OM eist gevangenisstraf voor plaatsen nepbomhttp://www.om.nl/actueel/nieuws-persberichten/@160937/eist-gevangenisstraf/21 mei 2013 - Arrondissementsparket Oost-Nederland
Het Openbaar Ministerie heeft 30 maanden gevangenisstraf geëist tegen een 24-jarige man uit Enschede. De man wordt er van verdacht een nepbom te hebben geplaatst bij een advocatenkantoor en bij een tankstation in Enschede. Bij het tankstation heeft hij door te dreigen met een ontploffing geprobeerd een medewerker geld afhandig te maken.
Op 12 november 2012 kreeg de politie een melding van een verdacht pakketje bij een advocatenkantoor aan de Laaressingel in Enschede. Het ging om een zwart pakketje ter grootte van een schoenendoos met daaraan draden en een zichtbaar rood lampje. Na onderzoek ter plaatse door de Explosieven Opruimingsdienst (EOD) bleek het te gaan om een nepbom.
Op 19 november 2012 kwam er, rond half een 's nachts, bij een medewerker van een tankstation aan de Boulevard 1945 in Enschede een telefoontje binnen waarbij een man vertelde dat hij een plastic zak bij de auto van de medewerker had gelegd. De medewerker moest hier binnen enkele minuten geld in doen, anders zou het tankstation worden opgeblazen met explosieven. Op het grasveld bij het tankstation lag een pakketje dat verpakt was in een plastic zak, deze bevatte ook een nepbom.
De officier van justitie acht bewezen dat de 24-jarige man beide nepbommen heeft geplaatst en heeft geprobeerd geld afhandig te maken van de medewerker van het tankstation. De bommelding van 12 november 2012 heeft geleid tot grote inzet van verschillende overheidsdiensten waaronder defensie. De directe omgeving is ontruimd waardoor een groot aantal bewoners hun woning moest verlaten. Tijdens het onderzoek bij het tankstation is het tankstation geheel ontruimd geweest. Alles bij elkaar heeft het veel maatschappelijke onrust veroorzaakt en dat kan de verdachte in ernstige mate worden aangerekend. De officier heeft daarom 30 maanden gevangenisstraf geëist.
De rechtbank Overijssel, locatie Almelo doet uitspraak in deze zaak op 4 juni.