars krijgen de wettelijke plicht om zich bij de NZa te melden wanneer zij (op afzienbare termijn) niet langer aan hun zorgplicht kunnen voldoen. De NZa zal dan, net als op dit moment nog geldt bij een steunverzoek, de IGZ direct op de hoogte stellen. Zo zijn wij vroeg op de hoogte van het feit dat de zorgverzekeraar op termijn niet meer aan zijn zorgplicht kan voldoen.
Door de nadere invulling van de zorgplicht onderstrepen wij de verantwoordelijk-heid van zorgverzekeraars bij het waarborgen van continuïteit van zorg. De NZa ziet hier actief op toe en informeert ons wanneer zij signaleert dat er een aanbie-der van cruciale zorg failliet dreigt te gaan en de terugvalplannen van individuele verzekeraars niet lijken te leiden tot continuering van zorg door een andere zorgaanbieder.
Zo kunnen wij zorgen dat, wanneer duidelijk wordt dat er (nog) geen oplossing vanuit de markt tot stand komt, de continuïteit van (delen van) die zorg toch gewaarborgd wordt door een tijdelijke aanbieder (vangnetstichting) op te richten die deze zorg doorlevert.
6. Afbakening van te waarborgen vormen van zorg
Zoals wij in paragraaf 4 reeds schreven, zijn wij verantwoordelijk voor het waarborgen van de publieke belangen kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg. Die verantwoordelijkheid nemen wij door het scheppen van wettelijke randvoorwaarden zoals eisen aan goed bestuur, een adequaat bekostigingssysteem, waarborgen voor kwaliteit van zorg en goed toezicht. Soms is het noodzakelijk om voor specifieke situaties aanvullende maatregelen te nemen om de toegankelijkheid van zorg te waarborgen. Het Wetsvoorstel aanvulling instrumenten bekostiging WMG10 dat in uw Kamer ligt, maakt het bijvoorbeeld mogelijk om, onder voorwaarden, voor sommige vormen van zorg een beschikbaarheidsbijdrage vast te stellen. Deze bijdragen zijn geen garantie tegen een faillissement, maar zij zorgen wel voor het beschikbaar houden van bepaalde functies die niet (volledig) rendabel te leveren zijn zonder die bijdrage.
Wij zien voor onszelf daarnaast een specifieke verantwoordelijkheid voor het waarborgen van bepaalde vormen van zorg wanneer de aanbieder daarvan failliet is gegaan én er (nog) geen andere aanbieder(s) bereid is om deze zorg over te nemen. Het gaat daarbij om zorg waarvoor geldt dat wanneer zij (tijdelijk) niet (voldoende dichtbij) beschikbaar is, cliënten ernstige gezondheidsschade kunnen oplopen of (bij langdurige zorg) ernstig worden belemmerd in hun dagelijks functioneren.
Curatieve zorg
Op basis van deze definitie geldt dat waarborgen voor continuïteit van curatieve zorg alleen ingezet kunnen worden voor het beschikbaar houden van vier zorgfuncties binnen de bijbehorende norm:
1 mobiele stabilisatie en behandeling: 97% van de bevolking moet binnen 15 minuten responstijd bereikt kunnen worden en in tenminste 95% van de spoedmeldingen moet een ambulance binnen 15 minuten na aanname van de melding ter plaatse zijn.
2 basis spoedeisende hulpverlening (basis-SEH): de basis-SEH moet na een spoedmelding binnen 45 minuten bereikbaar zijn. De Gezondheidsraad zal ons in december advies geven over welke deskundigheid en faciliteiten aanwezig moeten zijn op de basis-SEH om de gezondheidstoestand van de patiënt zodanig te stabiliseren dat (eventueel vervoer naar) vervolgbehandeling verant-woord is.
3 acute verloskunde: binnen 45 minuten met een ambulance moet een zorgaan-bieder bereikbaar zijn die in geval van een levensbedreigende situatie acute verloskunde levert. Conform de normen van het veld zelf11 moet binnen 15 minuten na vaststelling van de diagnose van een levensbedriegende situatie12 de benodigde medisch specialistische behandeling gestart kunnen worden13.
4 crisisopvang binnen de GGZ: er dient per Regionaal Overleg Acute Zorg-regio in ieder geval één crisisdienst te zijn die zorgt voor de eerste diagnose, verwijzing en opvang van patiënten met een acute psychiatrische crisis. Voor de crisisopvang wordt bekeken of een advies zoals hierboven voor de basis-SEH is beschreven nodig is.
10 Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 32 393, nr. 2Langdurige zorg
Mensen die AWBZ-zorg ontvangen, hebben een indicatie gekregen omdat zij be-perkingen in het dagelijks functioneren hebben en deze niet door bijvoorbeeld mantelzorg zijn op te heffen. Wanneer deze zorg (tijdelijk) niet meer beschikbaar is, belemmert dit het dagelijks functioneren.
Dat betekent echter niet dat de overheid altijd ingrijpt wanneer een AWBZ-aanbieder failliet is gegaan. Verwacht wordt dat in verreweg de meeste gevallen de zorg overgenomen wordt door andere aanbieders. De zorgverzekeraar heeft immers zijn terugvalplan in werking gezet. Op hem rust een resultaatsverplichting die hem, behoudens situaties van overmacht, dwingt om te zorgen dat de continu-ïteit van zorg niet in gevaar komt. Wanneer de zorgaanbieder, de verzekeraar en andere belanghebbenden niet tot een oplossing van de problemen lijken te ko-men, zal hij alternatieven moeten onderzoeken. Bijvoorbeeld door te vragen of andere aanbieders bereid en in staat zijn om (al dan niet na faillissement) de acti-viteiten (tijdelijk) over te nemen. Uiteraard dient de zorgverzekeraar daarbij reke-ning te houden met de specifieke woonsituatie en de langdurige behoefte aan zorg van de cliënten. Het verdient daarom de voorkeur dat de verzekeraar ervoor zorgt dat een overnemende partij zo veel als mogelijk de zorg zal doorleveren in de gebouwen van de failliete zorgaanbieder. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat een deel van de cliënten na een faillissement verhuist naar een andere locatie binnen een redelijke afstand.
De zorgverzekeraar zal door zijn inspanningen in de meeste gevallen aanbieders vinden die het zorgaanbod willen overnemen. Dat is voor hen immers aantrekkelijk. De macro zorgvraag groeit, de verzekeraar heeft de aanbieder nodig om aan zijn zorgplicht te voldoen en de overnemende aanbieder kan het personeel en de expertise die hij nodig heeft overnemen van de failliete aanbieder. Pas wanneer aangetoond wordt dat er desondanks onvoldoende of geen vervangend aanbod te vinden is, zal de overheid tijdelijk aan zet zijn om te voorkomen dat cliënten ern-stig belemmerd worden in hun dagelijks functioneren. Die belemmering zal voor sommige cliënten ernstiger zijn dan voor anderen. Voor sommige cliënten zal gel-den dat het tijdelijk ontbreken van AWBZ-zorg vooral leidt tot incidentele onge-makken en niet direct ernstige gevolgen heeft. In andere gevallen leidt het tijde-lijk ontbreken van zorg (en eventueel verblijf) tot acute gevaarlijke situaties voor
11 Een goed begin. Veilige zorg rondom zwangerschap en geboorte. (Stuurgroep Zwanger-schap en geboorte, december 2009).
12 Diagnose gesteld door een gynaecoloog of geautoriseerd obstetrisch professional.
13 Waarbij aangemerkt dat als de zwangere vrouw, in het geval van een levensbedreigende situatie thuis, vanuit huis naar het ziekenhuis moet worden verplaatst het niet gegarandeerd mogelijk is om na het vaststellen van een potentieel levensbedreigende situatie binnen 15 minuten te starten met de behandeling in verband met reistijd naar het ziekenhuis.
de cliënt en/of zijn omgeving. Het vooraf stellen van eenduidige wegingscriteria om dit onderscheid te maken, blijkt moeilijk. Het waarborgen van continuïteit van langdurige zorg zal daarom gericht zijn op het tijdelijk in stand houden van die zorgfuncties die in de specifieke situatie cruciaal zijn in het voorkomen dat de aan de faillerende aanbieder verbonden cliënten ernstig worden belemmerd in hun functioneren.
7. Waarborg voor zorg: vangnetaanbieder
Zoals gezegd, verwachten wij dat wij in de praktijk bijna nooit aan zet zullen zijn om de hierboven genoemde vormen van zorg tijdelijk door te laten leveren. De belangen van veldpartijen om een faillissement te voorkomen gecombineerd met het feit dat het vaak zo zal zijn dat het overnemen van zorg na een faillissement aantrekkelijk is en een vangnetaanbieder tijdelijk van aard dient te zijn, zullen ervoor zorgen dat die partijen zelf bijna altijd de continuïteit van zorg zullen waar-borgen. Zoals eerder gesteld is de zorgplicht van de zorgverzekeraar een resul-taatsverplichting. Hij moet zorg leveren tenzij hij aantoont dat er sprake is van overmacht. Zorgverzekeraars dienen actief te zoeken naar vervangend aanbod. Dat betekent soms dat zij de continuïteit van zorg soms op een andere wijze waarborgen dan voor het faillissement. Zo is het goed mogelijk dat een locatie van de basis-SEH zelf niet wordt overgenomen, maar dat, door het plaatsen van een of meer extra ambulances, de basis spoedeisende hulp wordt overgenomen door andere SEH-aanbieders in de regio. Voor AWBZ-zorg kan het soms betekenen dat cliënten de zorg op een andere locatie zullen ontvangen, van een andere hulpverlener of op andere tijdstippen dan voorheen.
Wij zullen de NZa vragen om, in samenwerking met het College voor Zorgverzekeringen, in het kader van haar toezicht op de zorgplicht onderzoek te doen naar de mogelijke criteria die gehanteerd kunnen worden om te toetsen of een zorgverzekeraar een terecht beroep doet op overmacht wanneer hij aangeeft dat hij niet meer aan zijn zorgplicht kan voldoen. Pas wanneer dat zo is, kan de overheid, voor bepaalde vormen van zorg, een vangnetaanbieder (in de vorm van een stichting) in het leven roepen. Wij zorgen dat er statuten zijn, dat er een onafhankelijk bestuur en toezicht is en dat de stichting opgericht wordt. Het is echter nadrukkelijk niet de bedoeling dat de overheid, anders dan het oprichten, bestuurlijk betrokken is bij de aanbieder, zorg gaat inkopen of een (structurele) subsidierelatie met de vangnetstichting aangaat. Om dit te benadrukken zal in de statuten van de stichting worden opgenomen dat het door ons aangezochte lid van de raad van toezicht op zo kort mogelijke termijn zorgt voor de benoeming van een voltallig bestuur en leden van de raad van toezicht om vervolgens samen met de door ons aangezochte bestuurder af te treden.
Door de aanbieder op te richten, zorgen wij er alleen voor dat er een aanbieder is die zich ten doel stelt een of meerdere van de hierboven genoemde vormen van zorg door te leveren gedurende de periode dat andere marktpartijen dat nog niet zelf kunnen. De vangnetstichting is dus uitsluitend bedoeld ter overbrugging van een eventuele periode tussen een daadwerkelijk faillissement van een zorgaanbie-der en een structurele oplossing in de markt. Een expliciete doelstelling van de vangnetaanbieder zal zijn dat deze zichzelf zo spoedig mogelijk opheft, hetzij door overname door een andere partij, hetzij door geleidelijke afbouw van de activiteiten. Het tijdelijke karakter van de vangnetstichting voorkomt dat zorgverzekeraars en aanbieders het als een alternatief gaan zien voor een structurele oplos-sing. De dynamiek in de markt wordt hierdoor zo min mogelijk verstoord. Boven-dien is de tijdelijke aard van de stichting nodig om te voldoen aan Europese richtlijnen. Voorstellen van een andere zorgaanbieder voor overname van (een deel van) de activiteiten van de vangnetstichting dienen serieus in behandeling geno-men te worden. Uiteraard dient daarbij rekening gehouden te worden met de regels ten aanzien van mededinging.
De vangnetaanbieder zal ten doel hebben om te zorgen dat de hierboven ge-noemde vormen van zorg worden doorgeleverd na faillissement. Deze aanbieder sluit daartoe contracten met de zorgverzekeraars die de nieuwe aanbieder nodig hebben om aan hun zorgplicht te voldoen. Immers, als verzekeraars de zorg elders kunnen inkopen was er geen reden geweest om een vangnetaanbieder in het leven te roepen. De aanbieder wordt dus bekostigd vanuit de inkomsten die hij genereert door zijn productieafspraken met de zorgverzekeraar.
De vangnetaanbieder zal daarnaast met de curator afspraken maken over de overname van een deel van het personeel en gebruik van middelen indien hij deze nodig heeft voor het aanbieden van de zorg. Wanneer de vangnetaanbieder finan-ciering nodig heeft, bijvoorbeeld voor de (gedeeltelijke) overname van vastgoed uit de failliete boedel zal hij zich, zoals elke andere aanbieder, moeten wenden tot banken. Samen met de NZa bekijken wij of eventuele specifieke ‘kosten’ die wor-den gemaakt door de overname na faillissement onder de beschikbaarheidsbijdra-ge kunnen vallen voor zover zij niet uit de reguliere tarieven kunnen worden be-kostigd. Te denken valt bijvoorbeeld aan eenmalige kosten die gemaakt moeten worden in verband juridisch advies of tijdelijk management. Over de beschikbaar-heidsbijdrage en de waarborgen voor continuïteit van zorg zal ik nog met de Europese Commissie in overleg treden.
Bij het (doen) oprichten van de vangnetaanbieder houden wij rekening met het-geen geregeld is in artikel 34 van de Comptabiliteitswet en het Beleidskader voor betrokkenheid van de Rijksoverheid bij het oprichten van stichtingen dat het Mi-nisterie van Financiën in 2006 aan uw kamer heeft verzonden14. Wij zullen daarom het ministerie van Financiën en de Algemene Rekenkamer betrekken bij de verde-re uitwerking, van dit beleid.
8. Concluderend
Wij zijn verantwoordelijk voor het waarborgen van bepaalde vormen van zorg, niet van individuele zorgaanbieders. Wij zullen daarom niet langer steun verlenen om een faillissement te voorkomen, maar als ultimum remedium zorgen dat een tijdelijke vangnetstichting cruciale zorg kan doorleveren. Hierdoor worden alle partijen optimaal gepikkeld om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen en zorgen wij ervoor dat burgers (via premie- of belastingmiddelen) niet opdraaien voor slecht (financieel) management van zorgaanbieders.
Met vriendelijke groet,
de Minister van Volksgezondheid,
mw. drs. E.I. Schippers
de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Welzijn en Sport,
mw. drs. M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten- Hyllner
14 Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 25 268, nr. 42http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2011/04/27/kamerbrief-waarborgen-voor-continuiteit-van-zorg/kamerbrief-waarborgen-voor-continuiteit-van-zorg.pdf