Het verschil tussen art. 59 (bijstand krijgsmacht) en art. 60 (specialistische bijstandseenheden) is in de praktijk wat vaag, inderdaad. Specifiek voor oproer heeft de krijgsmacht op basis van art. 59 geen specifieke middelen, maar op basis van art. 60 wel (KMar bijstandseenheden, met de pantserwagens). Voor bijvoorbeeld counterterrorisme wordt art. 59 ook overgeslagen (één van de weinige publieke voorbeelden is de mogelijke aanslag op een aquaduct jaren geleden) en direct overgeschakeld naar art. 60. De gevolgde redenering is dan ook dat de krijgsmacht met een reguliere inzet niet de gewenste bijstand kan leveren, bijvoorbeeld omdat reguliere bijstand in tijd, mensen, middelen, specialismen, etc. niet kan voldoen.