VERVOLG
De Inspectie OOV constateert in de eerdergenoemde ADR-rapportage dat het de veiligheidsregio’s veel tijd kost om bij rampen en zware ongevallen uit de startblokken te komen. Belangrijke knelpunten worden gesignaleerd in de alarmering, opschaling, beschikbaarheid van sleutelfunctionarissen, multidisciplinaire afstemming binnen de meldkamer en het informatiemanagement op operationeel niveau.
Deze stand van zaken baart mij grote zorgen. Om het bestuur beter te ondersteunen bij de beeldvorming en besluitvorming over redelijk te stellen eisen aan operationele prestaties laat ik daarom onderzoeken of en hoe het instrumentarium aangepast moet worden. Dit onderzoek is gestart en wordt spoedig afgerond.
Verder is het afgelopen jaar de besturen van de veiligheidsregio’s gevraagd om het uniforme referentiekader voor opschaling (GRIP) binnen een jaar geďmplementeerd te hebben. Daarmee borgen de veiligheidsregio’s dat de opschaling effectief eenduidig en multidisciplinair verloopt.
Om een goede verdeling van het beschikbare potentieel voor rampenbestrijding en crisisbeheersing te bewerkstelligen, heb ik in 2005 het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) opgericht. Met dit LOCC lever ik een bijdrage aan het verbeteren van de snelheid van opschaling van operationele slagkracht en het ter plaatse krijgen van voldoende capaciteit.
Om de kwaliteit van de basisprocessen in de rampenbestrijding en crisisbeheersing te bepalen, heeft het Landelijk Beraad Crisisbeheersing (LBCB) mij onlangs een rapport aangeboden met basis vereisten. Op korte termijn zal ik beslissen hoe deze vereisten in wet- en regelgeving kunnen worden vastgelegd. Multidisciplinaire samenwerking en afstemming
De multidisciplinaire samenwerking wordt nog steeds gehinderd door verschotting tussen de diensten. Dit beeld sluit aan bij de bevindingen van de Inspectie OOV die in haar ADR rapportage signaleert dat het multidisciplinaire bewustzijn van de uitvoerende diensten nog onvoldoende is. De samenwerking en afstemming met overige crisispartners (bijvoorbeeld de Defensie, de waterschappen en nutsbedrijven) krijgt binnen de regio’s steeds meer aandacht, maar moet verder verbreed en verbeterd worden.
De vorming van de Veiligheidsregio’s is een voortgaande ontwikkeling. Het voorstel op de Wet Veiligheidregio’s en het bestuursakkoord dat ik met de VNG wil sluiten moeten voorzien in een adequate bestuurlijke organisatie van de veiligheidsregio’s. De multidisciplinaire samenwerking en afstemming zullen daardoor versterken. Met de ontwikkeling van referentiekader voor het regionale crisisplan ondersteun ik de vorming van uniforme multidisciplinaire crisisorganisaties in de veiligheidsregio’s.
Oefenbeleid
Een goede voorbereiding op rampen en crises betekent dat mensen, middelen, plannen en organisaties goed geoefend moeten zijn. Dit krijgt steeds meer structurele aandacht en regio’s leggen dit vast in (meerjarige) oefenbeleidsplannen. Verdere intensivering van de oefenfrequentie en de kwaliteitsverbetering van het oefenbeleid is echter gewenst. Oefenen mag daarbij geen doel op zich worden maar moet bijdragen aan de integrale kwaliteit van de voorbereiding op de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het bepalen van het risicoprofiel, het maken van operationele plannen, het realiseren van een operationele organisatie en opleiden en oefenen moeten één samenhangende keten vormen.
Hoewel de primaire verantwoordelijkheid voor het hebben van een goed geoefende regionale crisisorganisatie ligt bij het bestuur van de regio’s zelf, probeer ik zoveel mogelijk randvoorwaarden te creëren voor het vaker multidisciplinair oefenen binnen genoemde ketenaanpak. Zo ondersteun ik de implementatie van kwaliteitsnormen op dit gebied, de benutting van oefenexperts, de uitwisseling van kennis via een oefendatabank, de inzet van oefenevaluatieteams, het benutten van nieuwe oefenmethodes (virtueel oefenen), doe ik onderzoek of een Landelijk Multidisciplinair Oefencentrum een kwaliteitsimpuls kan geven aan het oefen- en opleidingsbeleid en verleen ik financiële steun aan multidisciplinaire oefeningen waardoor regio’s in de gelegenheid worden gesteld (extra) te oefenen.
Conclusie
Resumerend stel ik vast dat de afgelopen jaren door gemeenten en regio’s forse stappen zijn gezet op weg naar een betere rampenbestrijding en crisisbeheersing. Er is echter nog veel werk aan de winkel. In de meeste regio’s is de planvorming op orde maar moet de focus meer komen te liggen op het realiseren van een kwalitatief voldoende organisatie door de uitvoering van deze plannen. Belangrijke knelpunten in de basisprocessen van rampenbestrijding en crisisbeheersing liggen op het gebied van melding en alarmering, opschaling, beschikbaarheid van sleutelfunctionarissen voor leiding en coördinatie en multidisciplinaire afstemming en informatievoorziening. Ik zal de komende tijd krachtig inzetten op het vastleggen van kwaliteitseisen voor de verbetering van de kwaliteit van deze basisprocessen en op een betere organisatie van de operationele capaciteitsplanning, zodat tijdens rampen en crises zorgvraag en zorgaanbod beter en sneller naar elkaar kunnen worden toegebracht. Daarnaast blijf ik investeren in meer multidisciplinair denken en optreden. De veiligheidsregio is aan zet om zich verder te ontwikkelen tot een slagvaardige multidisciplinaire organisatie voor rampenbestrijding en crisisbeheersing op decentraal niveau. Waar nodig zal ik de Inspectie OOV inzetten om de voortgang te monitoren, knelpunten zichtbaar te maken en het proces in de veiligheidsregio met gerichte adviezen te ondersteunen.
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,