Ik zou aan deze en andere discussies over regionalisering de volgende beschouwing willen toevoegen:
(Aan te raden literatuur om onderstaande bijdrage beter te kunnen volgen: Easycratie, de toekomst van werken en organiseren.
Http://easycratie.nl/ Ik raad aan dit boek te downloaden (gratis))
Waarom de huidige reorganisatie van Brandweer Nederland in verplichte regionalisering nu al failliet is.Er is in Nederland een mooi en goed boek beschikbaar over de wijze waarop de huidige stand van technologie, met name de social media, de wijze van samenwerken binnen organisaties en dus ook de structuren doet wijzigen.
Belangrijk kenmerk van wat dit boek zo uitstekend beschrijft is dat strikt hiërarchische organisaties door de wijze waarop informatie door de organisatie wordt doorgegeven van top naar werkvloer en omgekeerd nu zo contra productief zijn dat de continuïteit in gevaar komt.
Nu is dit natuurlijk een zelf regelend principe als het gaat om commerciële organisaties. Immers er komt concurrentie van anderen die het effectiever doen en de organisatie die niet effectief werken worden vanzelf of uitgeschakeld of gedwongen om ook effectiever te werken.
Helaas geld dit nauwelijks voor overheids organisaties. Zeker deze die niet of nauwelijks in aanmerking komen voor privatisering en de werking van concurrentie.
In Nederland heeft men besloten om de brandweer weg te halen uit de gemeentelijke structuren en deze onder te brengen in regionale en misschien op termijn zelfs landelijke organisaties. (Waarom moet ik bij deze besluitvorming denken aan de spreuk "Inspraak zonder inzicht leidt tot uitspraak zonder uitzicht).
Als ik kijk naar de wijze waarop vooral vrijwillige brandweer korpsen zijn georganiseerd en dat is al snel 80% van alle brandweerkorpsen in Nederland, dan zie je veel overeenkomst met wat in het genoemde boek wordt omschreven als Easycratie.
Zeker in de kleinere korpsen, in gemeenten tot ca 50.000 inwoners, en daar waar de leiding uit eigen geledingen komt of een groei pad tot management heeft/had binnen vrijwillige korpsen, zie je dat de invloed van de vrijwillige brandweerleden groot is.
Vrijwillige brandweerlieden hebben in hun dagelijkse leven namelijk andere bezigheden. Daarom heb je een veelheid van verschillende vaklieden in een vrijwillig korps. Dikwijls bestaat het vrijwillige deel van het hogerkader en midden kader, de bevelvoerders, uit mensen die ook in hun dagelijks leven gewend zijn leiding te geven. Deze hebben ondernemers vaardigheden en stellen deze vaardigheden ook ten dienste aan het brandweer korps. Ook binnen de niet leidinggevende zit veel bekwaamheden. Je ziet vakmensen uit de bouw, uit de techniek maar ook automatiserings deskundigen en administratief opgeleide mensen.
Al deze knowhow wordt, als het management er open voor staat, gebruikt ten gunste van het korps. Immers er is een grote saamhorigheid in de vrijwillige brandweerkorpsen. Het is immer “hun” korps en ook het materieel is van “hun”. Logisch dus dat er zuinig en zorgvuldig wordt omgesprongen met alle door de gemeenschap ter beschikking gestelde middelen. Voor en door de burgers, men staat dicht bij de gemeenschap.
Dikwijls zie je dat ook binnen het gemeentelijke politieke kader. Ons kent ons en dus is er dikwijls ook een goede connectie tussen de gemeenteraad en de brandweer. Mensen die zich in een gemeenschap inzetten voor het algemeen zijn dezelfde mensen die dit belangrijk vinden en dus lid worden van een brandweerkorps. Het komt nog relatief veel voor dat men zowel lid is van een brandweerkorps en ook actief is in andere locale activiteiten zoals de locale politiek.
Er zijn veel ontwikkelingen die deze samenhang onder druk zetten.
Zeker is het noodzakelijk dat gemeenten onderling samenwerken in regionaal verband om de boven gemeentelijke gevaren gezamenlijk te bezweren. Er is niets in te brengen tegen samenwerken. Ook het opheffen van bijvoorbeeld gemeentelijke grenzen voor de inzet van een korps is een goede ontwikkeling. Die eenheid die als eerste ter plaatse kan zijn, moet ook hiervoor ingezet worden. Bij grotere incidenten is het een grote vooruitgang dat via regionale samenwerking structuren zijn ontwikkeld om deze incidenten te bestrijden.
Er is ook niets op tegen om daarvoor regionale organisaties op te richten en in stand te houden.
Echter het is duidelijk dat de leiding van deze regio’s vinden dat ze moesten “vechten” tegen de inzichten van de lokale gemeentelijke korpsen en zeker voor een deel waren de wensen vanuit de regio legitiem. Veel lokale korpsen waren erg beschermend voor hun eigen cultuur zonder in te zien dat zij daarmee logische en goede ontwikkelingen frustreerden. In zoverre is dus de ontwikkeling en het ingrijpen hierin te verklaren.
Zo goed als alle regio’s zijn gegroepeerd rond de grote(re) gemeenten die in het algemeen volledig beroeps of een sterke beroepskern hadden. De leiding van deze korpsen hebben natuurlijk een totaal ander management model dan de lokale vrijwilligers korpsen. Helaas heeft dat door de tijd heen ook geleid tot onderling wantrouwen.
We kunnen in het algemeen in ieder geval stellen dat deze grotere korpsen en dus ook de regio die meestal hieraan gekoppeld zijn, overwegend sterk hiërarchisch van structuur zijn en ook mede daarom sterke bureaucratische trekken hebben.
We zien dus in hoofdlijnen een overwegend bureaucratisch centraal korps, tevens de kern van de regio en vele lokale gemeentelijke vrijwillige brandweerkorpsen die juist veel meer easycratisch ingesteld zijn.
Tot zo'n 5 jaar geleden werd er met behoud van de locale korpsen de regionale brandweer verder vorm gegeven.
In mijn beleving werd hierbij goede vooruitgang geboekt. Men werkte steeds nauwer samen op gebied van de grotere incidenten en voorbereiding hierop en de minder sterke punten van vrijwillige korpsen konden worden aangevuld. Bijvoorbeeld voor bepaalde incidenten was binnen een lokaal korps een Officier van Dienst nodig met voldoende kennis en ervaring. Voor een lokaal korps was het dikwijls niet mogelijk om hierin op basis van 24/7 te voorzien. Door dit gezamenlijk te regelen kon hierin worden voorzien. Zo zijn er nog vele voorbeelden te noemen. Naar mijn beleving was dit “the best of both worlds” met behoud van de efficiëntie van de lokale korpsen en met behoud van inbedding in de lokale gemeenschap. Ook was er een duidelijke democratische directe controle.
Want de gemeenteraad, als hoogste orgaan in de gemeente, had bovendien nog steeds invloed op de mate van brandweerzorg die men zijn burgers wilde aanbieden.
Ik noemde al eerder dat binnen vrijwillige korpsen er veel betrokkenheid is/was bij het korps. Dat betekent ook dat er veel tijd en energie in het korps wordt gestoken door de leden en deze leden worden lang niet altijd betaald voor de tijd die zij aan het korps besteden. Ook inzet van materialen en het beheer van de materialen wordt omdat het “eigen” gevoel aanwezig is efficiënt en met grote zorg uitgevoerd. De meeste korpsen boden dan ook om deze reden een goede prijs/prestatie verhouding.
Nu heeft men in Nederland besloten om de locale korpsen op te heffen en onder te brengen in regionale korpsen.
Ik zie dit als een omgekeerde beweging van de wijze waarop organisaties zich aan het ontwikkelen zijn.
Organisaties dienen om succesvol te zijn, zich te ontwikkelen van bureaucratische, hiërarchische vorm naar een vorm waarin de medewerkers know-how veel meer tot zijn recht komen, de easycratie. Van groot alles regelende naar kleine organisatorische, in belangrijke mate zelfsturende eenheden met slechts een kaderstellende en faciliterende grotere overkoepelende hoofdorganisatie.
Echter deze regionaliserings beweging is een ontwikkeling naar een bureaucratisch model. Door de groei van de span of control van de regionale organisatie wordt bureaucratie versterkt. Door het weghalen van deeltaken wordt als extra gevolg ook de betrokkenheid van de lokale vrijwilligers verminderd en ontmoedigd.
Naar de politieke besluitnemers, de gemeenteraden, is de motivatie om de lokale brandweer over te dragen aan de regio, vooral dat het efficiënter zou zijn en dat de veiligheid van de burgers beter geborgd zou zijn. Hierbij wordt geappelleerd aan o.a. de organisatie van de rampbestrijding.
De resultaten zijn inmiddels in veelvoud zichtbaar.
Regio’s moeten ineens significante besparingen doorvoeren en zien als middel verschillende maatregelen. Bijna overal betekent het de hoeveelheid beschikbare eenheden verminderen, de tijd tussen alarm en ter plaatse komen van het eerste voertuig oprekken van 8 minuten naar 15 minuten is daartoe een middel. Snelle interventie voertuigen zijn dan een doekje voor het bloeden.
Men stelt voor om bepaalde diensten, zoals het hebben van een duikteam op te heffen of sterk te verminderen. De verdeling (lees vermindering) van het aantal eenheden wordt “geoptimaliseerd”.
Ook zijn er voorstellen om de controle op brandveiligheids maatregelen te verminderen of op te heffen. Want het is de eigenaar van een pand zijn verantwoordelijkheid om te zorgen dat een pand veilig gebruikt kan worden. (Controleren wij ook niet meer op snelheid op de wegen omdat het de verantwoordelijkheid is van de bestuurder om niet te snel en veilig te rijden ?)
(Het is deze maand een eeuw geleden dat in New York een desastreuze brand was in een kleding fabriek met vele doden die aanleiding was tot veel wetgeving op gebied van veiligheid in gebouwen, ook hier in Nederland)
Wat onder de noemer van efficiëntie en optimalisering gebeurt is dat er zoveel eenheden verdwijnen, dat bij een groot incident de inzet van voldoende eenheden nauwelijks meer gewaarborgd is. Kleinere gemeenten moeten het straks zonder vrijwillige brandweer post stellen.
(denk even aan de elders op dit forum te vinden discussie over inzet van een bedrijfsbrandweer die niet meer mag waardoor een heel gebied pas na 15 minuten brandweerzorg kan krijgen.)
Voor bijzondere gelegenheden zijn er geen eenheden meer beschikbaar
Men durft zelfs te stellen dat de brandweer er niet snel behoeft te zijn, omdat er toch nooit levens worden gered door de brandweer. (volgens het CBS afgelopen jaar zijn er 89 mensen door de brandweer uit een brand gered)
Van de redenen om korpsen over te dragen aan de regio is tot nu toe niets terecht gekomen, zelfs het tegendeel is tot nu toe bereikt.
Posten worden gesloten en de slagkracht, zeker de “stille” reserve slinkt weg. De opkomsttijd neemt toe, de motivatie bij de vrijwilligers loopt snel terug en de kosten stijgen ondanks alles.
En de gemeenten kunnen nauwelijks meer invloed uitoefenen op het lokale beleid en kunnen dus nauwelijks doen wat eigenlijk hun taak is en dat is voor de lokale bevolking hun veiligheids niveau bepalen en de prijs die men bereid is hiervoor te betalen.
Effectief is hiermee het democratisch gehalte van de gemeente mbt tot brandweerveiligheid naar een zeer laag niveau gedaald.
Wat zijn mijns inziens de redenen dat de kosten stijgen.
Er zijn verschillende belangrijke redenen te noemen waarom vrijwillige korpsen het moeilijk hebben gekregen.
Een belangrijk probleem is de opkomst van automatische brandmeldsystemen. Op steeds meer plaatsen worden deze geëist. Zo niet door de brandweer, dan wel door de verzekering.
Elk van deze installaties leidt helaas tot veel valse meldingen.
Daar zijn verschillende redenen voor. Organisaties zijn slordig met het gebruik. De technische installaties zijn niet zodanig ingericht dat valse meldingen worden tegengegaan. Bijvoorbeeld pas een melding als ten minste 2 melders zijn aangesproken. Ook de organisatie rond een melding kan meewerken. Bijvoorbeeld 5 minuten wachttijd voordat een melding wordt doorgegeven.
Hoe dan ook valse meldingen zijn kostbaar. Tot wel 50% van alle alarmen zijn inmiddels afkomstig van meldsystemen en in 98% van de gevallen is er niets aan de hand.
Vrijwilligers die hiervoor op moeten komen, raken zelf gedemotiveerd maar ook hun werkgevers zijn steeds minder bereid om hun medewerkers hiervoor beschikbaar te stellen.
En de kosten hiervan zijn inmiddels enorm terwijl de veroorzakers nauwelijks hiervan de gevolgen dragen.
De eisen die aan de brandweer worden gesteld worden steeds hoger. Nu is kwaliteit zeker belangrijk, gezien dat men met mensenlevens te maken heeft, maar men kan zich afvragen hoe ver je moet gaan. De drive naar kwaliteit heeft niet wezenlijk tot minder of kleinere branden geleid en ook niet tot wezenlijk minder slachtoffers. De groei in brandschade en verlies van levens zal de komende tijd vooral veroorzaakt worden door de doorgeslagen bezuinigingen.
Ook zijn werkgevers minder bereid om hun medewerkers beschikbaar te stellen. Dit is dus ook een gevolg van de vele uitrukken.
Dat is zeker een zorgelijke ontwikkeling die een aanslag doen op de mogelijkheid om een goed werkend vrijwillig brandweerkorps in stand te houden. Echter opheffen van een korps is toegeven aan deze problemen en niet deze problemen fundamenteel aanpakken.
Vrijwillige eenheden staan ook onder druk als de vrijwilligers minder gemotiveerd raken. Immers lid zijn van een brandweerkorps vraagt ook veel van het thuisfront. Als een vrijwilliger steeds maar weer thuiskomt met onlustgevoelens kan de balans ten gunste van de privé situatie doorslaan en neemt de vrijwilliger ontslag. Als hij echter enthousiast thuiskomt, dan zal de partner ook positiever staan tegenover het vrijwillig brandweerschap en bereid zijn de nadelen voor het thuisfront te accepteren. Deze balans zie je op dit moment bij steeds meer vrijwilligers ten ongunste verschuiven. Er is niet veel meer voor nodig om deze naar stoppen door te laten slaan.
Maar kosten stijgen nog meer en de problemen stijgen extra door het opheffen van de lokale korpsen. Vrijwilligers voelen zich in toenemende mate minder verantwoordelijk voor hun eigen korps, immers de schaal is veel groter geworden. Dus men zal minder zuinig worden op het materiaal, sterker nog je hebt nauwelijks meer “eigen” materiaal. Beheer van voertuigen wordt centraal geregeld en je krijgt voertuigen toegewezen. Omdat alles nu past in het grote geheel zal men ook minder, tot niet, bereid zijn om tijd te besteden aan het korps zonder dat daar een vergoeding tegenover staat. Alles moet nu betaald worden.
Dus zowel de personele kosten (uren) stijgen, ook het onderhoud en omgaan met materiaal zal duurder worden.
Ook werkgevers zien het beschikbaar stellen van hun personeel voor hun eigen gemeente (met name middenstanders gevestigd in deze gemeente) anders dan voor een onpersoonlijke regio.
Er zijn vele management lagen bijgekomen en ook zijn er specialistische afdelingen nodig. In vrijwillige korpsen worden meestal de uren administratie en personeelszaken erbij gedaan, dikwijls door een vrijwilliger. Deels ook door de personeelsadministratie van de gemeente die dit erbij doet. Dit kost veel minder geld dan door de stafafdeling. Ook alle management lagen moeten betaald worden. Die waren niet of veel minder nodig en de beloning van het (top-) management wordt voor een deel bepaald door de grootte van de organisatie. Hoe groter de organisatie, hoe hoger het salaris.
Het is opvallend dat de destructieve bezuinigingsronden in sommige regio’s, pas aan de orde is nadat de gemeenten hun korps hebben overgedragen aan de regio. En betalen de gemeenten nu minder voor de brandweerzorg? In het algemeen niet. Men betaald hetzelfde of zelfs meer. (In mijn gemeente Barendrecht, 800.000 Euro per jaar meer) Maar men krijgt minder in de vorm van de directe brandweerzorg. (Barendrecht heeft 1 brandweervoertuig in moeten leveren)
Er zijn zeker ook voordelen te noemen aan de nauwere samenwerking, maar mijns inziens waren deze ook zeker te bereiken met een andere vorm van samenwerking waarbij de lokale korpsen in stand zouden zijn gebleven.
Aan begin van dit jaar sloot ik 40 jaar brandweer vrijwilliger zijn af. Ik kan dan alleen nog als lid van de gemeenteraad enige invloed (maar zeer beperkt) uitoefen op het reilen en zeilen van onze brandweer.
Ik kijk met grote zorg naar de toekomst.
Maarten van ’t Hof.
Voorheen lid vrijwillige brandweer, post Barendrecht, (VRR)
Lid gemeenteraad voor de VVD in Barendrecht.