En om een hoop zoeken ter vergemakkelijken. Wij hebben hier ook de beschikking over die jurespudentie
LJN: BP9052, Rechtbank Arnhem , 05/700162-10
Datum uitspraak: 25-03-2011
Datum publicatie: 25-03-2011
Rechtsgebied: Straf
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig
Inhoudsindicatie: uitspraak in een zaak van een politiewagen met zwaailicht en sirene aan, die tijdens het oversteken van een kruising rood licht negeert en vervolgens in aanrijding komt met een auto die de politieauto niet heeft gezien of gehoord. De politieman is vervolgd omdat hij met veel te hoge snelheid de kruising is overgestoken bij rood licht. De rechtbank verklaart verdachte schuldig zonder oplegging van straf of maatregel.
Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer : 05/700162-10
Datum zitting : 11 maart 2011
Datum uitspraak : 25 maart 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. P.J.F.M. de Kerf, advocaat te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 juli 2009, te Wageningen, als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zijnde een
voorrangsvoertuig, als bedoeld in artikel 1 onder an van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990,
daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de
Ritzema Bosweg, in de richting van de kruising met de Arboretumlaan en de
Beatrixlaan, op welke kruising het verkeer wordt geregeld door (driekleurige)
verkeerslichten,
Roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of
onachtzaam,
terwijl het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) de
optische en geluidssignalen, als bedoeld in artikel 29 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990 voerde,
en/of terwijl het voor hem, verdachte, bestemde verkeerslicht rood licht
uitstraalde,
en/of terwijl verdachte (bij het naderen en/of het oprijden en/of het
oversteken van die kruising) niet, althans in onvoldoende mate op zijn
snelheid en/of op de in het door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto)
aangebrachte snelheidsmeter heeft gelet en/of is blijven letten
die kruising is opgereden en/of de op die weg (Ritzema Bosweg) aangebrachte
stopstreep heeft gepasseerd en/of het voor hem, verdachte, geldende rode
verkeerslicht heeft genegeerd met een snelheid van (ongeveer) 88 kilometer
per uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de in artikel 3,
lid 4 onder a van de Regeling optische en geluidssignalen 2009 genoemde
maximum snelheid van 20 kilometer per uur en/of met een (aanzienlijk) hogere
snelheid dan stapvoets, zoals omschreven in de Brancherichtlijn verkeer, in
elk geval met - gezien de (verkeers)omstandigheden ter plaatse - een
(aanzienlijk) te hoge snelheid
en aldus in strijd heeft gehandeld met genoemde regeling en/of brancherichtlijn
en/of (daarbij) in strijd met genoemde brancherichtlijn:
- zich geen, althans in onvoldoende mate rekenschap heeft gegeven van de
mogelijkheid, dat andere weggebruikers (het naderen van) hem, verdachte en/of
(het naderen van) het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig
(personenauto) niet horen en/of zien en/of hebben gehoord en/of hebben
gezien, dan wel de richting en/of snelheid van het door hem, verdachte,
bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet goed kunnen inschatten of hebben
ingeschat
- en/of geen, althans in onvoldoende mate rekening heeft gehouden met
onvoorziene en/of onberekenbare reacties van andere weggebruikers
- en/of die kruising niet, althans met onvoldoende aangepaste snelheid is
genaderd en/of opgereden
- en/of niet, althans in onvoldoende mate ervan uit is gegaan, dat andere
weggebruikers hem, verdachte, en/of het door hem bestuurde motorrijtuig
(personenauto) niet hebben opgemerkt en/of hem (dus) (mogelijk) niet voor
laten gaan
- en/of niet (zo nodig) is gestopt voor genoemde kruising
en/of (daarbij) in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens niet in staat is geweest het door hem bestuurde motorrijtuig
(personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg
kon overzien en/of waarover deze vrij was,
en/of terwijl verdachte (bij het naderen en/of het oprijden en/of het
oversteken van die kruising) niet, althans in onvoldoende mate op het voor
hem gelegen gedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of
is blijven letten
en/of (vervolgens) (met een snelheid van ongeveer 67 kilometer per uur) is
gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met (de bestuurder van) een
ander motorrijtuig (personenauto), die/dat vanaf de Arboretumlaan die kruising
(bij groen licht) was opgereden
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (M.C. [slachtoffer]) zwaar
lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke
ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan, werd toegebracht;
zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij,
verdachte een bij of krachtens de Regeling optische en geluidssignalen, in
elk geval een krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid
in ernstige mate heeft overschreden, immers heeft hij, verdachte, de ter
plaatse voor hem en/of het door hem bestuurde motorrijtuig toegestane maximum
snelheid van 20 kilometer per uur met (ongeveer) 68 kilometer per uur, in elk
geval aanzienlijk overschreden;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 27 juli 2009 te Wageningen als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), zijnde een voorrangsvoertuig, als bedoeld in
artikel 1 onder an van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990,
daarmee rijdende op de weg, de Ritzema Bosweg, in de richting van de kruising
met de Arboretumlaan en de Beatrixlaan, op welke kruising het verkeer wordt
geregeld door (driekleurige) verkeerslichten,
terwijl het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) de
optische en geluidssignalen, als bedoeld in artikel 29 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990 voerde,
en/of terwijl het voor hem, verdachte, bestemde verkeerslicht rood licht
uitstraalde,
die kruising is opgereden en/of de op die weg (Ritzema Bosweg) aangebrachte
stopstreep heeft gepasseerd en/of het voor hem, verdachte, geldende rode
verkeerslicht heeft genegeerd met een snelheid van (ongeveer) 88 kilometer
per uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de in artikel 3,
lid 4 onder a van de Regeling optische en geluidssignalen 2009 genoemde
maximum snelheid van 20 kilometer per uur en/of met een (aanzienlijk) hogere
snelheid dan stapvoets, zoals omschreven in de Brancherichtlijn verkeer, in
elk geval met - gezien de (verkeers)omstandigheden ter plaatse - een
(aanzienlijk) te hoge snelheid
en aldus in strijd heeft gehandeld met genoemde regeling en/of brancherichtlijn
en/of (daarbij) in strijd met genoemde brancherichtlijn:
- zich geen, althans in onvoldoende mate rekenschap heeft gegeven van de
mogelijkheid, dat andere weggebruikers (het naderen van) hem, verdachte, en/of
(het naderen van) het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig
(personenauto) niet horen en/of zien en/of hebben gehoord en/of hebben
gezien, dan wel de richting en/of snelheid van het door hem, verdachte,
bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet goed kunnen inschatten of hebben
ingeschat
- en/of geen, althans in onvoldoende mate rekening heeft gehouden met
onvoorziene en/of onberekenbare reacties van andere weggebruikers
- en/of die kruising niet, althans met onvoldoende aangepaste snelheid is
genaderd en/of opgereden
- en/of niet, althans in onvoldoende mate ervan uit is gegaan, dat andere
weggebruikers hem, verdachte, en/of het door hem bestuurde motorrijtuig
(personenauto) niet hebben opgemerkt en/of hem (dus) (mogelijk) niet voor
laten gaan
- en/of niet (zo nodig) is gestopt voor genoemde kruising
en/of (daarbij) in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens niet in staat is geweest het door hem bestuurde motorrijtuig
(personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg
kon overzien en/of waarover deze vrij was,
en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met (de
bestuurder van) een ander motorrijtuig (personenauto), die/dat vanaf de
Arboretumlaan die kruising (bij groen licht) was opgereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 11 maart 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. P.J.F.M. de Kerf, advocaat te Nijmegen.
De officier van justitie, mr. T. Feuth, heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 27 juli 2009 heeft verdachte gedurende de uitoefening van zijn functie als politieman samen met zijn collega [naam] werkzaamheden uitgeoefend aan de Nude in Wageningen. Van de meldkamer ontvingen zij een prioriteit 1-melding om zich met spoed naar Wolfheze te begeven vanwege een melding van brand in een woning. Beide verbalisanten zijn hierop in het politievoertuig met zwaailicht en sirene voerend over de Ritzema Bosweg, richting de kruising met de Arboretumlaan en de Beatrixlaan te Wageningen gereden. Op deze kruising wordt het verkeer geregeld door driekleurige verkeerslichten. Gedurende deze rit is verdachte als bestuurder van het voorrangsvoertuig opgetreden. Bij het naderen van deze kruising straalde het verkeerslicht voor verdachte rood licht uit. Voor het oprijden van de kruising heeft verdachte gas geminderd en op de claxon gedrukt waardoor het geluidssignaal sterker en de duur tussen de geluidstonen korter werd. Verdachte heeft hierbij niet gelet op zijn snelheid en de snelheidsmeter in de door hem bestuurde auto. Nadat verdachte meende dat het veilig was, heeft hij de stopstreep gepasseerd en is voorbij het in zijn richting rood licht uitstralende verkeerslicht gereden. Tijdens het oprijden van deze kruising heeft verdachte te laat gezien dat van rechts uit de Arboretumlaan, waar het verkeerslicht groen licht uitstraalde, een zwarte Peugeot 206 personenauto aan kwam rijden. Verdachte is met een snelheid van ongeveer 88 km/uur de kruising opgereden en is met een snelheid van ongeveer 67 km/uur tegen deze personenauto gebotst. Ten gevolge van de botsing heeft de bestuurster van de Peugeot 206, mevrouw M.C. [slachtoffer], letsel opgelopen, waaronder scheurtjes in haar bekken, waardoor zij enige tijd was verhinderd haar normale bezigheden uit te voeren.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd begrip te hebben voor het feit dat verdachte als bestuurder van een politievoertuig met zwaailicht en sirene op weg is gegaan naar een spoedmelding. De weersomstandigheden waren die dag goed, maar verdachte heeft veel te hard de kruising over willen rijden. In de Brancherichtlijn Verkeer staat beschreven hoe men onder deze omstandigheden dient te handelen bij het negeren van een rood verkeerslicht. Verdachte had volgens deze richtlijn alleen een rood verkeerslicht mogen negeren met een snelheid van maximaal 20 km/uur. Nu verdachte de kruising is opgereden met een snelheid die ruim vier keer hoger is dan de voorgeschreven snelheid, acht de officier van justitie bewezen dat verdachte zeer onachtzaam en onoplettend heeft gereden en daardoor zijn voertuig niet tijdig tot stilstand heeft weten te brengen. De officier van justitie acht derhalve bewezen dat verdachte schuldig is aan hetgeen hem primair ten laste is gelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat uit het proces-verbaal blijkt dat verdachte in samenwerking met zijn collega [naam] als bijrijder pro-actief en alert is geweest. Beiden zijn daarbij attent geweest op tegemoetkomend verkeer en het verkeer dat van de zijwegen komt. Voorts heeft de raadsman ter terechtzitting een brief van de groepschef, de heer H.E. [naam], overgelegd waarin hij verklaart dat tot nu toe niets op verdachte’s rijgedrag valt aan te merken. Bij de bewuste kruising hadden zowel verdachte als zijn bijrijder oogcontact met een buschauffeur, voetgangers en een fietser. Verdachte heeft zich ervan vergewist dat de kruising vrij was en is deze vervolgens opgereden. Totaal onverwacht kwam de Peugeot 206 van rechts. Deze auto was 20 á 30 meter voor de stopstreep niet zichtbaar. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte weliswaar te hard heeft gereden, maar dat in dit soort spoedeisende gevallen agenten geen tijd hebben om op de kilometerteller te kijken zodat zij hun snelheid moeten inschatten. Voorts is de Touraeg waarin verdachte reed een snelle auto waardoor hij niet heeft gemerkt hoe hard hij reed. Tot slot dient er rekening mee gehouden te worden dat de bestuurster van de Peugeot 206 het voorrangsvoertuig totaal niet heeft gehoord of heeft zien aankomen. Zij is zonder op of om te kijken de kruising opgereden. Het is niet aan verdachte te wijten dat de aanrijding heeft plaatsgevonden zodat hij dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Beoordeling van de standpunten
Om tot een veroordeling op grond van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 te kunnen komen, is vereist dat de verdachte zich roekeloos of zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam heeft gedragen. Hiervoor geldt dat in ieder geval sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van (verwijtbare) onvoorzichtigheid. Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Uit de overige omstandigheden van het geval kan eventueel blijken van het bestaan van verontschuldigbare onmacht. Dit dient de rechtbank te onderzoeken.
vervolg van:
http://jure.nl/bp9052