Ik vind het eigenlijk zelfs bijzonder om te zien dat een rechter kan oordelen dat iets niet geld als een "bijzondere omstandigheid" als nergens staat wat er gerekend mag worden onder deze bijzondere omstandigheden.
Maar als er sprake is van een "bijzondere omstandigheid" dan bestaat er dus ook een "normale omstandigheid".
Volgens de redenatie van de rechter lijkt mij wel omschreven wat een "normale omstandigheid" is. Ook blijkt volgens de rechter uit de verklaringen en feiten niet dat er sprake is van omstandigheden die daar van afwijken. Kort door de bocht: als iets "normaal" is kan het niet "bijzonder" zijn.
(Disclaimer: ik volg alleen de redenatie van de rechter, zoals ik het lees. Dit geeft dus niet mijn mening weer over de uitspraak, en/of de diverse wetten/richtlijnen zelf. In de uitspraak komt ook het handelen van de agent op zich aan bod. Dit laat ik buiten beschouwing in deze uitleg, maar is natuurlijk belangrijk(er) voor de schuldvraag en de strafmaat. Omdat ik een leek ben, kan en wil ik niet discussiëren over de vraag of dat handelen correct was en/of de rechter dat juist beoordeeld. Het gaat mij dus puur om de opmerking dat de rechter niet kan beoordelen of er sprake is van een "bijzondere omstandigheid") Eerst bepaald de rechter wat het wettelijk kader is:
Artikel 29 van het RVV90 bepaalt onder meer dat bestuurders van een motorvoertuig in gebruik bij de politie een blauw zwaai-, flits- of knipperlicht en een tweetonige hoorn voeren om kenbaar te maken dat zij een dringende taak vervullen.
Artikel 91 van het RVV90 bepaalt dat de bestuurders van voorrangsvoertuigen als bedoeld in artikel 1 RVV90 bevoegd zijn af te wijken van alle voorschriften van het RVV90 voor zover de uitoefening van hun taak dit vereist.
Dan bepaald de rechter de definitie van "een dringende taak":
In artikel 2 van de Regeling optische en geluidssignalen 2009 is bepaald dat slechts in drie gevallen sprake kan zijn van een dringende taak als bedoeld in artikel 29 van het RVV90. Een daarvan luidt: “een voor de mens levensbedreigende situatie die directe hulp van de betrokken hulpverleningsdiensten vergt.”
Vervolgens gaat hij in op de Regelgeving Optische en Geluidssignalen, waarin de Politie verplicht is om een richtlijn in te voeren, en waarin grenzen zijn gesteld die in de richtlijn opgenomen moeten worden.
(Die ga ik niet quoten want natuurlijk begrijp ik dat jij die heel goed kent. Die doen wel ter zake voor de schuldvraag, maar niet voor deze redenatie op zich)
Vervolgens stelt de rechter dat de Landelijke Brancherichtlijn Verkeer Politie uit 2011 de uiterste grens is voor het afwijken van RVV90. En dat een agent in bijzondere situaties mag van afwijken van deze norm.
In deze brancherichtlijn wordt gesteld dat de richtlijn moet worden gezien als de maximaal toelaatbare grens voor het rijden met de algehele ontheffing van het RVV90.
Tenslotte vermeldt de brancherichtlijn dat in het kader van de uitoefening van de politietaak het de individuele politieambtenaar in bijzondere situaties is toegestaan om af te wijken van de normen gesteld in de brancherichtlijn.
Verderop trekt de rechter de conclusie over dit punt:
Op grond van de RVV90 in samenhang met de Regeling optische en geluidssignalen 2009 en de brancherichtlijn is het hulpdiensten, waaronder het AOT, in geval van een voor de mens levensbedreigende situatie toegestaan af te wijken van de algemeen geldende verkeersregels in het RVV90. De brancherichtlijn en de Regeling optische en geluidsignalen 2009 normeren die afwijkingsbevoegdheid. De brancherichtlijn stelt dat de richtlijn moet worden gezien als een maximaal toelaatbare grens voor het rijden met de algemene ontheffing op grond van het RVV90. Slechts in bijzondere situaties is het toegestaan om af te wijken van die normen. Naar het oordeel van de rechtbank vormt het enkele feit dat het AOT op weg was naar een levensbedreigende situatie niet een bijzondere situatie.In alle gevallen waarop de brancherichtlijn ziet is daarvan sprake.
Zoals ik de redenatie lees:
Politie agenten die OGS voerende voertuigen besturen, mogen van de bepalingen in het RVV90 afwijken. Daarbij is de Brancherichtlijn de norm. Een reden om OGS te mogen voeren is een "levensbedreigende situatie". Daarmee wordt een "levensbedreigende situatie" een situatie die "normaal" is als reden het voeren van OGS.
De Brancherichtlijn stelt ook dat er van de eigen norm afgeweken mag worden in "bijzondere situaties". Omdat een "levensbedreigende situatie" dus al "normaal" is voor het in werking treden van de normen van de richtlijn, kan dat
op zichzelf niet "ook" een bijzondere situatie zijn die afwijking rechtvaardigt. Daarom vindt de rechter dat in dit geval de richtlijn gewoon toegepast kan worden als beoordelingskader bij het beantwoorden van de vraag of er sprake is van "onvoorzichtig" handelen.
Kort door de bocht:
Een "levensbedreigende situatie" is een reden om OGS te gebruiken, en is daardoor een normale situatie voor bestuurders die OGS voeren, ook als het een arrestatieteam betreft. Die situatie op zich rechtvaardigt dus niet het mogen afwijken van de richtlijn.
Speculatie: ik kan me best voorstellen dat bij een hoger beroep het OM en/of de verdediging onderbouwende argumentatie aanvoert waarom de inzet van een arrestatieteam op zich al bijzonder is. Dat is hier echter niet gebeurd, ook niet door het OM als reden voor vrijspraak.
(Nogmaals: ik begrijp best dat er sprake is van onduidelijkheid. Waardoor agenten die ook met gevaar voor eigen leven afwijken van de richtlijn, zich in dit soort zaken onrechtvaardig behandeld voelen. En dat in de praktijk niet alles zwart/wit is, of dat de richtlijn beter/anders moet. Dit richt zich puur op de redenatie over "bijzondere situaties" .)