Even een beetje verwarring uit de lucht nemen: klasse II en klasse III (voor verkeersborden en afzettingsmateriaal) is niet per definitie hetzelfde als klasse E en klasse C (reflecterende folie voor voertuigen c.q. contourmarkering). Voor beide soorten klasses zijn verschillende reflectiewaarden gedefinieerd. Op voertuigen wordt ECE-104 klasse E (laagste klasse) geplakt, met contourmarkering conform ECE-104 klasse C (hoogste klasse). Voor verkeersborden is tenminste NEN-3381 klasse I (laagste klasse) van toepassing, maar in de praktijk wordt steeds meer NEN-3381 klasse III (hoogste klasse) toegepast. Ik heb de precieze reflectiewaarden niet exact bij de hand, maar mijn schatting is dat ECE-104 klasse E in de buurt komt van NEN-3381 klasse I en ECE-104 klasse C in de buurt komt van NEN-3381 klasse III. In elk geval wordt voor de hoogste klassen een soort prismastructuur gebruikt die bij 3M de naam "diamond grade" heeft gekregen.
Er is een eenvoudige verklaring voor het feit dat een voertuig in fend-off minder reflecteert: de folie is daar niet op ontworpen en ook niet voor geschikt. De officiële naam (retroreflectie) zegt het ook al: het licht moet worden teruggekaatst naar de lichtbron. Dit in tegenstelling tot spiegelende folie, die het licht niet terugkaatst naar de bron. Om het terugkaatsen naar de lichtbron te bewerkstelligen, wordt een structuur gebruikt van prisma's, glaskorreltjes, spiegeltjes, etc. zodanig dat de lichtbundel zoveel mogelijk wordt weerkaatst. Er kan niet worden voorkomen dat hier een beetje verlies op treedt: een deel van het licht wordt geabsorbeerd ("verdwijnt") en een deel van het licht wordt dus weerkaatst in een andere richting dan de richting waaruit het gekomen is.
Zolang de hoek van aanstraling (bijna) loodrecht op het reflectorvlak valt, is dit verlies minimaal. Het licht wordt dan goed teruggekaatst naar de bron. Een waarnemer die dicht bij de bron is, kan dat ook zien door een sterk oplichtende folie (houdt maar eens een brandende zaklamp voor je neus en kijk over de zaklamp in de reflectie). Hoe verder je als waarnemer van de lichtbron komt, hoe minder goed zichtbaar de reflectie is. Je ziet als waarnemer in feite het "verloren licht" dat niet helemaal goed teruggekaatst is naar de bron.
Op het moment dat de hoek van aanstraling niet meer (bijna) loodrecht op de reflecterende folie is, dan wordt het verlies aan licht groter. De prisma's, korrels of spiegeltjes zijn niet meer in staat om het licht zoveel mogelijk terug te kaatsen naar de lichtbron, maar kaatsen het ook in andere richtingen terug. Hoe meer de reflector draait ten opzichte van de lichtbron, hoe minder licht kan worden gereflecteerd. Als waarnemer dicht bij de lichtbron zie je dat dus als een zwakke reflectie. Als je als waarnemer verder van de lichtbron af staat, zul je ook een zwakke reflectie zien: je ziet hier het "verloren licht" dat niet is teruggekaatst naar de bron.
Zie bijgaande schets voor een verduidelijking. In het linker geval is het verlies dus minimaal omdat de lichtbron en waarnemer bijna loodrecht op de reflectie staan. In de rechter situatie wordt maar een deel van het licht daadwerkelijk teruggekaatst.
Op het moment dat de reflectieklasse hoger wordt (dus klasse C of klasse III), dan reflecteert de folie veel meer van het aangestraalde licht naar de lichtbron. Bij betere klasses is het verlies aan absorptie ("verdwijning") en aan diffusie (licht in andere richtingen weerkaatsen) veel minder. De afstand waarover het licht kan verplaatsen wordt dus ook nog eens groter. De waarnemer ziet dit als folie dat van grotere afstand veel beter opvalt: het verschil tussen de contourmarkering op de sleper en de striping op de politiewagen dat Jerommeke gezien heeft. Omdat de reflectie voor een hogere klasse beter is, wordt ook het verlies bij aanstraling onder een grotere hoek beter. De reflectie is nog altijd veel minder dan bij loodrechte aanstraling, maar wel beter dan de reflectie in een lagere klasse.
Op grotere afstand wordt bovendien optimaal geprofiteerd van de hoek tussen waarnemer en lichtbron: koplampen en ogen van de bestuurder schelen elkaar 50 centimeter, maar ten opzichte van een sleper 500 meter verder is dat natuurlijk maar een heel kleine hoek. Zodra je bij de politiewagen komt, is de afstand een stuk kleiner terwijl de koplampen en bestuurder nog steeds 50 centimeter van elkaar verwijderd zijn. De hoek is dus al veel kleiner waardoor de retroreflectie wat minder is (je zit meer in het "verloren licht").